Afgelopen najaar zou de heer Jaap Roos naar Haren komen om bij de Harense Historische Kring Old Go te vertellen over zijn onderduikperiode bij de familie Lacoste aan de Meerweg 54 te Haren. Helaas moest deze lezing worden uitgesteld tot 5 april aanstaande vanwege Corona. De komst van Jaap Roos was voor mij aanleiding eens wat dieper na te denken over de onderduik van Joden in Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren. Wat weten wij daar eigenlijk van? We hebben – met het nodige vallen en opstaan – inmiddels wel een compleet beeld van de in de gemeente Haren woonachtige Joden, die de oorlog niet hebben overleefd. Maar hoeveel Joodse inwoners hebben aan de greep van de Duitsers kunnen ontsnappen? In haar korte artikel ‘De Joodse gemeenschap in Haren’ op de website deverhalenvangroningen.nl geeft Wil Legemaat aan, dat van de ongeveer 60 Joden in Haren er 33 de oorlog niet hebben overleefd. Ergo, zo’n 27 hebben de oorlog wel overleefd. Binnenkort zal ik met een nadere analyse van deze cijfers komen. Nu wil ik me richten op een van deze overlevers: Aaltje Nathans.
Aaltje Nathans is op 27 oktober 1897 geboren te Assen als dochter van Leman Nathans. De broer van deze Leman was Simon Nathans, caféhouder en koopman te Haren. Diens zoon Salomon David Nathans was manufacturier te Haren. Zijn winkel was op de hoek van de Rijksstraatweg en de Kerkstraat. We vinden daar nu in het trottoir vier Stolpersteine, die ons herinneren aan de moord op Salomon, zijn vrouw Rosa en hun zonen Simon en Ephraïm in Auschwitz. Aaltje was dus een volle nicht van Salomon Nathans. Zij woonde tijdens de oorlogsjaren ook in Haren en heeft de oorlog overleefd. Hoe was dat mogelijk? We zijn geneigd te denken, dat de Joden die de oorlog hebben overleefd, dat te danken hebben aan een geslaagde onderduik. Wil Legemaat suggereert dit ook in haar genoemde artikel, maar het is slechts ten dele waar. Het verhaal van Aaltje Nathans illustreert dat.
Aaltje Nathans huwt op 22 juni 1940 met de Klaas van der Geest en gaat dan bij hem wonen op het adres Mellenssteeg 23 te Haren (huidig adres Mellenssteeg 79, Huize Ooster-Heert, zie de foto). Klaas van der Geest is een bijzondere man. Hij is geboren in 1903 op Schiermonnikoog. Op jonge leeftijd is hij actief binnen de communistische partij. Zijn eerste vrouw is in 1934 zelfs secretaris van de afdeling Den Helder van de CPN. Na zijn scheiding – begin 1940 – komt Van der Geest in Haren wonen en kort daarna trouwt hij dus met Aaltje Nathans. Na zijn opleiding op de zeevaartschool is Van der Geest aanvankelijk stuurman op de grote vaart. Tijdens de crisisjaren wordt hij echter werkloos en ontwikkelt hij zich tot schrijver. Als hij in Haren komt wonen heeft hij al een aantal romans op zijn naam staan. In het adresboek van de gemeente Haren van 1941 wordt hij vermeld als letterkundige. Maar wat boven dit alles betreffende Klaas van der Geest van belang is: hij is geen Jood.
Als de Duitsers in de loop van 1941 regels invoeren om de Joden geleidelijk uit de samenleving te elimineren voldoet Aaltje Nathans aan de aanmeldingsplicht voor personen, die naar ras vol Joods of half Joods zijn. Die aanmelding spoort met de opgave van in de gemeente Haren woonachtige personen die ‘geheel of gedeeltelijk van Joodschen bloede zijn’ die burgemeester Nauta op 1 maart 1941 doet aan de Procureur Generaal te Leeuwarden. Van Aaltje wordt op deze lijst vermeld, dat ze vier Joodse grootouders heeft. Dat laatste is van groot belang, omdat op grond van een Duitse verordening van 1940 als Jood wordt aangemerkt: eenieder, die uit ten minste drie naar ras voljoodse grootouders stamt, waarbij een grootouder als voljoods wordt aangemerkt, wanneer deze tot de joods-kerkelijke gemeenschap heeft behoord.
Het huwelijk met de niet-Jood Klaas van der Geest biedt Aaltje enige bescherming. De behandeling van de zogenaamd gemengd gehuwde Joden door de Duitsers – en vooral hun Nederlandse handlangers - is niet mals, maar ‘bis auf weiteres’ zijn zij vrijgesteld van internering in Westerbork (en alles wat daarna komt). Uiteraard zijn Aaltje en haar man angstig wat allemaal nog volgen gaat. Zij zoeken contact met de advocaat Tobias Jan van Iddekinge in Groningen en uit diens archief kunnen we enige informatie putten over hun inspanningen om Aaltje uit handen van de Duitsers te houden. We zien ook dat iedere strohalm wordt aangegrepen en dat uit ieder gerucht hoop wordt geput. Zo schrijven zij op 30 oktober 1942 aan Van Iddekinge: “wij hoorden vanavond iets wat misschien in ons geval gunstig kan zijn. Dat in een gemengd huwelijk, waarvan de man Arisch is en de vrouw door operatie geen kinderen kan krijgen vrijstelling wordt verleend. Ik ben een half jaar geleden geopereerd door Dr. Roest aan de Heeresingel”. Van Iddekinge stelt op hun verzoek ook een zogenaamd ariëronderzoek in. Belangrijk is te weten of de grootouders van Aaltje inderdaad lid waren van een Joodse Kerkgemeenschap. Van Iddekinge schrijft allerlei Joodse instanties aan om daar antwoord op te krijgen. Na enige correspondentie wordt duidelijk dat een van de grootmoeders van Aaltje op 10 maart 1815 is geboren te Appingedam. Opperrabbijn Dasberg uit Groningen verklaart vervolgens, dat de registers van de Nederlandsch Israëlische Gemeente te Appingedam niet terug gaan tot 1815 en dat dus niet duidelijk is of de betreffende persoon lid was van het kerkgenootschap. Ook van een andere grootouder blijkt na onderzoek de Joodse afstamming niet te bewijzen. Namens Aaltje schrijft Van Iddekinge op 21 januari 1943 een brief aan de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters te 's Gravenhage. Daarin wordt gemeld, dat de eerder door Aaltje verstrekte gegevens niet juist zijn en dat zij niet vier joodse grootouders heeft, maar slechts twee en zelf bovendien geen lid van een Joodse gemeente is en getrouwd is met een niet-Jood.
Aaltje Nathans overleeft de oorlog. Dit in schrille tegenstelling tot haar Harense neef en zijn gezin en ook dat van haar eigen moeder en een van haar broers. Niet de onderduik, maar de regeltjes hebben haar gered en vooral het geluk dat het ‘bis auf weiteres’ niet ‘weiter’ kwam. Na de oorlog vertrekken Aaltje Nathans en Klaas van der Geest uit Haren. Klaas van der Geest wordt weer actief in de CPN en schrijft maatschappijkritische streekromans. In 1951 maakt hij deel uit van een CPN-gezelschap, dat een reis naar Moskou maakt. Als hij terug komt geeft hij aan, dat hem duidelijk is geworden, dat hij door Moskou is gebruikt voor propaganda. Hij wordt daarop als verrader uit de partij gezet. Aaltje Nathans overlijdt in 1985. Zij is begraven op het Joodse kerkhof te Assen.
Klaas van der Geest huurde de woning aan de Mellenssteeg van Lammert van Calcar. Diens vrouw heette Trijntje Oosterheert. Het huis zal naar haar zijn vernoemd. Vanaf 1947 tot zijn overlijden in 1963 woonde Lammert van Calcar met zijn vrouw zelf in de woning.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 51.