P1090076hinter-1024x763.jpg

Speuren naar het verleden in het Noordlaarderbos

In december 2012 heeft het project Onderzoek Geschiedenis Noordlaarderbos €10.000 subsidie gekregen. Ingrid Schenk, coördinator van het project, beantwoordt een paar vragen en legt ons uit wat het allemaal inhoudt.

Hoe oud is het Noordlaarderbos en waarom is het zo bijzonder?
Het bos is als productiebos aangeplant tussen 1850-1860 en uitgebreidt in 1910. Voor die tijd was het een groot heideveld met de naam het Groote Veld. Sinds 1932 is Natuurmonumenten de eigenaar van het bos, dat 110 ha groot is. Vaak wordt van het Noordlaarderbos gedacht dat er alleen maar bomen staan, maar dat is niet zo. Het bos heeft namelijk niet alleen een rijkdom aan natuur, maar ook aan geschiedenis. Verscholen onder bomen en struiken bevinden zich talloze sporen uit het verleden. Zo zijn er te vinden, onaangetaste bodemlagen van duizenden jaren oud, stuifduinen, pingoruïnes (overblijfselen uit de ijstijd), routes van karrensporen uit de Middeleeuwen en sporen uit Tweede Wereldoorlog (o.a. tankgrachten, loopgraven en schuttersputjes). Allemaal sporen die zich uiten in een verschil in de hoogte van de bodem.

Wat is het onderzoeksproject Noordlaarderbos en hoelang is het al bezig?
Het doel van het onderzoeksproject is het onderzoeken van de bovengenoemde sporen uit het verleden die nog te vinden zijn in het Noordlaarderbos. Natuurmonumenten en de provincie Groningen zijn de initiatiefnemers van het project. Ze vinden het belangrijk dat het onderzoek gebeurt door omwonenden, zodat deze betrokken worden bij de cultuurhistorie van hun omgeving. In de winter van 2010 vond de aftrap plaats en de verwachting is dat het project tot en met 2014 zal doorlopen. Het onderzoek gebeurt door vrijwilligers. Zij werken vanuit drie invalshoeken om de geschiedenis boven water te halen, namelijk het doen van veldwerk, spitten in archieven en praten met omwonenden die nog veel van vroeger weten.

Wat voor soort onderzoeken doen jullie precies en hoe?
We brengen de hoogteverschillen in het Noordlaarderbos in kaart. Er bestaat al een bestand waarin de hoogteverschillen in Nederland zijn opgenomen (het Actueel Hoogtebestand Nederland - AHN), maar die is door de begroeiing in het Noordlaarderbos niet nauwkeurig genoeg. Juist omdat de hoogteverschillen in het Noordlaarderbos beperkt zijn tot hoogstens 5 meter is nauwkeurigheid zeer belangrijk om de verschillende sporen uit het verleden te registreren. Om de precieze coördinaten en hoogtes van de sporen te kunnen bepalen, hebben we de hulp ingeschakeld van een ingenieursbureau. De metingen in het bos gebeuren door vrijwilligers met behulp van laserapparatuur en waterpasmetingen. Vervolgens verwerkt het ingenieursbureau de gegevens en maakt er hoogtekaarten van. Ook zal er archeologisch onderzoek plaatsvinden door het graven van proefsleuven en vindt bodemonderzoek plaats door middel van grondboringen. Het veldwerk wordt begeleid door de provinciaal archeoloog Henny Groenendijk en boswachter Booi Kluiving van Natuurmonumenten.

Het project loopt vooral in de herfst en winter. Waarom is dat? Is het dan niet veel te koud en nat?
Het veldwerk kàn alleen maar in de herfst en winter gebeuren. De hoogteverschillen in de bodem zijn namelijk niet te meten als er blad aan de bomen en struiken zitten en er varens groeien. Ook geeft Natuurmonumenten alleen voor de winterperiode toestemming om buiten de wandelpaden te meten. Zodra in maart het broedseizoen begint en de blaadjes en varens weer gaan groeien, moet het werk stoppen. Dit betekent dat de grootste onzekerheid bij het veldwerk het weer is. Als het hard regent, sneeuwt of stormt kan er niet worden gemeten.

Jullie hebben recent €10.000 subsidie gekregen voor het project. Van wie komt dit geld en wat gaan jullie er mee doen?
Het geld is bestemd voor de meetwerkzaamhden en archeologische graafwerk door een ingenieursbureau. Dit houdt dus in het inmeten van de coördinaten en NAP-hoogtes, het maken van kaarten en het regelen van proefsleuven. Het Loket Leve(n)de Dorpen (onderdeel van Programma Landelijk Gebied) heeft de subsidie verleend. Als co-financiers leveren ook de gemeente Haren en de provincie Groningen een bijdrage. Samen stellen de drie partijen €10.000 beschikbaar. Daar bovenop komen nog de jaarlijkse bijdragen van Natuurmonumenten.

Wat is het leukste dat jullie tot nu toe hebben ontdekt?
Ons fascineert het meest dat eeuwenoude sporen in het bos nog te vinden zijn. Zo kun je nog zien hoe de routes van de karren in de Middeleeuwen liepen en hoe ze de weg van de minste weerstand volgden door laagtes en hoogtes te vermijden. Wat ons ook intrigeert is dat in de bodem nog sporen van de laatste en voorlaatste ijstijd terug te vinden zijn.

Hoeveel mensen werken er mee aan dit project en zijn dit allemaal vrijwilligers? Wat gebeurt er met de gegevens die zijn verzameld?
We zijn een enthousiaste groep van 14 vrijwilligers die in de omgeving van het Noordlaarderbos wonen. We hopen dat door onze inzet de geschiedenis van het Noordlaarderbos tot leven wordt gebracht. Ook hopen we dat de uitkomsten van het onderzoek een grotere rol gaat spelen in cultuurhistorische beleidsontwikkelingen van gemeente, provincie en Natuurmonumenten. Ook zou het geweldig zijn als er uiteindelijk een boekje wordt uitgegeven over de rijke geschiedenis van het Noordlaarderbos. We vinden het prachtig dat ons onderzoek al geleid heeft tot een drie-tal verhalen op de website van de provincie Groningen.


Verkeersspiegel

In de jaren 1920-1930 werd de verkeersintensiteit steeds groter; ongelukken kwamen steeds vaker voor. Met de toegenomen verkeersdrukte kwamen ook er maatregelen om die drukte te beteugelen of in goede banen te leiden.

Bij gevaarlijke kruisingen en bij straten waar de huizen tot dicht op de hoek waren gebouwd was het uitkijken geblazen. Bovendien was er verschil tussen het nog steeds in gebruik zijnde paard en wagen, waarbij de koetsier een eind achter het hoofd van het paard zat en de opkomende automobiel waar de bestuurder toch vrij dicht achter de voorkant van de auto zat. Denk daarbij ook aan het verschil in snelheid en de ook net in gebruik genomen tram. Een van de maatregelen die overal werden genomen was het plaatsen van verkeersspiegels. Deze ‑ ook nu nog wel in gebruik, maar dan in klein formaat en bij uitritten e.d. ‑ werden geplaatst bij moeilijke en gevaarlijke kruisingen. In Haren kwam er ook een tegenover de Havenstraat (nu Meerweg) aan de Rijksstraatweg voor het café, waar nu een Chinees restaurant gevestigd is.

Maar de VVV (of het nu de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer of de Vereniging voor Veilig Verkeer was is niet uit te maken) was zo slim om tegelijk met de verkeersspiegel een bank te plaatsen, zodat de senioren uit die tijd er rustig bij konden zitten om de toename van de verkeersdrukte te observeren en van commentaar te voorzien. De spiegel werd geplaatst met steun van de gemeente en het onderhoudsschilderwerk werd in 1926 uitbesteed aan schilder J.C. Wedda voor 28 gulden. Zo leverde de verkeersspiegel een bijdrage aan de veiligheid van het verkeer, gade geslagen door senioren.

Helaas liep het niet zoals men wilde. In de vergadering van de VVV in mei 1925 werd voorgesteld om witte strepen op de weg aan te brengen om de hoge snelheid te matigen en als extra waarschuwing voor het naderen van een onveilig kruispunt. Waarschijnlijk werd door de bestuurders niet zo vaak in de spiegel gekeken! Men hoopte dat dit voldoende zou zijn, want voor het gebruik van zgn. ‘schildpadruggen’ (hobbels in de straat) in de straat liep men niet warm. Na het opheffen van de tramlijn was de noodzaak van de verkeersspiegel minder en kwam ook daar een einde aan. De VVV-bankjes werden elders geplaatst.

Roelof van Wijk

Verdwalen in eigen woonplaats

De laatste tijd is een eventuele herindeling van de gemeente Haren nog al eens in het nieuws geweest. Of Haren in de toekomst nu bij Groningen wordt gevoegd of niet, de geschiedenis leert ons dat er wellicht meer consequenties zullen zijn dan alleen het opdoeken van de gemeenteraad en het veranderen van de plaatsnaambordjes in ‘Haren, gemeente Groningen’.

In 1969 werd de gemeente Hoogkerk samengevoegd met de gemeente Groningen. Toen ontstond het dilemma dat meerdere straten in Hoogkerk en Groningen dezelfde namen hadden. Na de herinrichting hield ‘grote broer’ Groningen voet bij stuk en werden verschillende straten in Hoogkerk hernoemd. De reden die hiervoor toendertijd werd gegeven was dat het praktisch was de straatnamen te veranderen daar waar de straten de minste huisnummers hadden. En dat was in Hoogkerk en niet in Groningen.

Een snelle blik op de huidige plattegronden van Haren en Groningen leert ons dat ook in onze gemeente straatnamen voorkomen die gelijk zijn aan straatnamen in de stad Groningen. De Kerklaan, Stationsweg, Vondellaan en Muntinglaan zijn hier een paar voorbeelden van. Ook deze straten hebben in Groningen meer huisnummers dan in Haren.

Moeten wij als Harenaars ons al zorgen gaan maken en op de barricaden gaan staan voor behoud van onze straatnamen, of is er 43 jaar na de annexatie van Hoogkerk genoeg veranderd om de straten en lanen in onze gemeente bij hun huidige naam te mogen blijven noemen? Tenslotte zijn er tegenwoordig postcodes die de identificatie van een plaats makkelijker moeten maken. Bovendien raakte Hoogkerk haar zelfstandigheid als gemeente wel kwijt, maar het bleef toch een dorp naast de stad, met dorpshuis en al.

Hopelijk zal het nooit zover komen dat wij Harenaars hier daadwerkelijk over na moeten gaan denken en dat Haren nog lang een zelfstandige gemeente zal blijven. Laten we in elk geval hiervoor op de barricaden gaan!

Maria Staal
Joke Leutscher (Historische Vereniging Hoogkerk)

Op de foto de sky-line van Hoogkerk


 

Begraven in Haren

In vroeger tijd was begraven in onze streken de enige optie en bovendien was het begraven van de doden een van de zeven deugden, die de rooms-katholieke kerk hoog hield, en bij de protestanten werd voortgezet. Hoe ging het in Haren?

De Dorpskerk was omringd door een kerkhof, waar de doden werden begraven. Vaak kreeg een graf een houten ‘paal’, die waarschijnlijk net zo snel verteerde als het begraven lichaam. Voor de meer vermogenden en belangrijke personen was een graf in de kerk mogelijk. Was er eerst ruimte in de kerk omdat er geen banken stonden, later werd ook daar de ruimte beperkter, vaak werd alleen in het koor begraven omdat daar weinig of geen banken stonden. Het begraven werd naast de ‘plicht’ en het ‘goede werk’, vaak een inkomstenbron voor de kerk.

In 1804 kwam er een Napoleontische decreet die het begraven in kerken verbood, maar toen het Koninkrijk der Nederlanden in 1811 werd gesticht, werd deze wet in 1813 weer ingetrokken. Maar al veel eerder waren door artsen en anderen bezwaren geuit tegen het begraven in de kerk en deze kwamen nu in versterkte mate terug. Bezwaren wegens de stank en de invloed van de ‘verrotting’ op de gezondheid van de kerkgangers, bovendien was het herhaaldelijk openen en weer dichten van een graf in de kerk een kostenpost. Bekend is een verhaal dat tijdens de preek een graf instortte en een wolk van stank en zand de kerk vulde. Toch werd er nog begraven in de kerk, omdat er soms door de kerk verplichtingen waren aangegaan, en men het begraven in de kerk daarom moest toestaan.

Definitief werd per 1829 begraven in de kerk verboden. De Hervormde Gemeenten werden schadeloos gesteld voor het derven van hun inkomsten. Tevens werd voor plaatsen met meer dan 1000 inwoners het verplicht om een kerkhof buiten de bebouwde kom aan te leggen. Toen het kerkhof rond de kerk vol was, en er ook nieuwere voorschriften op het gebied van de lijkbezorging kwamen, zocht de Hervormde Gemeente naar een mogelijkheid dichtbij de kerk. Dat bleek een terrein aan de Kerkstraat te zijn, dat aan de kerk hoorde als pastorieland en waar de predikant woonde en zijn moestuin had.

Dit kerkhof werd aangelegd in 1852-1853 en de eerste die daar op 28 mei 1853 werd begraven, was de heer Jan Ellens, overleden Haren 23-05-1853, oud 53 jaar, kleermaker, zoon van Harm Ellens en Geesje Davids en echtgenoot van Trientje Hommes.

Bij het gereedkomen van de begraafplaats aan de Kerkstraat moest de predikant ergens anders wonen en was er voor de predikant een andere pastorie gebouwd, ook op een stuk pastorieland en wel aan de Rijksstraatweg, nu ongeveer tegenover de Potgieterlaan.

Roelof van Wijk

 

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl