De toren van Haren

De toren van Haren

De toren van Haren is eigendom van de burgerlijke gemeente Haren, de kerk is eigendom van de hervormde gemeente Haren. Als je wat zoekt op internet, vind je al snel een verwijzing naar een staatsregeling van 1798. Toen is, in navolging van de door Napoleon in Frankrijk ingevoerde regeling, deze verdeling van eigendommen tot stand gebracht. De betreffende bepaling luidt: “De Torens aan de Kerkgebouwen gehegt, benevens de Klokken, van met deselver huisingen, worden verklaard eigendommen te zijn en te blijven der Burgelijke Gemeenten, staande ten allen tijde onder deselver beheering en onderhoud".

De eerste jaren van de Bataafse Republiek (1795-1806) werden gekenmerkt door een zeer onvriendelijke opstelling van de overheid tegenover de kerkgenootschappen. Alle kerkelijke eigendommen werden geconfisqueerd. In 1798 komt een voorzichtige kentering. De bovengenoemde regeling is daar een voorbeeld van. De kerkgenootschappen kregen de kerkgebouwen weer terug, maar de torens niet, omdat die een publieke functie hadden. De torens waren belangrijk als militaire uitkijkpost, de klokken dienden om de burgers te waarschuwen voor onheil, het torenuurwerk was vaak de enige aanduiding voor de tijd in de gemeente en de torenkamers konden gebruikt worden als gevangenis.

Maar liggen de zaken zo eenvoudig? Het bezit van een toren is geen zegen, maar een last. In een groot aantal gemeenten is er na 1815 onenigheid geweest over de eigendom. In Friesland hebben een aantal kerkelijke gemeenten eind jaren 90 van de vorige eeuw zelfs tot de Hoge Raad geprocedeerd om duidelijk te krijgen, dat niet zij maar de burgerlijke gemeenten eigenaar waren van de aan hun kerken verbonden torens en dat die burgerlijke gemeenten dus ook voor het onderhoud moesten opdraaien.

In Haren zijn geen processen gevoerd, maar duidelijk was de situatie hier ook lange tijd niet. Als in 1830 de kadastrale registratie wordt ingevoerd, komen kerkgebouw en toren op naam te staan van de ‘gemeente Haren’. Dat is niet erg duidelijk, maar uit latere vermeldingen blijkt, dat hiermee toch echt de burgerlijke gemeente wordt bedoeld. Overigens was er in die jaren nog geen strikte scheiding tussen het wereldlijk en het kerkelijk gebeuren. Zo was de burgemeester ook president-kerkvoogd en hadden ook de twee wethouders zitting in de kerkvoogdij.

In 1836 wordt de eigendom van de toren actueel. Het gemeentebestuur schrijft dan aan de Commissaris des Konings: “De toren, onmiddellijk verbonden aan het kerkgebouw te Haren, is sinds eenige jaren in eene zeer bouwvalligen toestand, zoo zelfs, dat men niet zonder redenen vreest, dat ene gedeelte van dezelve weldra in zal storten. Een en andermaal heeft het plaatselijk bestuur van Haren reeds aan deszelfs herstel gedacht, doch gebrek aan de benodigde fondsen en de groote kosten, welke men oordeelt tot de herstelling nodig te hebben, zijn telkens oorzaak geweest, dat die reparatie verschoven is geworden. Thans echter oordeelt het plaatselijk bestuur het dringend noodzakelijk, om de geheele vernietiging van dien toren voor te komen, dat er middelen in het werk moeten worden gesteld om tot eener werkelijke reparatie te komen. Wij nemen daarom de vrijheid ons in dezen tot u te wenden met verzoek ons te willen informeren of het onderhoud van het torengebouw te Haren ten laste van de burgerlijke gemeente, dan wel of hetzelve moet komen ten laste van de kerkelijke gemeente te Haren”. De reactie van de kant van de provincie geeft niet veel duidelijkheid, Volgens de commissaris is de regeling van 1798 achterhaald en is daar geen nieuwe landelijke regeling voor in de plaats gekomen. Volgens hem “zal het dus hoofdzakelijk afhangen van de beantwoording der vraag, wie van den oudsten tijd her tot op dezen dag in het onderhoud van den toren van Haren heeft voorzien, en de kosten deswege gedragen”. Met dat antwoord schiet het gemeentebestuur niet veel op. Probleem is nu juist, dat er vanaf 1798 geen serieus onderhoud meer aan de toren is gepleegd. Daar komt nog bij, dat de kerkelijke kas in 1798 is leeg geroofd en de kerk dus ook niet meer tot het betalen van onderhoud in staat is. Het gemeentebestuur hakt daarom zelf de knoop maar door: “dat wij om deze redenen, en ook in het belang dat de burgerlijke gemeente van Haren bij de toren kan gerekend worden te hebben, wel zouden zien, dat het onderhoud van den toren te Haren als eene last van de burgerlijke gemeente worde beschouwd”.

Maar betekent het accepteren van de onderhoudslast nu ook duidelijkheid over de eigendom van de toren? De kerkvoogdij is daar in 1838 duidelijk over. Zij menen “verpligt te zijn het volle regt van eigendom des torens en alzoo het daaruit voortspruitend gezag over denzelven voor de Hervormde Kerkelijke gemeente van Haren te moeten behouden”. Om het onderhoud aan de toren te kunnen uitvoeren claimen zij vervolgens wel een aanzienlijke gemeentelijke bijdrage. Zo is het de kerkvoogdij en niet het gemeentebestuur die in 1839 het onderhoud van de toren aanbesteedt. De Harener timmerman Jan Brink is voor f.1.200,- de laagste inschrijver.

In 1871 bericht het gemeentebestuur aan Gedeputeerde Staten, dat voor zover hun bekend is, de toren altijd door de gemeente is onderhouden en hersteld. Het standpunt van de kerkvoogdij in 1838 lijkt dus vergeten en achterhaald. Dat blijkt ook wel als het gemeentebestuur in 1880 aan de bouwmeester der gemeente Groningen vraagt om een onderzoek in te stellen naar de toestand van den toren, en wel ter beantwoording van de vraag, of de toestand van de toren eene geheele wegruiming of vernieuwing vordert, ofwel dat die toren door herstelling in voldoende staat kan worden gebragt. Zijn conclusie is: “dat de bedoelde toren door herstelling niet in voldoenden staat kan gebragt worden, dat daartoe geheele vernieuwing zal noodig zijn, en dat, buitengewone omstandigheden uitgezonderd, de tegenwoordige toestand des torens nog geen dadelijk gevaar oplevert”.

Het blijft dan nog enige decennia aanmodderen. Uiteindelijk lukt het burgemeester Boerema om in 1914 de totale restauratie van de toren te regelen onder supervisie van de rijksbouwmeester C.H. Peters. Het resultaat daarvan kunnen we nu nog aanschouwen. In 1926 wordt eindelijk ook het kadaster bijgewerkt. De toren staat nu op naam van de burgerlijke gemeente en de kerk op die van de hervormde gemeente Haren. De verhoudingen zijn duidelijk.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 57.

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl