Hendrik Nicolaas Laclé

Wat zegt u de naam Hendrik Nicolaas Laclé? Waarschijnlijk niet zoveel. Er is in Haren geen straat naar hem vernoemd. Heeft hij dat verdiend? Ach in het rijtje Van Trojenweg, De Sitterweg, Jorissenweg en Quintusweg had de Lacléweg niet misstaan. Laat ik u uitleggen waarom.

Hendrik Nicolaas Laclé is geboren in 1741 te Haarlem. In 1774 vertrekt hij naar Nederlands Indië. Daar weet hij een behoorlijke rijkdom te vergaren. Hij trouwt in 1778 te Batavia met Petronella Greven. Petronella is dan net een jaar weduwe van de uit Groningen afkomstige Jacob Fockens. Zij heeft uit haar eerste huwelijk twee jonge kinderen: Petronella Fockens en Willem Fockens. Uit het huwelijk met Laclé worden te Batavia drie dochters geboren. Twee dochters sterven echter al kort na de geboorte. Petronella Greven overlijdt in 1786 te Batavia. Laclé blijft als weduwnaar achter met de zorg voor twee jonge meisjes: stiefdochter Petronella Fockens en dochter Maria Elisabeth Laclé. Willem Fockens is in 1783 op zes-jarige leeftijd al terug gezonden naar Groningen om daar onderwijs te volgen. Hij woont in Groningen bij zijn halfoom Jan Tijdo Fockens aan de Kijk in ’t Jatstraat.

In 1789 besluit Laclé terug te keren naar Nederland. Zijn eigen dochter gaat mee. Petronella Fockens blijft in Batavia en zal daar in 1814 overlijden. Op 23 mei 1790 komt Laclé na een zeereis van een half jaar aan op de rede van Texel. Hij reist dan door naar Groningen. Jarenlang is dat voor velen een vreemde zaak geweest. Wat had Laclé nu te zoeken in Groningen? Het antwoord ligt in de relatie met de familie Fockens. Laclé voelt zich verantwoordelijk voor zijn stiefzoon Willem Fockens. Voorts heeft hij vanuit Indië al een goede relatie opgebouwd met de andere leden van de familie. Met name met de genoemde Jan Tijdo, die in Groningen raadsheer is.

In Groningen woont Laclé aan de Grote Markt en in 1791 koopt hij Huize Voorveld (nu Rijksstraatweg 361 te Harenermolen) met de bijbehorende landerijen en boerderijen. Zo krijgt Laclé binding met Haren. Eveneens in 1791 hertrouwt Laclé met Ida Alijda Haack. Met Ida krijgt hij geen kinderen. Toch leidt zijn huwelijk met Ida tot de komst van een behoorlijke kinderschare naar Haren/Groningen. Ida’s broer Pieter en zijn vrouw overlijden namelijk op jonge leeftijd en daardoor krijgen Laclé en Ida de verantwoordelijkheid voor hun vijf kinderen.

Politiek is Laclé de eerste jaren in Groningen niet actief. Waarschijnlijk komt hij er als buitenstaander ook niet erg aan te pas. Dat verandert in februari 1795 als door de inval van het Franse leger een grote omwenteling tot stand komt. De oranje-gezinde bestuurselite wordt in één klap ter zijde geschoven. Na twee eeuwen komt er een einde aan de Republiek der Verenigde Nederlanden. In plaats daarvan wordt de Bataafsche Republiek uitgeroepen. Laclé wordt aangewezen om als vertegenwoordiger van het Gorecht mee te praten over de bestuurlijke opzet van het gewest Groningen. Twee door de Fransen gesteunde cq afgedwongen staatsgrepen in 1798 maken dat praten echter overbodig. De oude bestuursstructuren worden met onmiddellijke ingang afgeschaft. De Bataafsche Republiek wordt omgevormd tot een eenheidsstaat naar Frans voorbeeld. Er komt een departementaal bestuur voor Stad en Lande. Laclé en ook Jan Tijdo Fockens maken deel uit van dat bestuur. Dit duurt tot maart 1799. Dan wordt het departementaal bestuur al weer opgeheven. Er wordt een nieuw departement gevormd: het departement van de Eems. Dit departement bestaat uit Groningen, een groot deel van Friesland en Noord-Drenthe. Hoofdplaats wordt Leeuwarden. Vanuit Den Haag wordt een commissaris benoemd om toe te zien op de goede gang van zaken. Je zou kunnen zeggen een voorloper van de huidige Commissaris van de Koning. In juli 1799 wordt Laclé in deze functie benoemd. Praktisch betekent dit voor hem, dat hij veel in Leeuwarden moet verblijven.

In juni 1802 komt ook aan het departement van de Eems al weer een einde. Geleidelijk keert dan ook de oude bestuurselite weer terug op het pluche. Laclé blijft bestuurlijk actief, maar treedt wat minder op de voorgrond. Op landelijk niveau heeft hij wel goede connecties. Door zijn eerste huwelijk is hij een aangetrouwde oom van Dirk van Hogendorp, die in 1807 minister van oorlog is. Na de inlijving van Nederland bij Frankrijk in 1810 wordt Laclé maire (burgemeester) van Haren. Die functie zal hij tot zijn overlijden in 1816 vervullen. In 1814 behoort Laclé tot degenen, die in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de eerste grondwet van Nederland mogen goedkeuren (mede opgesteld door Dirks broer Gijsbert Karel van Hogendorp). Van een breuk in de bestuurlijke functies na het vertrek van de Fransen in 1813 is dus geen sprake. Wel wordt de titel ‘maire’ na 1813 gewijzigd in ‘schout’.

Ida Alijda Haack overlijdt in 1803 op Huize Voorveld. In 1808 trouwt Laclé voor de derde keer. Zijn nieuwe vrouw is Rebecca Wilhelmina Abresch. Dochter van Petrus Abresch, hoogleraar theologie te Groningen, en weduwe van de predikant Zeno Bachiene. In 1810 (Laclé is dan bijna 70 jaar!) wordt uit dit huwelijk op Huize Voorveld een zoon geboren: Hendrik Nicolaas. Maria Elisabeth Laclé, de te Batavia geboren dochter van Laclé, huwt in 1801 met Carel Willem Haack, een neefje en pleegzoon van Ida Alijda Haack. De nalatenschap van Laclé wordt in 1816 verdeeld over drie erfgenamen. Maria Elisabeth verkrijgt Huize Voorveld, maar moet daarvoor wel stevig toe betalen aan Hendrik Nicolaas jr en Rebecca Wilhelmina Abresch.

Als schout van de gemeente Haren wordt Laclé opgevolgd door Jacobus van Trojen. Naar hem en zijn drie opvolgers zijn de straten in de ‘burgemeestersbuurt’ vernoemd. Laclé is daarbij buiten beeld gebleven.

Op de foto Huize Voorveld vlak voor de afbraak in 1916.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 12 juli 2017. 

Ruzie

Soms geven de gemeentelijke archieven een bijzonder inkijkje in het leven van de inwoners van Haren. Zo hadden de jongens in het dorp ook vroeger wel eens ruzie. Nu is een gewone onderlinge ruzie niet direct aanleiding voor vastlegging in schriftelijke stukken, maar als zo’n ruzie uit de hand loopt wel.

De achtjarige Hendrik van Dam woont in 1815 aan de Straat (nu Rijksstraatweg 178). Zijn vader Roelf Jans van Dam is schoenmaker en landbouwer. Zijn opa en oma zijn het bedrijf hier in 1771 begonnen. In 1799 is vader Roelf getrouwd met Egberdina Wuffen uit Zuidlaren. Inmiddels heeft Hendrik twee zusjes en een broer. Op 25 augustus 1815 wordt Hendrik om ongeveer 15.00 uur door zijn moeder Egberdina naar de moestuin gestuurd om wat groente af te snijden. Zijn vriendje Jacob gaat met hem mee. Onderweg komen zij de drie jaar oudere Pieter Ferwerda tegen. Pieter is een zoon van Jan Pieters Ferwerda. Zijn vader is arbeider bij de landbouwer Jan Vrieling op het adres A24 (later Jachtlaan 44; afgebroken voor aanleg Lokveenweg). De familie Ferwerda woont daar in een kamer. Pieter heeft een zusje en een broertje, dat ongeveer net zo oud is als Hendrik van Dam.

Tussen Pieter Ferwerda en Hendrik van Dam botert het blijkbaar niet erg. Wellicht wil Pieter de twee kleinere jongens eens even een lesje leren. Hendrik krijgt klappen en wordt – als ik een later door zijn moeder afgelegde verklaring goed begrijp – door Pieter een aantal keren in de “stiekels” gegooid. Pieter heeft echter op één ding niet gerekend. Hendrik heeft voor het afsnijden van de groente een mes meegekregen. Na weer een aanval van Pieter steekt hij toe. Vervolgens ontstaat grote paniek, want Pieter loopt een zware verwonding op. Dokter Jan Popko Oostingh, die schuin tegenover de familie Van Dam aan de Straat woont, wordt er bij gehaald. Er wordt voor het leven van Pieter gevreesd.

Schout Hendrik Nicolaas Laclé hoort een aantal getuigen, waaronder de moeder van Hendrik en maakt daar verslagen van. Van het voorval wordt uiteraard melding gemaakt bij de justitiële autoriteiten. De officier van justitie bij de rechtbank in Groningen reageert dadelijk met een brief, waarin hij gelast Hendrik van Dam in verzekering te stellen en naar hem op te zenden. Gelukkig is er ook een verklaring van dokter Oostingh, dat de wond van Pieter Ferwerda goed herstelt en hem toch minder ernstig voorkomt dan aanvankelijk gedacht.

En heeft Pieter Ferwerda het overleefd? Ja zeker. Hij heeft zich zelfs aardig weten te redden. Zo rond 1820 is hij met zijn ouders vanuit de ene kamer bij Jan Vrieling verhuisd naar het tuinmanshuisje van Huize de Mickelhorst. Dit huisje (of de opvolger daarvan) is kort na 1971 afgebroken. Aan de bomen op de splitsing van de Bongerd en de Warmoezerij in de wijk Mikkelhorst is nog te zien waar het huisje gestaan heeft. Ook na het overlijden van zijn ouders in 1828 en 1830 blijft Pieter hier wonen. In 1844 verhuist hij naar Harenermolen. Vervolgens wordt hij in 1851 pachter op de nieuw gebouwde boerderij Scharlakenhof. In 1863 vertrekt hij naar Leutingewolde bij Roden. Waarschijnlijk naar de boerderij van zijn schoonzoon. Daar is Pieter in 1882 op de leeftijd van 78 jaar overleden.

En Hendrik van Dam? Mij is (nog) niet duidelijk of de affaire met de steekpartij voor Hendrik nog consequenties heeft gehad. Hij volgt zijn vader niet op in de schoenmakerij. In de maand november van het jaar 1833 zet hij twee ‘grote stappen’ in zijn leven. Op 22 november 1833 koopt hij de tegenover de zaak van zijn vader gelegen ‘Herberg de Kroon’ en een dag later trouwt hij met de Harense boerendochter Grietje van Norg, die tot haar huwelijk als dienstbode werkt bij dominee Wijnandus Holwerda in de pastorie aan de Kerkstraat (waar nu de begraafplaats is). Hendrik zet de exploitatie van de herberg nog korte tijd voort, maar legt zich vervolgens volledig toe op zijn eigenlijke professie: bakker.

De Herberg de Kroon is al jarenlang een markant pand in dorpskom van Haren. Diverse keren wordt het te koop of te huur aangeboden. Zo wordt het 1807 vermeld als “eene extra groote behuizinge, waarin zijn 4 grote vertrekken, koetshuis, stallinge voor paarden en beesten, eene groote tuin en appelhof met zo veel vrugtdragende fijne appelbomen, geschikt tot vele affaires, als inzonderheid tot een herberg, die in de behuizinge verscheiden jaren met goed succes is geëxerceert”. Op de foto is de herberg het enige pand met twee verdiepingen. Ook de schuur links daarvan met de grote deur hoort bij de herberg. Nu zijn dit de panden Rijksstraatweg 171 en 173. De landerijen achter de herberg heten de ‘Kroonkampen’.

Hendrik van Dam en Grietje van Norg krijgen 11 kinderen, daarvan worden er 7 volwassen. Hendrik overlijdt in 1877, Grietje een jaar later. Zoon Hendrik heeft de bakkerij van zijn vader voortgezet tot ca 1905. Vervolgens is het pand gesplitst en afgebroken. In Rijksstraatweg 171 begint Lambertus Brommet in 1907 een slagerij. Dat bedrijf is vervolgens voorgezet door Groefsema en Warners. Hendrik van Dam sr en zijn familie behoren in Haren tot de eerste groep lidmaten van de Christelijk Afgescheiden gemeente (vanaf 1892 Gereformeerde gemeente genoemd).

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 28 juni 2017. 

School in de Kerkstraat

In 1706 wordt Roeloff Sickens benoemd tot schoolmeester en organist bij de kerk te Haren. Roeleff is in 1681 geboren te Bunne. Hij is afkomstig uit een gegoede Drentse boerenfamilie. Roeleff neemt na zijn komst naar Haren de naam Swartwolt aan. Door zijn huwelijk met de aan de Hoornschedijk geboren Hillechijn Pieters komt Roeleff in goede doen. Zijn schoonouders zijn redelijk vermogend en dit stelt Roeleff en Hillechijn in staat na hun overlijden in 1716 een huis te kopen aan de straatweg pal tegenover de Kerkstraat (nu Rijksstraatweg 181). Roeleff woont dus in ieder geval vanaf dat moment niet in de kosterij naast de kerk. In die kosterij is wel de school gevestigd. School en kerk horen in deze periode onlosmakelijk bij elkaar en het is normaal dat de schoolmeester tevens koster van de kerk is en in de kosterij woont. Maar in Haren is dat dus anders.

In 1752 wordt Roeleffs zoon Roelf tegen een half salaris aangesteld als adjunct onderwijzer en organist. Dit met de afspraak, dat hij zijn vader mag opvolgen. Dat is twee jaar later al het geval. In 1756 koopt Roelf het huis aan de straat uit de nalatenschap van zijn ouders. Roelf trouwt in 1752 met Hillechien van Boekeren, een dochter van de herbergier van ‘De Jagtwagen’. Dat een schoolmeester ook dienaar van de kerk was blijkt uit de notulen van de kerkvoogdij van 1755: “verder afgevraagd of er ook iemant onder de lidmaten ergerlijk en aanstotelijk leefde. Soo is gestelt, dat Albartina Pathuys lidmaat zijnde met haar man Harm Jans seer aanstootlijk leefde, niet alleen in kavijgien (schelden), maar ook in elkanderen te slaan tot ergernisse van de naburen. Soo is hier op besloten als dat Albartina Pathuys voor het avondmaals des Heeren sal ontsegt worden en dit haar door de schoolmeester sal worden angesegt”.

Vanaf 1781 is ook Roelfs zoon Jan Swartwolt schoolmeester en organist. Hij sluit in 1790 een zeer goed huwelijk met Aaltien Buurma, de dochter van de schulte van Helpman en mede erfgename van een deel van het vermogen van de familie Rummerink. In 1811 wordt Jan dan ook gerekend tot de rijkste inwoners van Haren. Overigens betekent dat niet, dat Jan ook een goed schoolmeester is. Schoolopziener Van Swinderen schrijft over hem “niet bepaald ijverig, onkundig en traag”. Waarschijnlijk heeft Jan het veel te druk met andere zaken en laat hij de school over aan de oudste leerlingen en zijn neefje Jan Swartwolt jr., die in 1806 als hulpleerkracht is benoemd. In 1813 volgt Jan Swartwolt jr hem officieel op. Over hem is de schoolopziener wel zeer te spreken.

Inmiddels zijn de tijden behoorlijk veranderd. De Franse revolutie heeft geleid tot een scheiding van kerk en staat en ook tot een scheiding van kerk en school. De gemeente is nu verantwoordelijk voor de school. Best een lastige situatie, want school en kosterij zitten in één gebouw en Jan Swartwolt jr is inmiddels behalve schoolmeester ook koster en woont dus in de kosterswoning. Eigenlijk is de school niet meer dan een royaal uitgevallen huiskamer. De ontvlechting van school en kerk is dus niet zo eenvoudig en de afronding van dat proces zal ruim 100 jaar duren.

Jan Swartwolt jr. vertrekt omstreeks 1818 naar Zuidhorn. Hij wordt opgevolgd door Nicolaas Dekker en deze wordt na zijn vertrek in 1827 opgevolgd door Lubertus van Oosten. Lubertus is de zoon van Harens eerste veldwachter Martinus van Oosten. Lubertus zal lange tijd schoolmeester zijn. Daarnaast is hij vanaf 1838 ook brandweercommandant. Intussen wordt de school een aantal keren verbouwd en uitgebreid. In 1860 wordt een nieuwe school gebouwd naast de kosterij. Deze school wordt in 1883 al weer afgebroken en vervangen door het gebouw met twee verdiepingen, dat u achteraan rechts op de foto ziet staan. Voor de school staat de boerderij waar ik in de krant van 19 april j.l. over schreef. Van de Hortuslaan is nog geen sprake.

Als op 4 januari 1879 Herman Bos tot schoolhoofd wordt benoemd, staat in de notulen van de raadsvergadering: "wordt meegedeeld, dat de heren kerkvoogden der Hervormde gemeente te Haren, hebben goedgevonden de kosterswoning en tuin ter beschikking van het bestuur der burgerlijke gemeente te stellen om te worden gebruikt door den hoofdonderwijzer aan de school te Haren, zolang die persoon tevens de betrekking van koster der Hervormde gemeente zal vervullen, en dat tegen een jaarlijksche vergoeding van f. 100,-". Herman Bos is de eerste persoon, die zich intensief bezig houdt met de historie van Haren. Hij legt een grote fotoverzameling aan en schrijft ook regelmatig over de historie van de gemeente.

Herman Bos blijft tot zijn overlijden aan de Kerkstraat wonen. Voor zijn opvolger Elze Zondag bouwt de gemeente in 1921 een nieuwe woning in het Julianapark (Julianalaan 7). Pas dan is de ontvlechting van kerk en school compleet. In 1927 wordt het nu nog bestaande schoolgebouw (onderdeel van 't Clockhuys) als een winkelhaak om de bestaande school gebouwd. De kosterswoning wordt in 1947 vervangen door een dubbele woning. Achter de woning is dan al het verenigingsgebouw 'Ons Centrum' opgericht. Bij de nieuwbouw van Ons Centrum in 1998 wordt de kosterswoning afgebroken. Voldoende ontwikkelingen om nog eens apart op terug te komen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 14 juni 2017.

De Lutsborg

Beeld je eens in. Het is 26 mei 1925 en jij bent Mr. Dirk Boerema, 45 jaar oud en al 15 jaar burgemeester van de gemeente Haren. Je bent indertijd in Haren enthousiast ontvangen, want men was na de vorige burgemeester Cornelis Henric Quintus, die op 31 maart 1910 80 jaar oud in functie overleed, wel toe aan wat nieuwe inbreng. De start was trouwens hectisch, want je was nauwelijks benoemd of je kreeg al te maken met een claim van de gemeente Groningen op het dorp Helpman. Je hebt geprobeerd de grensverlegging te beperken tot villa Gelria, maar dat is niet gelukt. Tegen de samenwerking van provincie en gemeente Groningen kon je niet op. Wel is het je gelukt compensatie voor de annexatie van Helpman te krijgen. De lijn van de elektrische tram is doorgetrokken naar Glimmen. Iets wat je, ondanks de aanvankelijke gedane beloften, trouwens nog heel wat moeite heeft gekost. Maar die tramlijn is belangrijk, want daardoor wordt het mogelijk in Haren te wonen en in Groningen te werken. En dat past bij wat je tot je missie hebt gemaakt: Haren omvormen van een lelijk boerendorp tot een mooie forensenplaats. Daar doe je alles voor. Je hebt er voor gezorgd, dat langs de boerenzandwegen in de gemeente bomen zijn geplant. Die wegen worden nu al mooie lanen. Het heeft je zelfs de bijnaam ‘Derk Gruin’ opgeleverd. Stiekem ben je daar best een beetje trots op. Inmiddels zijn er langs een aantal van die nieuwe lanen al woningen gebouwd. De parel is het Julianapark. Zelf woon je daar in je mooie ambtswoning pal naast.

Maar wat is je nu overkomen? Vanmorgen heb je met de wethouders het voorstel inzake de naamgeving van een tweetal straten besproken. De Molenweg en de Luizebergsweg. Je durft het bijna niet hardop uit te spreken “Luizebergsweg”. En dat moet een laan worden, waaraan bemiddelde personen uit Groningen een huis willen bouwen. De wethouders snappen er helaas niets van. Goed, de naam schijnt historisch verantwoord te zijn, maar dat is dan ook het enige. Wat moet je hier nu aan doen? Je voelt al de hoon van je collega’s bij de maandelijkse burgemeesterskring, “hé Dirk, heb jij nog veel jeuk van die luizen”. Het laat je niet los.

Maandagavond 1 juni 1925. Morgen is de raadsvergadering en het is je nog steeds niet gelukt om het voorstel van tafel te krijgen. Moedeloos ga je met je vrouw naar bed, maar het blijft malen in je hoofd. En dan ineens, terwijl je al bijna in slaap bent gevallen, flitst het door je hoofd. Dat kan het zijn! Je sluipt je bed uit en je gaat weer naar beneden. Op zoek naar het plakboek van de reis, die je twee jaar geleden met je vrouw hebt gemaakt naar het Duitse waddeneiland Norderney. Je bent toen vanuit Delfzijl de Eems overgestoken en daarna heb je in Greetsiel het geboortehuis van Ubbo Emmius bezocht. De eerste overnachting was in Norden. Wacht eens even, hier is het. Bingo! En nu nog dat verhaal van je collega in Ulrum laatst over de Asinghaborg en de bewoners daarvan. Je bent je bewust dat een gemeen glimlachje over je gezicht komt. Maar ja, soms heiligt het doel de middelen. Je drinkt nog een glaasje en je gaat tevreden naar bed.

Dinsdagavond 2 juni 1925. De raadsleden druppelen de vergaderzaal binnen. Nu rustig blijven. Gelukkig ontstaat er een ontspannen weer. De kist met de sigaren gaat rond. En ook de koffie met koek vindt gretig aftrek. Alleen oppassen voor mevrouw Mansholt van de SDAP. Die kan soms behoorlijk fel zijn. En dan is het moment daar. “Nu stel ik het voorstel aan de orde over de straatnaamgeving. In afwijking van wat gebruikelijk is, wil ik daar eerst zelf nog wat over zeggen. Het voorstel luidt om de zandweg van Haren richting het Hemrik de naam Luizebergsweg te geven. Inderdaad sluit dat aan bij hoe de weg momenteel door de aanwonenden genoemd wordt. Bij nader onderzoek is me echter gebleken, dat dit komt door onkunde. Men is vergeten, dat de adellijke familie Von Inn- und Knyphausen hier vroeger grond in eigendom had. Deze familie stamt van de Lütetsborg ook wel Lutsborg genoemd bij Norden in Duitsland. De naam Luizebergsweg is een verbastering van Lutsborgsweg. De familie zal de weg vroeger naar het kasteel in Norden vernoemd hebben. Ik stel dus voor de weg niet Luizebergsweg te noemen maar Lutsborgsweg”. Zo, die zit. En u afwachten. De raadsleden kijken wat verbaasd om zich heen. Niemand vraagt direct om het woord. Mevrouw Mansholt knikt begrijpend toe. Dan ook doorpakken. “Ik begrijp, dat niemand over dit voorstel verder het woord wenst. Dan is het met inachtneming van de door mij voorgestelde wijziging aangenomen”. En dan de bevrijdende klap met de hamer en over naar het volgende agendapunt.

Is het bovenstaande verhaal onzin? Niets daarvan, het is historisch volstrekt verantwoord. Leest u er het boek ‘Driften, stegen, lanen; straatnamen in Haren’, geschreven door Dr. F. Ketelaar (deel 7 in de Harener Historische Reeks) maar op na. Of anders de notulen van de besloten raadsvergadering op 2 juni 1925. Had de familie Von Inn- und Knyphausen dan iets met Haren? Een heel klein beetje. In onze provincie zijn twee takken van de familie terecht gekomen. De tak op Nienoord was verreweg de grootste en belangrijkste. Een kleinere tak woonde inderdaad op de Asinghaborg in Ulrum. Hendrik Ferdinand von Inn- und Knyphausen van deze laatste tak huwt op 22 juni 1693 te Haren met Aurela Jarges. Via haar ouders is Aurelia in het bezit gekomen van een deel van de Hof te Hemmen. Zij verkoopt dit bezit in 1707. Grond aan de Lutsborgsweg heeft ze waarschijnlijk nooit bezeten. En de luizen? Ketelaar haalt in zijn boek de veldnamendeskundige J. Naarding aan. Volgens deze duidt de benaming Lusebarg op uitgeput en slecht land. Niets luizen dus. En toch denk ik, dat veel bewoners van de Lutsborgsweg de eigengereide burgemeester Boerema dankbaar zijn.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 31 mei 2017. 

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl