Café Blankeweer

Hoe kom je aan de onderwerpen voor je columns, wordt mij wel eens gevraagd. Ach, vaak komen die vanzelf voorbij als je met onderzoek in de archieven bezig bent. Soms zie je direct, dat een archiefstuk basis kan zijn voor een interessant verhaal. Maar soms kan het ook anders gaan en kun je proberen een verhaal te maken van iets wat op het eerste gezicht onduidelijk en oninteressant is. Laat ik u een voorbeeld geven.

In de notulen van de vergadering van BenW van Haren van 7 juni 1905 wordt melding gemaakt van de beslissing op het verzoek van de heer S. Schuur te Stitswerd om sterke drank te mogen verkopen in het beneden lokaal van het perceel kadastraal bekend gemeente Haren sectie F nr. 1060, plaatselijk gemerkt L nr. 3, gelegen aan de grindweg aldaar. BenW overwegen dat deze vergunning verleend kan worden, omdat recentelijk twee andere personen, te weten Jan. S. Perdok en Teunis Willem Albronda een vergunning hebben ingeleverd, waardoor bij verlening van een vergunning aan Schuur het maximum aantal vergunningen niet overschreden zal worden.

Zo’n besluit roept een aantal vragen op. Wie was S. Schuur? Om welk café ging het hier? Wie waren Jan Perdok en Teunis Willem Albronda? Ik kan S. Schuur niet direct thuis brengen. Als ik op internet zoek in www.allegroningers.nl kom ik wel een Simon Schuur tegen, maar ik vind van hem geen enkele link met Haren. Dan eerst maar iets doen met het andere concrete gegeven: het kadastrale perceel. Met behulp van de kadasterviewer kan ik oude kadastrale kaarten inzien en bijbehorende eigenaren opsporen. Ik vind een kaartje. Het blijkt, dat het niet gaat om perceel F 1060, maar om F 1061. Bovendien is aan het kaartje niet goed te zien waar het perceel ligt. Er lijkt wel of er een woning midden op een weg is gebouwd (zie de inzet op de foto). Alles wordt wat duidelijker als ik uitzoek wie de eigenaren van het perceel waren. Tot 1850 was dat Johan Conrad van Hasselt. In dat jaar wordt de ‘Onderneming tot Aanleg Eener Straat van Zuidlaren naar De Punt’ eigenaar en volgens het kadaster bouwt deze onderneming in 1856 een woning. J.C. van Hasselt was eigenaar van het landgoed De Poll. Het in 1856 gebouwde huis blijkt een voorloper van het café Blankeweer! Tot voor enige jaren stond dit café in de knik van de Zuidlaarderweg bij de ingang van het landgoed De Poll. Onduidelijk is waarom de genoemde onderneming de woning bouwde. Een tolhuis was het niet, want dat stond een eindje verderop bij de Vogelzangsteeg (huidig adres Vogelzangsteeg 14).

De vakliteratuur er maar eens bij gepakt. Voor Glimmen is dat ‘Glimmen, dorp tussen Drentse A & Hondsrug’, geschreven door Willem Rutgers. Hij meldt over café Blankeweer het volgende: “Het bouwjaar is ons niet bekend, wel weten we, dat het in 1906 door R. Vos werd gekocht. Evert Vijfschaft, zijn schoonzoon, nam het in 1947 over. Later woonde er de familie De Boer. Nu beheert de familie Koops het café”. Die gegevens van Rutgers sluiten nog niet aan op de door mij vermelde gegevens. We moeten terug naar de kadastrale gegevens. Daar vinden we, dat de woning in 1882 wordt gekocht door Cornelis Albronda. Albronda is timmerman, maar wordt al spoedig in advertenties in lokale kranten (te raadplegen via www.delpher.nl) ook vermeld als herbergier. Dit is dus het begin van café Blankeweer. Niet uitgesloten is, dat Albronda hier al langer woonde. Onderzoek in www.allegroningers.nl leert ons, dat de boven genoemde Teunis Willem Albronda een zoon is van Cornelis. De puzzelstukjes beginnen op hun plek te vallen.

In 1905 verkoopt Teunis Willem Albronda het café aan S. Schuur. Inderdaad de Simon Schuur uit Stitswerd, die ik al eerder gevonden had. Albronda jr. verhuist naar Groningen. Niet onlogisch dus, dat hij afstand doet van zijn vergunning tot verkoop van sterke drank ter plaatse. Schuur kan nu het café voortzetten. Maar dat duurt niet lang, want in het dienstjaar 1909 meldt het kadaster de verkoop van het café aan Roelf Vos. Dat spoort met de informatie van Willem Rutgers.

Ik houd er altijd van om van gevonden personen de familierelaties in beeld te brengen. Je weet maar nooit. Ook in dit geval blijkt dat de moeite waard. Siebrig Vos, de zus van Roelf Vos, blijkt getrouwd met Simon Schuur.

Maar waarom bleef Simon Schuur nu zo kort in Glimmen? Via www.delpher.nl vond ik het antwoord. In het Nieuwsblad van het Noorden van 10 mei 1906 stond de volgende advertentie: “Donderdag 10 mei 1906, des avonds te 6 uur, zal in na te melden café publiek worden verkocht: het café ‘Blankeweer’, thans voorzien van het vergunningsrecht, met schuur en erf, staande en gelegen onder Noordlaren, te zamen groot 1 are, 53 centiaren. In eigendom bewoond door den heer S. Schuur. Aanvaarding dadelijk na den toeslag. Betaling 1 november 1906. W. van Bommel van Vloten, notaris”. Een maand eerder had de deurwaarder reeds de gehele inventaris bij executie publiek verkocht. Simon Schuur had het dus financieel niet gered en werd waarschijnlijk door zijn zwager Roelf Vos uit de puree geholpen.

Tot in ieder geval 1957 werd café Blankeweer (Zuidlaarderweg 45) gerekend tot Noordlaren. Daarna werd het adres Glimmen. Hendrik Koops was de laatste exploitant. Na zijn vertrek is het pand afgebroken en vervangen door een landhuis.

Missen we nog de gegevens van de genoemde Jan S. Perdok. Ook dat blijkt best een interessant persoon. Daarover een volgende keer.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 36.

De openbare lagere school aan de Kerkstraat

De bovenstaande foto laat een mooie momentopname zien van de ontwikkelingen aan de Kerkstraat in Haren. Prominent op de voorgrond staat de in 1883 gebouwde lagere school in twee verdiepingen. In 1925 onderwerpt de inspecteur van de kinderhygiëne en tuberculosebestrijding dit gebouw aan een inspectie en zijn oordeel is tamelijk vernietigend: smalle en donkere gangen, een dak met veel lekkages, grote tochtigheid, erg gehorig, stoffige turfzolders boven twee leslokalen op de bovenverdieping en ouderwetse kachelverwarming met pijpen door de gehele lokalen. De inspecteur vraagt zich af of de gemeente er niet verstandig aan zou doen het gebouw te vervangen door nieuwbouw. Dit advies wordt door de gemeente over genomen.

De gemeente heeft zelfs al enige voorbereidingen voor de nieuwbouw getroffen, want begin 1925 heeft de gemeente op een publieke veiling de naast de school staande oude boerderij gekocht. Ik schreef daarover in mijn column ‘Boerderij in de Kerkstraat’, gepubliceerd in het Harener Weekblad van 19 april 2017 en nog terug te lezen op www.oldgo.nl (onder de tabs publicaties/column Harener historie). Hier is ook mijn column ‘School in de Kerkstraat’ van 14 juli 2017 te lezen.

Achter de school op de foto lag een schoolplein. De gemeente huurde dit perceel sinds 1908 voor f.25,- per jaar van de kerk. Voor de bouw van een nieuwe school heeft de gemeente ook dit perceel nodig en de gemeente denkt het wel voor een uiterst zacht prijsje over te kunnen nemen. Maar dat valt tegen. De kerk wil een serieus bedrag hebben. Die reactie van de kerk is een illustratie van de nieuwe verhouding tussen de Hervormde kerk en de gemeente. Vanaf 1811 waren de burgerlijke gemeente en de kerkelijke gemeente bijna een eeuw lang twee handen op één buik. De burgemeester was tevens president kerkvoogd en zijn secondanten in de burgerlijke gemeente (de wethouders) waren als kerkvoogden ook zijn secondanten in de kerkelijke gemeente. Het schoolhoofd was tevens koster, organist en voorganger van de kerk. Nu liggen de verhoudingen anders. Van een personele unie tussen gemeentebestuur en kerkbestuur is geen sprake meer en gepensioneerd schoolhoofd Herman Bos woont als koster en organist nog in de kosterswoning links naast de school, maar zijn opvolger Elze Zondag heeft geen relatie meer met de kerk en woont elders in het dorp. Eind dertiger jaren van de vorige eeuw zal de verwijdering tussen de gemeente en de kerk tot een climax komen als vanuit de kerk een eigen bijzondere school wordt opgericht. Over deze Hervormde School heeft Freark Marten Ringnalda, zoon van het eerste schoolhoofd, een verhaal in twee afleveringen geschreven voor het blad ‘Harens Old Goud’ van de Harense Historische Kring ‘Old Go’. De eerste aflevering is inmiddels verschenen. Zelf zal ik binnenkort op deze affaire terugkomen vanuit gemeentelijk perspectief.

In januari 1926 meldt de architect Jacob Berend Fels uit Den Haag, dat hij graag in aanmerking wil komen voor het ontwerp van de school. Aannemer Wolters uit Noordlaren heeft hem attent gemaakt op de plannen voor de nieuwbouw. Wolters is dan bezig met de bouw van de woning Westerse Drift 125 (nu hoek Zernikelaan) in opdracht van Prof. Van Meurs en Fels is de architect van deze woning. De gemeente wijst Fels niet af, maar geeft aan de lat voor het ontwerp hoog te leggen. Zo benadert de gemeente de landelijk bekende architecten Hindrik Petrus Berlage en Willem Dudok, maar zij geven beide aan voor het project in Haren geen tijd te hebben. Berlage schuift nog wel zijn schoonzoon Emil Emanuel Strasser naar voren, maar die vindt de gemeente niet gekwalificeerd genoeg. De Harense architect Jan Kuiler meldt zich ook nog, maar hij komt in de verdere procedure niet in beeld. Misschien wil de gemeente na de vele ontwerpen van Kuiler in Haren gewoon wel eens wat anders. En zo komt de gemeente uiteindelijk toch uit bij Fels. Deze heeft in de zomer van 1926 al de nodige schetsen bij de gemeente ingediend, maar pas op 7 oktober 1926 besluit de gemeenteraad de formele opdracht voor het maken van een ontwerp aan hem te geven.

In januari 1927 vindt een openbare aanbesteding van het werk plaats. Maar omdat alle biedingen te hoog zijn volgt na enige aanpassingen van het bestek op 4 februari 1927 een nieuwe aanbesteding. Nu komt de aannemer Dekens uit Groningen als laagste inschrijver naar voren en aan hem wordt de opdracht gegund. Dekens begint voortvarend, maar dat schiet bij schoolhoofd Zondag weer wat in het verkeerde keelgat. Zonder overleg met hem worden allerlei maatregelen genomen, die het onderwijs lastig maken. Zijn directiekamer wordt ineens omgebouwd tot tijdelijk handwerklokaal! De burgemeester wijst hem er op, dat “het voor de hand ligt, dat door u met het aangename vooruitzicht een nieuwe school te krijgen, een overgangstoestand zal moeten worden aanvaard welke minder aangenaam zal zijn”.

Eind 1927 komt de nieuwe school gereed. Vlak voor dat tijdstip zal de foto zijn genomen. De nieuwe school is als een winkelhaak om de oude school heen gebouwd. Een stukje van de school is rechts achter de schutting te zien. Na gereedkoming zal de oude school worden afgebroken en op de vrijgekomen ruimte zal dan het schoolplein voor de nieuwe school worden ingericht. Helemaal rechts op de foto zien we de in 1914 gebouwde Gereformeerde kerk op de hoek met de Hortuslaan en de in 1924 gebouwde pastorie. In 1961 werd de toren bij deze kerk vervangen door de huidige.

De school in de Kerkstraat is inmiddels geen school meer. Na de oprichting van de Brinkschool aan de Oude Brinkweg werd in het gebouw de gemeentelijke ULO (nu MAVO) gevestigd. Nadat deze school door een aantal fusies was opgegaan in het Zernikecollege, kreeg het gebouw een sociaal-culturele bestemming onder de naam ’t Clockhuys. Het gebouw is aangewezen als rijksmonument. Dat biedt mij nog even een bruggetje om u alvast te attenderen op de Open Monumentendagen op 11 en 12 september a.s. Ik verwijs naar de berichtgeving daarover op www.oldgo.nl.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 35.

De tol op de grindweg van Haren via Onnen naar Noordlaren

In de notulen van de vergadering van de gemeenteraad van Haren van 18 maart 1852 lezen we het volgende. “Burgemeester en Wethouderen bragten ter tafel het bestek en de begrooting voor de begrinding van den weg van Haren, door Onnen tot de straat te Noordlaren. Waarop de voorzitter den raad voorstelde, dat het gehucht Onnen, een der aanzienlijkste en uitgestrektste der gemeente in de ontwikkeling van de landbouw verre achter stond in vergelijking tot andere deelen der gemeente, dat zulks toe te schrijven was aan den staat der wegen aldaar, welke gemiddeld zeven maanden van het jaar voor rijtuigen onbruikbaar waren, en dat het enig middel om die streek op te beuren en gelegenheid tot ontwikkeling der bronnen van welvaart aldaar aanwezig te geven, in het begrinden van den weg bestond en van overwegende behoefte was.”. De raad was het de voorzitter eens en dus werd conform voorstel besloten.

Maar met dat raadsbesluit was de weg nog niet begrind. Lange tijd zat het project vast op de financiering. Op zich niet zo verwonderlijk. Het ging hier om het eerste grote civiele project, dat door de gemeente Haren werd opgepakt. Na de Rijksstraatweg (in 1826 bestraat door het Rijk) en de Zuidlaarderweg (ca 1850 aangelegd door particulieren uit Zuidlaren) zou de weg, die we nu kennen als Jachtlaan, Onnerweg, Felland, Dorpsweg, Zuidveld en Lageweg, de derde verharde weg in de gemeente moeten worden. Het duurde nog bijna 20 jaar voordat de gemeente tot de aanleg van de weg over kon gaan. Pas in 1870 kregen de plannen concreet vorm. Om de aanleg van de weg te financieren zou op de weg tol gegeven moeten worden. De Harense landbouwer Lucas Bolhuis verklaarde zich bereid deze tol te pachten voor zes jaar voor het bedrag van f.800,- per jaar. Bovendien stelde hij niet als eis, dat er voor de tolgaarder een woning moest worden gebouwd. Wel moest de heffing van de tol worden beperkt tot één locatie tussen Haren en Onnen. Dat was een aantrekkelijk voorstel.

Om het aanbod van Lucas Bolhuis te begrijpen, moeten we terug naar mijn vorige column over de ‘Rondetende schoolmeesters’. Ik sloot die column af met het overlijden in 1844 van de nog jonge onderwijzer Roelf Weeman, die kort daarvoor met zijn vrouw Margaretha Rolina Hornhuis de woning Mottenbrink 1 te Onnen betrokken had. Roelf en Margaretha hadden samen een dochter en een zoon gekregen, maar deze waren kort na de geboorte overleden. Bij het overlijden van Roelf was Margaretha voor de derde keer zwanger en zo werd postuum Roelfs zoon Roelf Weeman jr. geboren op 2 december 1844. In 1850 hertrouwde Margaretha met de bovengenoemde landbouwer Lucas Bolhuis en verhuisde zij vanuit Onnen naar de boerderij van Lucas Bolhuis aan de Oosterweg (tegenover de Bolhuissteeg). In 1870 trouwde Roelf Weeman jr met zijn nicht Catharina Hornhuis. Door de pacht van de tol kon Lucas Bolhuis zijn stiefzoon een mooi baantje bezorgen en de woning Mottenbrink 1 (naast het ouderlijk huis van Catharina), die na het overlijden van de grootvader van Roelf Weeman jr was toebedeeld aan zijn moeder, lag dicht genoeg bij de tol om te kunnen fungeren als tolgaarderswoning.

Overigens werd de manier waarop de weg zou worden aangelegd niet door alle inwoners van de gemeente met gejuich ontvangen. Vooral van twee groepen in Haren kwam er oppositie. De eerste groep bewoners met bezwaren bestond uit de ingezetenen wonende ten zuiden van de Kerkstraat. Zij zouden door de aanleg van de weg naar hun oordeel “geheel verstoken blijven van de gunstige passage”, en stelden voor de weg via de Heide en Watersteeg aan te sluiten op de Rijksstraatweg. Bijna 100 jaar later kregen ze door de aanleg van de Hertenlaan hun zin, maar in 1870 werd hun suggestie afgewezen.

Het tweede bezwaar kwam van een grote groep middenstanders en fabrikanten uit het dorp Haren. Op de weg zou slechts één tol komen en wel tussen Haren en Onnen. De inwoners van Onnen zouden dus moeten betalen voor een tocht naar Haren, maar konden gratis naar Noordlaren. De Harenaars vreesden hierdoor een gevoelig omzetverlies. “De ingezetenen van Onnen hebben tot heden de cichoreiwortels, een der hoofdproducten dezer gemeente, naar hier vervoerd, ten einde te worden gedroogd, en tot het malen van granen steeds gebruik gemaakt der molens van Haren, de herstellingen aan voertuigen en gereiden, zoomede het beslag van paarden aan voorschreven ingezetenen behoorende geschiedde steeds als het ware in de kom van het dorp, eveneens was het tot heden het geval met den aankoop van winkelwaren, het maken van verteringen in koffijhuizen, enz. Door het plaatsen van een tolboom nabij het Velland zullen de ingezetenen van Onnen zich in het vervolg tot voorschreven einde begeven naar Noordlaren, ten einde geen tol te betalen en zullen dientengevolge de adressanten zijn verstoken van het voordeel, dat zij van de ingezetenen van Onnen tot heden hebben genoten, en voordeel, dat met het oog op de toenemende sterkte der bevolking daar ter plaatse aanzienlijk is te noemen”. Ook dit bezwaar mag niet baten. De gemeente heeft al afspraken gemaakt met Lucas Bolhuis en de verplichting om de tol op twee punten te heffen zal leiden tot veel hogere exploitatiekosten en dus een lagere pachtopbrengst, waardoor de aanleg van de weg onmogelijk wordt.

In 1876 wordt duidelijk, dat Lucas Bolhuis het contract voor de pacht van de tol niet zal verlengen. De gemeente moet nu dus wel gaan zorgen voor een tolgaarderswoning. Daartoe wordt een perceel grond gekocht. Maar dan doet de heer Carel Coenraad Geertsema (eigenaar van het zomerverblijf Huize Esserberg) het aanbod tot koop van een boerderijtje gelegen aan de weg (huidig adres Onnerweg 49). Dit boerderijtje is in 1861 gebouwd door de Landhuishoudkundige school ten behoeve van de praktijkdocent van de school. Geertsema heeft het bij de liquidatie van de school in Haren in 1872 gekocht. Het aanbod van de heer Geertsema is zo aantrekkelijk, dat de gemeente de aankoop van het perceel grond annuleert en zaken doet met Geertsema. Zo verhuist de tolgaarderswoning in 1877 van Mottenbrink 1 in Onnen naar Onnerweg 49 in Haren.

Op de foto de woning Mottenbrink 1 te Onnen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 34.

Rondetende schoolmeesters

Onlangs las ik het boek ‘Onderweg naar 1832, een groepsbiografie uit de Groningse school’, geschreven door Mineke van Essen. Het boek beschrijft de levensgeschiedenis van zes jonge mensen, die belangrijke grondleggers werden voor het lager onderwijs in ons land. Bekende namen onder deze zes jongelieden: Beerent Brugsma en Roelf Rijkens. Op 30 november a.s. zal Mineke van Essen een lezing houden over haar boek. Ik verwijs voor gegevens naar geboektinharen.com. In het najaar kom ik nog wel een keer op deze aankondiging terug.

Wat maakt nu, dat het boek van Mineke van Essen interessant is voor Haren? Het boek biedt een aantal Harense aanknopingspunten, maar de belangrijkste is toch wel, dat Roelf Rijkens zijn onderwijsloopbaan begonnen is in Haren. In 1809 heeft hij eerst drie maanden gewerkt op de school aan de Kerkstraat in Haren. Vervolgens wordt hij op – ongeveer op zijn 14e verjaardag – benoemd tot zelfstandig onderwijzer aan de school te Onnen. Behalve in het aangehaalde boek, wordt de Onnense periode in het leven van Roelf Rijkens ook uitvoerig beschreven in het boek “Onnen tot 2000’ van Roelf Siekmans.

Roelf Rijkens zal drie jaar in Onnen blijven, daarna wordt hij hoofd van een school in Groningen en begint zijn carrière in de onderwijswereld. Overigens moeten we ons van de school in Onnen niet al te veel voorstellen. Eigenlijk functioneerde de school alleen in de wintermaanden, want dan konden de kinderen uit Onnen niet naar de school in Haren lopen. Een salaris voor de onderwijzer was er niet. Hij mocht ‘gratis’ in het schoolgebouw wonen en verder was hij telkens twee dagen bij een gezin in Onnen in de kost. Vandaar de uitdrukking ‘rondetende schoolmeester’. Het schoolgebouwtje stond aan de oostzijde van Onnen (huidig adres Koelandsdrift 10). Het gebouwtje was eigendom van de marktgenoten van Onnen. Dus van de gezamenlijke boeren. Zij waren in die eerste jaren ook verantwoordelijk voor de aanstelling en ‘bezoldiging’ van de onderwijzer.

Gegevens over de periode van Roelf Rijkens in Onnen zijn er in het archief van de gemeente Haren niet te vinden. De gemeente is pas ontstaan in 1811 en toen was Rijkens alweer bijna weg. Van zijn opvolger Jacob Berends Jager weten we wat meer. Deze Jacob kwam uit Slochteren. Hij zal stellig ook een ‘rondeter’ zijn geweest. In 1815 heeft hij in Onnen in de wintermaanden 25 kinderen op school. Illustratief voor deze beginperiode van het lager onderwijs is de gang van zaken bij zijn vertrek in 1817 naar Gasselte. De gemeente schrijft dan aan de Gouverneur (= Commissaris des Konings): “de vertrokken schoolonderwijzer Jacob Berends Jager te Onnen heeft bij zijn vertrek enige door hem zelf betaalde schoolbehoeften als tafels, borden, etc. achter gelaten onder voorwaarde dat dit hem vergoed zou worden”. De gemeente vraagt nu toestemming om uit de post onvoorziene uitgaven f.9,50 te vergoeden aan Jacob Berends Jager.

In 1817 wordt Lubertus van Oosten onderwijzer in Onnen. Hij is opgegroeid in Haren. Zijn in 1812 overleden vader Martinus van Oosten was de eerste veldwachter van de gemeente Haren. Samen met een broer en zus woont Lubertus bij zijn moeder Egberdina Groothuis aan de Straat (nu locatie winkelcentrum De Brinken aan de Rijksstraatweg) in Haren. Moeder Egberdina verdient de kost als vroedvrouw. Lubertus zal geen ‘rondeter’ geweest zijn, vanuit Haren liep hij in de vroege ochtend naar Onnen en na schooltijd liep hij weer terug. In 1827 maakt Lubertus de lucratieve overstap naar de school in Haren. De hulponderwijzer in Haren, Jan Woldring, maakt de stap in omgekeerde richting. Hij trad daarmee in de voetsporen van Roelf Rijkens. Jan Woldring wordt al snel gezien als een van de meest veelbelovende jonge onderwijzers in de regio. Helaas overlijdt hij in 1831. Hij is dan nog geen 20 jaar oud. Schoolopziener Th. Van Swinderen, die ook uitvoerig aan de orde komt in het boek van Mineke van Essen, schrijft aan de burgemeester “Ik heb met zeer veel leedwezen het treurig berigt ontvangen van het overlijden van den jeugdigen onderwijzer J. Woldring. Ik beklaag de schooljeugd van Onnen zeer over het verlies van eenen onderwijzer, van welken ook ik de beste verwachtingen koesterde”.

Wederom wordt in de opvolging in Onnen voorzien door de benoeming van de hulponderwijzer in Haren. Overigens wel na een serieuze sollicitatieprocedure met een tiental sollicitanten. De nieuwe onderwijzer in Onnen wordt Roelf Weeman. Roelf komt uit Paterswolde. Dus hij wordt in tegenstelling tot zijn voorgangers Van Oosten en Woldring weer een ‘rondeter’. Dat dat rondeten niet alleen maar nadelen heeft, blijkt in 1839. Roelf trouwt dan met Margaretha Rolina Hornhuis, dochter van een van de rijkste boeren van Onnen. Het blijkt al snel dat Roelf zich niet beperkt heeft tot mee-eten, drie maanden na haar huwelijk bevalt Margaretha van een dochter. Roelf heeft nu een gezin, dat betekent, dat het rondeten voorbij is. Maar voor de huur van een eigen woning is de toelage van f.15 per jaar, die hij van de gemeente ontvangt om in zijn huisvesting te voorzien, volstrekt onvoldoende. Roelf schrijft aan de gemeente: “Dat de som van f.15,- voor Jan Woldring voldoende geacht kon worden ter verkrijging van inwoning, aangezien hij alleen des middags inwoning te Onnen behoefde, daar hij des nademiddags na het uitgaan der school zich naar zijn ouders te Haren begaf, door deze als kind werd opgenomen, gedurende den nacht bij hen vertoefde en des morgens tegen het begin van den schooltijd weder van Haren naar Onnen ging”. Vervolgens wijst hij op zijn lage salaris. Moet hij dan net als de schoolmeester in Glimmen zijn functie ook combineren met die van kastelein en winkelier? Roelf vraagt zijn jaarlijkse toelage te verhogen tot f.100,-. De gemeente gaat uiteindelijk niet verder dan f.30,-.

Het zal schoonpapa Cornelis Hornhuis zijn geweest, die Roelf Weeman en zijn dochter de helpende hand biedt. Naast zijn grote boerderij (nu Dorpsweg 10) laat hij een huisje bouwen voor het jonge paar (nu Mottenbrink 1). Helaas heeft Roelf Weeman daarvan niet lang kunnen genieten, hij overlijdt in 1844.

Wellicht heeft Roelf Weeman in het begin van zijn Onnense periode nog in het schoolhuis aan de Koelandsdrift gewoond. Bij de volkstelling van 1840 woont hij met vrouw en kind bij zijn schoonvader op Dorpsweg 10. De gemeente laat in 1872 een nieuwe school bouwen aan de Dorpsweg. Het oude schoolhuis wordt vanaf die tijd tot 1900 gebruikt als dienstwoning voor de veldwachter. Ik neem aan, dat de bovenstaande foto uit deze periode komt.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 33.

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl