Vogelzangsteeg

Volgens Dr. F.C.J. Ketelaar is de Vogelzangsteeg te Noordlaren vernoemd naar het landgoed Vogelzang, dat in de midden van de 19e eeuw door de marke Noordlaren verkocht wordt aan J.G. Meddens te Groningen. In de wegenlegger van 1854 wordt de weg volgens hem Oosterweertjessteeg genoemd, wat dan zou kunnen duiden op de ligging ten oosten van de weer (= schans) Blankeweer. Zo staat het in het boek Driften, Stegen, Lanen; straatnamen in Haren (deel 7 in de Harener Historische reeks). Maar wat is nu dat landgoed Vogelzang, dat door Meddens wordt gekocht?

In 1848 worden de gemeenschappelijke gronden van de marke Noordlaren verdeeld. Dat wil zeggen de meeste, want enige gronden worden niet toebedeeld aan de rechthebbenden in de gemene gronden, maar verkocht aan derden. Dit geldt onder andere voor het perceel heide vanaf de huidige Vogelzangsteeg langs de oostzijde van de Hoge Hereweg tot de Leemweg. Koper van dit perceel is de manufacturier Joannes Gerardus Meddens uit Groningen. In 1882 verwerft de familie ook Huize Voorveld (Rijksstraatweg 361) in Harenermolen en dan wordt deze oorspronkelijk uit het Duitse Meppen afkomstige familie een van de grootste bezitters van gronden in de gemeente. Op het verworven heideveld in Noordlaren bouwt de familie direct na de aankoop een huis. In 1902 wordt dit huis afgebroken en vervangen door een nieuw huis, dat vervolgens in 1940 nog weer fors wordt verbouwd. Dit is het huidige Huis Vogelzang aan de Hoge Hereweg 58 op de hoek met de Vogelzangsteeg en de Zuidlaarderweg. Dat volgens de huidige indeling van de dorpen niet meer bij Noordlaren hoort, maar bij Glimmen.

Maar waar komt nu die naam Vogelzang vandaan? Vogels Ketelaar koopt Meddens in 1848 een al bestaand landgoed met die naam. Ik denk, dat de naam landgoed wat veel gezegd is voor een stuk heide, maar toch heeft Ketelaar wel enigszins gelijk. De naam Vogelzang bestond reeds voor de bouw van het huis. Zo wordt in de wegenlegger van 1850 de naam Vogelzangsteeg al gebruikt, terwijl het huis dan nog maar nauwelijks gereed is. De omschrijving luidt dan: “vanaf het verenigingspunt van de Hereweg en de Macadamweg in eene oostelijk richting tot aan de weg van Onnen naar Noordlaren”. Die Macadamweg is de huidige Zuidlaarderweg. Een veel oudere verwijzing vormt het proces verbaal van een publieke verkoping op 23 september 1813. Er wordt dan roerend goed verkocht uit de nalatenschap van Hendrik Ebbings te Onnen. In het proces verbaal worden bijna 50 verschillende kopers vermeld. Een van hen is Harm Berent Vogelsang, te Noordlaren.

Ik vermoed, dat met deze Harm Berent Vogelsang gedoeld wordt op Berend Jans Harms. Deze woont inderdaad in een boerderijtje aan de huidige Vogelzangsteeg. De achternaam Vogelzang komt in de burgerlijke stand van de gemeente Haren niet voor. Wel in de kadastrale registratie. Hier komen we rond 1850 vermeldingen tegen van Jan Harms Vogelzang en Hendrik Harms Vogelzang. Beide landbouwers te Noordlaren en volgens mij zonen van de genoemde Berend Jans Harms. We mogen er dus vanuit gaan, dat het gebied ten noorden van de huidige Vogelzangsteeg inderdaad bekend stond als Vogelzang en dat de genoemde personen met hun veel voorkomende namen daarom nader werden aangeduid met de toevoeging Vogelzang. Maar een echte achternaam is het niet geworden.

De boerderij van Berend Jans Harms is de voorloper van de huidige woning Vogelzangsteeg 11 op de foto. In 1846 wordt het perceel waarop deze woning staat gesplitst. Ten westen van het perceel ontstaat daardoor een nieuw bouwperceel. Hierop wordt de huidige woning Vogelzangsteeg 15 gebouwd (links op de foto). In 1848 vindt weer een splitsing plaats en vervolgens nieuwbouw. Dan ontstaat de huidige situatie van twee ruggelings tegen elkaar gebouwde boerderijtjes Vogelzangsteeg 11 en Vogelzangsteeg 13. Een stuk van het rode dak van dit laatste boerderijtje is nog net op de foto te zien. Tot begin 20e eeuw blijven de behuizingen eigendom van de familie Harms. Vooral de namen van schoonzoon Jacob Roelfs Boddeveld en kleinzoon Antoon Boddeveld komen in de stukken regelmatig voor.

De familie Meddens breidt het landgoed na 1850 geleidelijk uit. Aan de zuidzijde van de Leemweg wordt ten oosten van het in 1848 gekochte perceel een groot perceel gekocht, dat in de marke Onnen ligt. Rond 1890 is de familie bereid dit stuk grond te verhuren aan een groep liefhebbers van paardenrennen. Vervolgens wordt op het perceel een 1.250 meter lange grasrenbaan aangelegd. Ook worden er tribunes gebouwd. De opening vindt plaats op 24 juni 1892 in tegenwoordigheid van koningin-regentes Emma en prinses Wilhelmina. De gehele gemeente is in extase. Alle herbergiers in de omgeving prijzen zichzelf in advertenties met ruime stalling voor koetsen en weideland voor paarden aan als de beste uitvalsbasis naar het grote gebeuren. De baan is ook bereikbaar met de trein via het station De Punt (aan de huidige Parallelweg te Glimmen) en met de paardentram op de lijn Groningen-Zuidlaren. In een ingezonden artikel in de krant wordt de loftrompet gestoken over de familie Meddens, die dit allemaal mogelijk heeft gemaakt. De renbaan is in gebruik geweest tot ongeveer 1900. Tegenwoordig is het perceel van de voormalige renbaan bij velen bekend als het terrein waar jaarlijks het muziekfestival Toeterpop plaats vindt.

Overigens is Toeterpop niet de eerste verbinding tussen Vogelzang en muziek. Op 23 oktober 1893 verschijnt in de krant het bericht, dat bij Joh. Bachmann te Groningen is verschenen een Vogelzang Marsch voor piano, gecomponeerd door G. Meddens jr, met op de titelplaat een sprong over een hindernis door twee ruiters. Volgens de krant wijst dit er op, dat de componist zich tot dit werk heeft laten inspireren door de Groninger paardenwedrennen. Maar wie o wie is in staat dit muziekstuk boven water te halen? En nog leuker zou het zijn om het bij de volgende Toeterpop ten gehore te brengen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 12 september 2018.

De kermis te Harenermolen

Om publiek te trekken organiseerden herbergiers regelmatig activiteiten bij hun etablissement. Zo organiseert de uitbater van de herberg De Jagtwagen in Haren al in 1783 paardenrennen met als inzet “een extra fraaye zilveren zweep”. Voor de exploitanten van de beide herbergen te Harenermolen is het na 1870 van extra belang om door activiteiten publiek te trekken. Ik doel dan op de herberg de Haardermolen ten noorden van de huidige Viaductweg en de herberg van Jan Folkerts de Vries (later Bolhuis) ten zuiden daarvan. Op de plaats van de Haardermolen staat vanaf ca 1920 het huis Vreeburgh en op de locatie van de andere herberg staan nu woningen aan de straat Doorrid. Die straatnaam is een verwijzing naar de functie, die de beide herbergen lange tijd hebben gehad. Hier kon je met je koets aan de ene kant naar binnen rijden en aan de andere kant er weer uit. De herbergen waren belangrijke pleisterplaatsen op de routes van Groningen naar Coevorden (via de Hoge Hereweg) of naar Assen (via De Punt). Maar na 1870 komt door de aanleg van de spoorweg Groningen-Meppel/Zwolle stevig de klad in deze klandizie.

Er moeten nieuwe markten worden aangeboord. De herbergiers gaan zich meer richten op recreanten uit de stad. De gereedkoming van de paardentramlijn Groningen-Zuidlaren in 1892 biedt daarvoor een extra kans. Zo bericht het Nieuwsblad van het Noorden op 21 augustus 1892: “'t Is in deze schoone dagen een genot zich eens, al is het dan maar voor eene korte poos, aan het stadsgewoel te onttrekken en zich buiten te verlustigen. De tram Groningen - Zuidlaren biedt tegenwoordig daartoe de gelegenheid ook voor hen, die niet vlug genoeg ter been zijn om zich te voet ver buiten de stad te wagen. Wie niet het geheele traject van de tram wil afleggen, hij vindt een zeer aan te bevelen station bij den heer M. Stavinga te Harendermolen. De wakkere kastelein, die niets onbeproefd laat om het den bezoekers van zijn café aangenaam te maken, mag vooral thans op een druk bezoek rekenen. De boschrijke omgeving lokt reeds van zelf tot verpoozen. Ouders, die hunne kinderen meenemen, vinden voor de kleinen allerlei toestellen tot spelen. De fraaie tuin is eene aanbeveling te meer door de inrichting, terwijl de kegelbaan aan velen eene gezonde lichaamsbeweging in de vrije natuur verschaft. We twijfelen er dan ook volstrekt niet aan, dat zij, die eenmaal op Harendermolen bij den heer Stavinga geweest zijn, vaker terug zullen komen en anderen animeeren om mee te gaan”. Om nog extra gasten te trekken begint Stavinga met de organisatie van paardenrennen en wielerwedstrijden. Overigens houdt Stavinga het in Harenermolen niet lang vol. In 1893 wordt de gehele inboedel van de herberg verkocht en vertrekt Stavinga naar elders. Zo ‘wakker’ was hij dus blijkbaar ook weer niet. Stavinga wordt opgevolgd door de dan reeds bekende pikeur Sake Witteveen. Deze richt zich meer op het aftrainen van renpaarden.

De organisatie van de activiteiten verschuift vervolgens naar de uitbater van de andere herberg. Dit is vanaf ca 1893 Harke Bolhuis. Zo meldt de krant op 23 april 1897: “Aan de eerste harddraverij in het noorden van ons land, te Harenermolen gehouden, namen 11 eerste klasse paarden deel. De prijzen vielen ten deel aan : Cesar, van H.K. Glas, te Loppersum; Murza, van J. Sormani, te Haren en Marginus, van stal Union te Groningen”. De paardenrennen groeien geleidelijk uit tot een heuse kermis. Zo bericht het Nieuwsblad van het Noorden op 16 april 1925: “Elk jaar op den tweeden Paaschdag worden te Harendermolen draverijen, keuringen en kermis gehouden. Dezen keer was de publieke belangstelling, dank zij het mooie weer, geweldig groot. Onze fotograaf nam er twee kieken, een bij het eindpunt der draverij op den weg naar de Appèlbergen en een op het kermisterrein met op den voorgrond het materiaal voor het van ouds bekende koekhakken”. Een van de genoemde ‘kieken’ is de foto bij dit artikel. Het huis op de foto is ‘Huize Weltevreden’.

Geleidelijk verdwenen de paardenraces uit beeld en bleef de kermis over. Het traditionele vertier op deze kermissen als koekhakken, de kop van Jut en waarzegsters, werd daarbij langzamerhand vervangen door geavanceerdere vormen van vermaak. Dat blijkt bij voorbeeld uit de volgende advertentie uit 1933: “DE DOODENMUUR. W. Sipkema en zonen brengen U de motorduivels met Dixie Dare en Ron Miller, de besten van alle Engelsche motorrijders. Zij laten U de meest gedurfde staaltjes zien op het gebied van motor-acrobatiek op een steile wand”. Het materiaal voor de kermis wordt deels per boot aangevoerd via de zogenaamde Haaksloot. Eén van de verdwenen waterwegen, die aan de andere komen op de Dag van de Harener Geschiedenis op 8 september a.s.

Mede door stevig drankgebruik zullen op de kermis ook regelmatig ruzies en vechtpartijen hebben plaats gevonden. In 1940 kreeg zo’n vechtpartij een erg trieste afloop. Enige jongelui kregen een stevige ruzie. Net op dat moment kwam de bakkersknecht Harmannes Tonko Burema langs fietsen. Eén der vechtersbazen zag Harmannes aan voor een tegenstander en gaf hem een stevige duw. Harmannes maakte een zwieper en kwam op de rijbaan van de Rijksstraatweg terecht. Daar werd hij gegrepen door een net passerende autobus. Zwaar gewond moest hij worden afgevoerd naar het Academisch Ziekenhuis, waar hij nog dezelfde dag is overleden. (Cornelis Burema, een broer van Harmannes, overleed in 1944, als één der Harener oorlogsslachtoffers, in Rostock. Zijn naam staat op de gedenksteen voor de dorpskerk).

In 1950 werd de exploitatie van het café Bolhuis overgenomen door de heer J.J. Jagt. Deze was eigenlijk niet zo blij met het jaarlijkse kermisgebeuren. Dit blijkt uit een advies van de waarnemend korpschef van gemeentepolitie aan Burgemeester en Wethouders gedateerd 26 maart 1956. Hij schrijft: “Wie de eigenlijke organisator is van deze kermis laat ik in het midden - is mij ook niet bekend - doch verondersteld mag worden, dat de hotelhouder Jagt hier een groot aandeel in heeft. Deze - de heer Jagt - heeft nu te kennen gegeven, dat hij op deze kermis en daardoor de toeloop in zijn hotel van het daaraan deelnemende publiek, in het geheel niet gesteld is. Als reden geeft de heer Jagt op, dat zijn hotel uitstekende logeergasten heeft en dat hij hier meer prijs op stelt dan op kermisklanten”. Overigens stelt de kermis ook al niet zoveel meer voor. Volgens de politie bestond de kermis in 1955 uit: 1 vistent, 1 schiettent, 1 zweefmolen, 1 snoeptent en 1 tent of kraampje met attracties voor kinderen. Vervolgens doet de waarnemend korpschef nog een uitspraak, die de – inmiddels niet meer relevante optie – tot samenvoeging van onze gemeente met Noord-Drentse gemeenten in een niet verleidelijk perspectief plaatst: “het publiek, dat een bezoek brengt aan de kermis cq aan het hotel Jagt, komt hoofdzakelijk uit Peize, Roden, Eelde, enz. en is van een heel ander gehalte dan de inwoners van Haren”. Het advies van de waarnemend korpschef wordt door Burgemeester en Wethouders overgenomen en dat betekent dus het einde van de kermis in Harenermolen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 29 augustus 2018.

Het overspel van Reinder Pieters van Dammen

In de vergadering van burgemeesters (er waren toen drie) en de raad van Groningen komt op 28 mei 1784 het volgende aan de orde. Op vrijdag 21 mei is in de Martinikerk een kind is gedoopt op verzoek van Reinder Pieters van Dammen en Anna Harms, die pas 14 dagen tevoren waren getrouwd. Bovendien is duidelijk, dat het hier niet om een pasgeboren kind ging. Naar schatting was het kind reeds voor of in januari 1784 geboren. En toen was Reinder Pieters van Dammen nog getrouwd met zijn eerste vrouw Grietje Warners. Nog erger, het blijkt dat gemelde Anna Harms enige tijd bevorens nog een kind bij dezelve Reinder Pieters van Dammen in onecht zou hebben gewonnen. Zoiets kunnen de burgemeesters en de raad niet zo maar laten passeren. De presiderende burgemeester krijgt de opdracht om een onderzoek in te stellen.

Dit komt allemaal wat vreemd op ons over. Waar bemoeit het stadsbestuur zich mee? Eigenlijk zit de kiem van het onbegrip al in het woord ‘stadsbestuur’. In de jaren voor 1810 waren burgemeesters en de raad van Groningen veel meer rechtbank dan stadsbestuur. De rechtspraak was ook de financiële kurk waar de organisatie in de stad op dreef. Het in de jaren 1793-1810 gebouwde stadhuis was dus vooral bedoeld als rechtbank. Toen in de Franse tijd de rechtspraak blijvend aan burgemeester en wethouders onttrokken werd, vroeg de toenmalige burgemeester Justus Datho Quintus zich vertwijfeld af wat hij met dat grote en dure gebouw moest doen.

Reinder Pieters van Dammen is geboren in 1737. Waarschijnlijk in Onnen. Hij is op 1 september 1737 gedoopt in de kerk te Haren. Hij heeft minstens negen broers en zusters, waarvan er een aantal jong overleden zijn. Omstreeks 1760 trouwt Reinder met Grietje Warners in de kerk te Noordlaren. Grietje is 17 jaar ouder dan Reinder, maar als bemiddelde weduwe wel een aantrekkelijke partij. Grietje is eerder getrouwd geweest met Harm Gerrijts. Deze woont in 1749 te Harenermolen. Mogelijk heeft hij iets te maken met de molen of de herberg aldaar.

Na zijn huwelijk vestigt Reinder zich in Groningen in de omgeving van het A-kerkhof, maar hij blijft ook in Haren zijn contacten houden. Hij ontwikkelt zich tot een geslaagd zakenman. Er zijn advertenties waarin hij hout te koop aanbiedt. Ook verwerft hij een aandeel in de molen de Noordstar op de Boteringedwinger in Groningen. Nu staat hier de watertoren bij het plantsoen. Omstreeks 1783 koopt Reinder een grote boerderij in Noorddijk (‘De Rollen’; Noorddijkerweg 32). Bij die boerderij behoren dan ook kalkovens. Op 14 januari 1784 overlijdt zijn vrouw Grietje te Groningen. Reinder hertrouwt nog geen vier maanden later met Anna Harms.

Maar nu terug naar het onderzoek van de presiderende burgemeester naar het gedrag van Reinder en Anna Harms. Wat is hier aan de hand? Dat wil burgemeester Siccama ook wel weten. Uiteindelijk moet hij waken over de goede zeden in de stad. Hij geeft de advocaat-fiscaal (nu zouden we spreken over de officier van justitie) opdracht om onderzoek te doen. Uiteraard worden de betrokkenen gehoord. Met name Anna Harms. Zij verklaart dat haar kind bij de doop ongeveer 20 weken oud was. Het kind is ten doop gehouden door een vrouw Jantje en zij is verlost door een vrouw Harmtje. Zij heeft ook nog een jongetje, genaamd Roelf, oud drie jaar. Haar beide kinderen zijn in onecht verwekt. Van het meisje is de vader een kanonnier genaamd Jan Derks. Zij weet niet hoe lang zij verkering met hem heeft gehad. Zij weet verder niets van hem. Weet ook niet waar hij in Groningen te huis is geweest, toen hij met haar verkeerd had. Van het jongetje is de vader een korporaal, Hindrik genaamd. Ook van hem weet ze niets. Zij is van het jongetje bevallen bij haar moeder in Slochteren. De vroedvrouw, die haar verlost had, is reeds overleden. Met dat verhaal schiet de advocaat-fiscaal niet veel op. Hij hoort ook de genoemde Jantje en de vroedvrouw. Jantje Kruinings, huisvrouw van Pieter (Matties) de Vries, verklaart dat zij door Anna Harms gevraagd was om haar dochter ten doop te houden. Zij had het kind uit het huis van Reinder Pieters gehaald. Na de doop heeft ze het kind weer terug gebracht. Heintje (Harmina) Winsemius, huisvrouw van Nicolaas Boerema verklaart, dat ze enige tijd geleden Anna Harms, die thans getrouwd is met Reinder Pieters, in een huisje van Reinder Pieters heeft verlost van een kind. Dat zij mede nabuur was van Anna Harms en dat Anna toen in tegenwoordigheid van vier nabuur vrouwen heeft verklaard, dat een kanonnier Hindrik Pieters de vader was.

Het onderzoek lijkt met de bovenstaande verklaringen dood te lopen. Besloten wordt wat meer pressie te zetten. Anna wordt opgepakt en opgesloten in de als gevangenis ingerichte binnen A-poort (zie afbeelding). Dat helpt. Anna is weer zwanger en kan de opsluiting moeilijk verdragen. Reinder en Anna geven toe. “Beide verzoekers wel bevroeden zulks veroorzaakt te zijn uit hoofde van de ontijdige en ongeoorloofde conversatie tussen hun onderling hebbende plaats gehad”. Zij bekennen schuld en strafbaarheid, maar doen een beroep op verlichtende omstandigheden. Vanwege haar onpasselijkheid wil Anna graag uit de gevangenis zonder meer stijging van de kosten. Na een week wordt Anna weer vrij gelaten.

Maar wat waren nu die verlichtende omstandigheden? Reinder legt een verklaring over van dokter Christiaan Allardi. Hierin staat, dat hij in de jaren 1775 tm 1779 ten huize van Reinder Pieters van Dammen is geweest. Toentertijd had zijn vrouw Grietje een vurige uitslag op de huid en een kwaadaardige verzwering in het aangezicht “die haar voor het oog van elk afschuwelijk en in het bijzonder tot een zeer geschikt voorwerp maakte om alle minnedrift van een man jegens haar te doen verkoelen en uitdoven, als zijnde in de sterkste zin een remedie tegen de liefde”. Ook twee andere artsen leggen een dergelijke verklaring af. Een spreekt zelfs over 40 zweren verdeeld over het gehele lichaam van Grietje. Zij was volgens hem totaal niet in staat de huwelijkse plichten te vervullen. Zelfs zoon Warnder uit het eerste huwelijk van Grietje heeft clementie voor zijn stiefvader.

De zaak kan nu worden afgedaan. Voor hun onzedelijk gedrag worden Reinder en Anna beboet met 300 daalders elk. Daarnaast moeten zij de proceskosten betalen ad f. 61,10. Totale ‘schade’ dus bijna f.1.000,-. Daar kon je in die tijd een mooi huis voor kopen.

Bij de afbeeldingen: Twee keer de Binnen A-Poort te Groningen. Links de toren van de buitenzijde op een pentekening van C. Pronk uit 1756 en rechts van de binnenzijde met daarvoor de A-brug op een litho van J.N. Schoonbeek uit 1832 (bron Dr. A.T Schuitema Meijer, Groningen in Prent)

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 22 augustus 2018.

Het Harener vaartje

Een maand geleden beschreef ik onder de titel “Once upon a time in the west” de ontwikkelingen aan de westkant van het dorp Haren. De bijgaande foto is een mooie aanleiding om hier nog wat gedetailleerder op terug te komen. U zult de situatie op de foto niet snel herkennen. Als u aan het einde van de Emmalaan op de loskade bij het Noord-Willemskanaal gaat staan en kijkt in de richting van de Meerwegbrug ziet u de huidige situatie. De brug op de achtergrond is dus de oude Meerwegbrug in de in 1907 aangelegde Kunstweg Haren-Paterswolde. In 1958 is de brug vervangen door de huidige brug. Op verzoek van de aanwonenden, die hun straatnaam maar ‘niets’ vonden, is de Kunstweg vanaf de Westerse Drift tot Paterswolde in 1923 omgedoopt tot Meerweg. Het deel tussen de Rijkstraatweg en de Westerse Drift kreeg in 1925 ook de naam Meerweg. Daarvoor stond dit gedeelte van de straat bekend als Havenstraat en nog eerder als Koffiediksteeg.

En dan het bruggetje op de voorgrond. Dit bruggetje ligt over het zogenaamde Harener vaartje en via dit vaartje kwam je in de haven van Haren. Op 4 september 1861 overweegt de gemeenteraad van Haren “dat door het afsluiten der vaart genaamd Jorissenwijk de gelegenheid tot aanvoer van goederen te water is weggenomen voor de ingezetenen van de gemeente in en bij het dorp Haren woonachtig en het gemis van die gelegenheid wordt geacht op den duur nadeelig te zijn voor de algemene welvaart”. Dit vraagt enige toelichting. In mijn bijdrage van een maand geleden meldde ik al dat het Noord-Willemskanaal rond 1860 is aangelegd. Ter hoogte van Haren leidde dit tot enige aanpassingen van het Hoornschediep. Eén van deze aanpassingen was de aanleg van een doorlopend jaagpad langs de oostzijde van het kanaal. Om dit te bereiken werden zijtakken van het kanaal afgedamd en voorzien van een duiker. Zo ook de zogenaamde Jorissenvaart.

 De Jorissenvaart – die toen nog niet zo heette – is in 1838 aangelegd ten behoeve van een groot industrieel complex ten noorden van de huidige Molenbuurt. Een gedeelte van de vaart is nog steeds te zien ten noorden van Transferium II bij de rij populieren haaks op de A28. Het ging bij dit industriële complex in eerste instantie om een fabriek voor de productie van aardappelmoutwijn en aardappelbrandewijn. Snel na de oprichting werd echter al overgeschakeld op de productie van harde zeep. Oprichters waren Bernardus Boddendijk uit Doetinchem en Egbert David van Lennep uit Almelo. Later nam ook Lodewijk Theodorus Jorissen deel aan het bedrijf. Overigens was de onderneming van korte duur. In 1845 was alles voorbij en waren alle opstallen al weer afgebroken, behalve de directiewoning “Huize Buitenzorg” aan de Rijksstraatweg. Een ander overblijfsel van de fabriek was dus het vaartje naar het Hoornschediep, dat door de Hareners blijkbaar dankbaar werd gebruikt als laad- en losplaats en dat naar de eigenaar Jorissenvaart werd genoemd. Boddendijk had uit Doetinchem een aantal vakkrachten meegenomen om in de fabriek te werken. Deze vakkrachten en hun gezinnen gingen in 1845 allemaal mee terug naar Doetinchem. Met één uitzondering. Derk Jan Vels, zoon van zeepmaker Bernardus Vels had zijn hart verloren aan Geessien Nijdam van de Hoornschedijk en ging niet met zijn ouders mee terug.

 Terug naar de raadsvergadering van 4 september 1861. De raad draagt burgemeester en wethouders dan op activiteiten te ondernemen “teneinde worde verkreegen eene vaart ten westen van het dorp Haren vanuit het Noord-Willemskanaal tot het hooge bij de Koffijdiksteeg”. Het liefst ziet de gemeenteraad, dat een particuliere onderneming tot stand komt, die de aanleg van de vaart voor haar rekening neemt. Dit lukt niet. Wel zijn een groot aantal inwoners bereid een lening met een lage rente te verstrekken. In 1862 wordt het kanaal aangelegd met aan het einde bij de Drift een havenkom. Er zijn een aantal bijkomstigheden, die de aanleg van het vaartje extra duur maken. Het omringende terrein ligt erg laag. Dit betekent, dat er langs het kanaal kadijken moeten komen. Langs de noordelijke dijk komt voorts een weggetje naar het Noord-Willemskanaal. Bij het Noord-Willemskanaal komt een brug over het vaartje ten behoeve van het jaagpad langs het kanaal (zie de foto). Omdat het Maar wordt gekruist, moet er een buis onder het kanaal door komen om de waterhuishouding in de polder niet te verstoren en tenslotte moet er dan nog een woning komen voor de havenmeester/brugwachter. Bij de opzet wordt er van uit gegaan, dat elk jaar 30 tjalken à 60 ton en 30 pramen à 10 ton gebruik zullen maken van de haven. Overigens is in 1861 al duidelijk, dat de exploitatie van de haven verliesgevend zal zijn. De gemeente is bereid dit verlies te accepteren ten gunste van de “algemeene welvaart” in het dorp Haren.

Zoals in die tijd gebruikelijk voert de gemeente niet zelf het beheer over de haven. De havengelden worden verpacht en de woning wordt verhuurd. Dit telkens voor drie jaar. Zo adverteert de gemeente in 1889, dat voor drie jaar zal worden verpacht “Eene behuizing met grond staande en gelegen ten zuiden van de vaart, te Haren, voorts de rechten verschuldigd voor het gebruik van de haven en vaart te Haren en van de opslagplaats aldaar”. In 1913 wordt Jan Hendrik Vels, kleinzoon van de bovengenoemde Derk Jan Vels, de pachter. Jan Hendrik zal dat jarenlang blijven en hij combineert deze activiteit met de inzameling van huisvuil in de gemeente. Aanvankelijk gaat het vooral om de fecaliën, die worden opgeslagen in een loods bij de uitmonding van het vaartje op het Noord-Willemskanaal (op de foto net niet te zien).

Met de “episode Vels” zijn we aangeland bij de moderne geschiedenis van het Harener vaartje. Die geschiedenis zal uitvoerig aan de orde komen tijdens een van de programma onderdelen op de Dag van de Harener Geschiedenis op zaterdag 8 september a.s. Onder leiding van Henk Werners zullen dan herinneringen worden opgehaald aan het in 1965 gedempte vaartje annex haventje. Aanvang 15.00 uur op de oude havenlocatie in de kantine van gemeentewerken, bereikbaar via de Van Maerlantlaan, toegang gratis. Voor de andere activiteiten op deze dag verwijs ik naar de afzonderlijke publicaties.

Bij de foto: Meerwegbrug en vaartje; Foto P. Kramer, Groninger Archieven

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 1 augustus 2018.

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl