De hondenbelasting is na de herindeling Groningen-Haren-Ten Boer weer een actueel issue geworden in Haren. Ongeveer 35 jaar hebben de honden in de voormalige gemeente Haren belastingvrij rond kunnen lopen. Nu is daar weer een einde aan gekomen. Aanleiding om eens in de Harense historie van de hondenbelasting te duiken.
Het heffen van een belasting op honden is in ons land al een behoorlijk oud gebruik. Het doel van de belasting was evenwel niet zo zeer het verwerven van inkomsten door de overheid. Het ging er veel meer om het aantal honden te reguleren. Hondsdolheid kwam vroeger regelmatig voor en door de honden waarvoor belasting werd betaald te voorzien van een halsband met penning kon snel een onderscheid worden gemaakt tussen honden met een eigenaar en zwerfhonden. De zwerfhonden konden dan vervolgens door de zogenaamde hondenslagers dood worden geslagen. En de bezoldiging van die hondenslagers kon betaald worden uit de belastingopbrengst. Voorts had men in jachtgebieden ook last van loslopende honden. Ook van die kant was er dus druk om het aantal honden te beperken. We moeten daarbij wel bedenken, dat het bij de honden tot ver in de 20e eeuw vaak ging om werkhonden. Mensen hielden honden niet voor hun plezier, maar als trekhond, waakhond of jachthond.
De eerste keer, dat in de gemeente Haren sprake is van een hondenbelasting is in 1836. De gemeenteraad hinkt bij de invoering van een hondenbelasting dan op twee gedachten. Aan de ene kant speelt nadrukkelijk het bestrijden van overlast, aan de andere kant is het innen van enige extra belastinggelden ook verleidelijk. We zien dat terug in de besluitvorming.
“Overwegende, dat het in het belang der ingezetenen dezer gemeente wenschelijk is, dat de te groote vermenigvuldiging van honden, waar over van tijd tot tijd klagten bij den raad zijn ingekomen, tegen gegaan worde, en dat het tekort in de gemeentebehoeften gedeeltelijk gevonden wordt door een belasting op de honden.
Is goed gevonden Gedeputeerde Staten dezer provincie te verzoeken, om het daar heenen te dirigeren, dat het hierbij gevoegde reglement, waarop binnen deze gemeente eene plaatselijke belasting van ééne gulden van iedere hond zal worden geheven door Zijne Majesteit moge worden geapprobeerd”.
De opbrengst van de belasting wordt geraamd op f.754,-. De Koning geeft op 8 januari 1837 toestemming voor het heffen van de belasting.
Met de invoering van de Gemeentewet in 1851 worden alle oude gemeentelijke belastingen opgeheven. Er mogen alleen maar belastingen worden geheven, die in de Gemeentewet worden genoemd. Curieus genoeg komt ook de hondenbelasting in het rijtje van mogelijke gemeentelijke belastingen terecht. Ik schrijf curieus, omdat de belasting voor 1851 vooral ten doel had het aantal honden te reguleren en het verwerven van inkomsten uit de belasting secundair was. Nu werd de belasting gewoon een instrument voor de overheid om belastinggeld op te strijken. Dat is tot heden ten dage zo gebleven en dat geeft nog steeds veel aanleiding tot misverstanden en ergernis.
Ook in Haren wordt een nieuwe verordening vastgesteld op het heffen van belasting op honden en wel op 4 april 1855. Artikel 1 van die verordening luidt:
“Er zal te beginnen met den eersten januarij 1856 geheven worden ene belasting op de honden, ten bedrage en op grondslagen als volgt:
1. voor elken hond, uitsluitend gehouden ten dienste van den landbouw, of enig bedrijf van nijverheid, of ter bewaking van gebouwen of erven, een gulden.
2. voor elken hond van weelde, een gulden dertig cent.”
De opbrengst wordt dan geraamd op f.145,-. Dat is dus fors lager dan in 1836. Heeft het invoeren van de belasting in 1836 zo’n groot effect gehad op het aantal honden of was de raming in 1836 een slag in de lucht? Overigens bedraagt de totale in 1855 geraamde belastingopbrengst f.4.256,-. De hondenbelasting levert dus maar een bescheiden bijdrage van ongeveer 3,5% aan de totale belastingopbrengsten.
Behalve de belastingverordening wordt in 1855 ook een verordening op de invordering van de hondenbelasting vastgesteld. Artikel 1 van die verordening laat zien, dat er na ruim anderhalve eeuw nog maar weinig veranderd is.
“Jaarlijksch in de loop der maand februari zal door den veldwachter of een ander door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen persoon, aan de huizen der ingezetenen eene beschrijving worden gedaan van de in de gemeente aanwezige honden, bij die beschrijving zijn de ingezetenen verpligt, de noodige opgaven en inlichtingen te geven, terwijl iedere belastingschuldige, welke mogt zijn overgeslagen, verpligt is voor den eersten maart ten kantore van den gemeenteontvanger schriftelijk aangifte te doen”.
De hondenbelasting is een belasting, die nogal wat inzet vraagt. Dat was vroeger ook al zo. Zo moet de gemeenteraad op 18 maart 1852 twee verzoeken betreffende de dan nog geldende oude verordening behandelen. “Werd gelezen een adres van J. Horst, landbouwer te Onnen, gedagteekend den 9 maart 1852, dat kort na de beschrijving der honden, zijnen hond was verdwenen en niet terug gekomen, met verzoek om van zijnen aanslag voor eenen hond te worden ontheven, en een adres van de weduwe T. Houwing te Glimmen, gedagteekend 15 maart 1852, daarbij te kennen gevende, dat zij haren hond na de beschrijving heeft gedood, omdat dezelve aan hare buren overlast deed, verzoekende dientengevolge van den aanslag voor eenen hond te worden ontheven.
Overwegende, dat beide reclamanten tijdens de beschrijving der honden door den veldwachter in de maanden januari en februari 1852 gedaan, in het bezit waren ieder van een hond, en er geene vrijstellingen of afschrijvingen kunnen worden verleend wegens het weglopen of dooden van een hond, behalve in het geval dat het laatste op last van de politie is geschied.
Is goedgevonden de verzoeken der adressanten te wijzen van de hand, en hunne aanslagen, ieder voor eenen hond dienst 1852 op het kohier te behouden”.
De hoge perceptiekosten en het vele ‘gedoe’ rond de heffing zijn voor de gemeenteraad van Haren in 1986 aanleiding om de hondenbelasting af te schaffen. Dit tot vreugde van de hondenbezitters en van de betrokken medewerker van de afdeling belastingen, die door twee collega’s bij een controle voor de gek was gehouden, toen zij zich verstopten, maar achter de voordeur wel een blaffende hond nadeden. Hetgeen intern uiteraard de nodige hilariteit opleverde.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 26.