Er zijn niet veel inwoners van onze gemeente, die vereerd zijn met een borstbeeld. En al helemaal niet als het gaat om inwoners uit het midden van de 19e eeuw. Toch heb ik er een gevonden: Ludewe Vink. Het leven van Ludewe wordt gekenmerkt door het overlijden van haar naasten. Uiteindelijk zal dat leiden tot het borstbeeld, maar daarover straks. Behalve als borstbeeld konden we Ludewe Vink tot voor kort ook in levenden lijve bewonderen, maar dan uiteraard niet echt, maar in een creatie van de Groninger stadshistoricus Beno Hofman. De sketch, waarin Beno vermomd als Ludewe optrad was nog lange tijd op YouTube te zien, maar momenteel blijft mijn beeld zwart. Nog meer aanleiding om het verhaal van Ludewe hier maar zelf te vertellen.
Het verhaal begint in 1733. Hindrik Jan Folkers pacht dan van de Stad Groningen de tol bij De Punt. De vorige pachter Hindrik Willemsum blijft in zijn huis de Groninger Punt wonen en richt zich helemaal op de exploitatie van dit pand als herberg. Folkers moet dus voor eigen – nieuw – onderdak zorgen en bouwt daartoe een nieuw tolhuis een paar honderd meter naar het oosten aan de straatweg. Later krijgt de familie Willemsum de pacht van de tol ook weer in handen en dan is het door Folkers gebouwde huisje overbodig. Willemsum koopt het en doet het vervolgens in de verhuur. Zijn schoonzoon Johannes Westerhof adverteert er in 1793 mee in de Groninger Courant: “Een huis en tuin, genaamt het Borgje, gelegen bij de Groninger Punt, voorzien met twee beneden en een bovenkamer en agterkeuken, met of zonder landerijen”. Mogelijk is de vorige huurder Frederik Willem Brade dan net met zijn gezin naar Groningen vertrokken. Zie mijn column ‘Willem Christiaan Brade op de wall of fame?’. Uiteindelijk wordt het huis in 1813 verkocht aan Arend Jan Bos, die een rol speelt in mijn column ‘Roddelpraat uit Glimmen’. Waarschijnlijk gaat Bos in 1829 failliet en moet hij het huis verkopen. Dat brengt ons bij de volgende eigenaar Jonkheer Duco Gerald Rengers Hora Siccama. Een persoon, die als raadslid vooral schitterde door afwezigheid, en waarover ik geschreven heb in de column ‘Raadsvergadering, zaterdag 8 oktober 1836’. Rengers Hora Siccama vertrekt in 1836 naar Hoogezand. Hij wil het huis dan direct verkopen, maar dat lukt pas in tweede instantie in december 1838. En zo komen wij uiteindelijk uit bij Ludewe Vink.
Ludewe Vink is geboren op 20 november 1791 te Ulrum. Zij trouwt op 18 juli 1816 te Groningen met Fokko Knijpinga. Met Fokko krijgt ze twee kinderen, zoon Pieter en dochter Pieternella. Helaas overlijdt Fokko al op jonge leeftijd in 1823. Drie jaar later hertrouwt Ludewe met een jongere broer van Fokko, Jacob Knijpinga. Maar ook dat huwelijk houdt niet lang stand. Jacob overlijdt in 1829. Door deze huwelijken is Ludewe een behoorlijk bemiddelde weduwe geworden, en daardoor een aantrekkelijke huwelijkspartij. Op 11 maart 1831 trouwt Ludewe voor de derde keer. Nu met een man die 25 jaar jonger is dan zij zelf, Antoni Janson, een reder, geboren te Emden. In 1838 moet Ludewe weer een tegenslag incasseren, haar zoon Pieter overlijdt op de dag voor zijn 19e verjaardag. Wellicht is het verdriet over dat verlies aanleiding om wat afleiding te zoeken in de vorm van een buitenhuis. Dat verdrietige huis aan de Grote Markt noordzijde (nu locatie ABN-AMRO) ontvluchten. En zo kopen Ludewe en Antoni in 1838 het huis te Glimmen van Rengers Hora Siccama. Niet om daar direct in te gaan wonen, maar om het af te breken en in plaats daarvan een royaal nieuw huis te bouwen: Huize Welgelegen (Rijksstraatweg 79, Glimmen). In 1840 wonen Ludewe, Antoni en dochter Pieternella op Welgelegen. Zij behoren dan tot de rijkste inwoners van de gemeente Haren. Berend Zweerts met zijn vrouw en 6 kinderen woont als dienstknecht in het koetshuis en verder zijn er nog de dienstbodes Johanna Bruins en Anna Vrijman. Anna komt net als Antoni uit Emden. Uit Emden komt ook nog de 70 jaar oude Andries Gijsberts. Ik neem aan een familielid van Antoni.
In 1843 krijgt Antoni Janson het aan de stok met de landbouwer Harm Sjobbema, wonende op de Middelhorst. Een hond van Janson zou schapen van Sjobbema hebben doodgebeten. Dit leidt tot een procedure bij de kantonrechter in Groningen. Bij de behandeling van die zaak wordt door de raadsman van Janson één van zijn honden getoond. De aanwezige getuigen verklaren echter, dat die hond niet dezelfde is, “welke de schapen van Sjobbema zoude hebben doodgebeten en gekwetst”. Duidelijk is, dat Janson nog een andere hond heeft. Om kosten en moeite te besparen verzoekt de officier van justitie daarop aan de burgemeester om te regelen, dat de getuigen de gelegenheid krijgen deze tweede hond te zien. “Opdat ook deze tweede hond in de volgende zitting, zoude kunnen worden vertoond, indien hij namelijk door genoemde personen herkend wordt, als dezelfde welke indertijd door hen op het land van Sjobbema bij de schapen is gezien”.
Maar ook het geluk in haar derde huwelijk is voor Ludewe niet van lange duur. In 1844 overlijdt Antoni en blijft Ludewe alleen over met dochter Pieternella. Een aantal jaren later verkoopt ze Welgelegen aan Jacob David Vissering en zijn vrouw Titia Margaretha ten Cate. Ludewe gaat dan weer in Groningen wonen. De ongehuwde Pieternella blijft bij haar. In 1870 overlijdt Pieternella, 54 jaar oud. De hoogbejaarde Ludewe is dan weer helemaal alleen. Zij heeft drie echtgenoten en twee kinderen verloren. Ter nagedachtenis aan Pieternella besluit ze een gasthuis op te richten. Ze koopt een huis met een grote tuin aan de Grote Leliestraat in de stad Groningen en bouwt daarop een gasthuis met 21 kamers: het Pieternella gasthuis. Ludewe overlijdt in 1877. Het door haar gestichte gasthuis bestaat nog steeds en als u vanuit de Grote Leliestraat het ingangspoortje doorloopt staat u al snel oog in oog met Ludewe.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 6.