In mijn column ‘Joodse onderduikers’ (te lezen via www.oldgo.nl/publicaties/column-harener-historie) heb ik aangegeven, dat ik van zes Joodse inwoners van Haren nog niet wist hoe zij de oorlog hadden overleefd. Bij nader inzien is het juiste getal zeven, want ik was Erna de Jonge, huishoudster bij mevrouw Alida Kielman-Pik op het adres Middelhorsterweg 6 (toen nog genummerd Stationsweg 44) vergeten. Van deze zeven personen behoorden er vijf tot de familie Van Blankenstein.
Elias Philipstein nam omstreeks 1900 een lak- en verffabriek over van Roelf Kranenburg. Ik schreef over de vestiging van de lakstokerij in Glimmen van dit bedrijf in de column ‘Verf en limonade uit Glimmen’ (terug te lezen via dezelfde link). De Jood Elias Philipstein was afkomstig uit Emden. Voor de overname was hij al een groot aantal jaren vertegenwoordiger van Kranenburg in Duitsland geweest. De hoofdvestiging van het bedrijf was aan de Steentilstraat 27 te Groningen. Elias werd na zijn overlijden in 1917 opgevolgd door zijn schoonzoon Bernard Herman van Blankenstein. Nadat in 1935 een medevennoot was overleden kwam het bedrijf volledig in Joodse handen. Gelet op alles wat nog komen zou een relevant gegeven.
In 1930 verhuisde de familie Van Blankenstein van de woning boven het bedrijf aan de Steentilstraat naar de woning Botanicuslaan 1 in Haren en in 1939 volgde een verhuizing naar (huidig adres) Westerse Drift 94. Aan de huizen af te meten zou je zeggen: een familie in goeden doen. Het is echter de schijn, die ons hier behoorlijk bedriegt. Om te beginnen waren de huizen geen eigendom, maar werden ze gehuurd. Voorts was het bedrijf in de crisisjaren eigenlijk volledig ter ziele gegaan. Slechts door hulp van zijn zwager Salomon Sanders in Den Haag, die al het onroerend goed van het bedrijf kocht, kon Van Blankenstein het hoofd nog een klein beetje boven water houden.
In Groningen behoorde de familie Van Blankenstein tot de kring van zionistisch georiënteerde, maar beslist niet streng religieuze, Joodse fabrikanten. Buiten die kring had de familie slechts beperkte contacten. Wel was Bernard van Blankenstein in de dertiger jaren lid van een gymnastiekclubje genaamd ‘anti-buik’. Het is illustratief enige leden van dit clubje te vermelden: tandarts Hut (die later zou helpen bij een onderduikadres), S.W. Molenaar (na de oorlog korpschef van de gemeentepolitie), psychiater Dr. A.A. Weinberg (Jood en overtuigd zionist) en Pieter Roelfsema (steenfabrikant, als lid van het verzet in 1944 omgekomen in het Scholtenshuis en begraven op de Eshof in Haren).
De familie Van Blankenstein was bang voor de Duitsers. Liefst waren ze al voor de oorlog vertrokken naar Amerika, maar daar was geen geld voor. Direct na de Duitse inval in mei 1940 reisde de familie met een geleende auto van kennis Kahrel (van de theefabriek) naar Lemmer om vandaar per boot over te steken naar Amsterdam. Achter de waterlinie dachten ze veilig te zijn. Maar dat bleek al snel een misvatting. De familie keerde terug naar Haren. Gerrit Dalenoord, later in de oorlog de leider van het verzet in Haren, was eigenaar van de dubbele woning Westerse Drift 94/96. Zelf woonde hij op nummer 96. Op zolder maakte hij een deur tussen de beide huizen om de Van Blankensteins een vluchtroute te bieden. Van de drie kinderen Van Blankenstein woonde dochter Hannie aan het begin van de oorlog al niet meer in Haren. Zij was verpleegster, eerst in Groningen en later in Amsterdam en Haarlem. Zoon Tobias en dochter Theodora woonden nog wel thuis. Zij trouwden beide in juli 1942 in Haren. Net op de valreep. Tobias op 1 juli 1942 met Estella Serphos en Theodora op 28 juli 1942 met Albert Gosschalk. Tobias trouwde kerkelijk in de jeugdsjoel in de Kleine Folkingestraat in Groningen. Het laatste huwelijk dat opperrabbijn Dasberg zou voltrekken.
Aanvankelijk dacht ik, dat Estella Serphos nog korte tijd bij Tobias aan de Westerse Drift had gewoond. Waarschijnlijk is dat echter niet het geval en zijn Tobias en Estella direct na hun huwelijk vertrokken naar een onderduikadres. Estella werd daarbij geholpen door Wiemer Emmelkamp, die verbonden was aan de verzetsgroep ‘De Groot’. Later verbleven Tobias en Estella samen op adressen in Amsterdam en Utrecht. Een bewijs van dit gezamenlijk verblijf is de geboorte van dochter Henriëtte op 2 juni 1945 in de kraamkliniek ‘Huize Ooievaar’ te Utrecht (werd Dolle Dinsdag wat al te uitbundig gevierd?). Bij hun onderduik kregen Tobias en Estella hulp van zuster Hannie, die er (hoe weet ik nog niet) in slaagde om bovengronds te blijven. Onderduiken was een dure aangelegenheid. Daarom was ook de hulp van een zeer bemiddelde broer van Estella’s moeder, Louis Jacques Bosman, vanuit de USA van groot belang. Theodora van Blankenstein en haar man Alberts Gosschalk doken onder in Epe. Zij wisten lang uit handen van de Duitsers te blijven. Toch ging het aan het einde van de oorlog nog mis. Zij kwamen in kamp Westerbork terecht, maar wisten dit kamp bij de bevrijding levend te verlaten. Zoals gemeld werd vader Bernard van Blankenstein bij het onderduiken geholpen door tandarts Hut. Hij kwam terecht op een boerderij in Bornerbroek. Moeder Frieda Philipstein kwam in eerste instantie wel in kamp Westerbork terecht, maar zij wist van daaruit opgenomen te worden in het ziekenhuis in Groningen. Met behulp van de verpleegster Jantje Leistra kon ze vervolgens als ‘patiënt’ onderduiken in de kliniek Dennenoord te Zuidlaren.
Na de oorlog kwam de gehele familie weer samen in Haren. Niet meer aan de Westerse Drift, maar aan de Jachtlaan 16 (toen Onnerweg 6A). Deze woning was eigendom van de NSB’er Jan Pieter Blaauw. Nu was het echter zijn beurt om tijdelijk elders te verblijven. Er zal blijdschap zijn geweest om de geboorte van Henriëtte, maar ook veel verdriet om familieleden (vooral van de kant van Estella Serphos) die niet terugkwamen uit Duitsland. Voorts was de gehele fabriek door de bezetter leeggeplunderd en tenslotte ook nog verkocht. Vader Bernard van Blankenstein moest weer helemaal opnieuw beginnen. Dat werd hem te veel. Op 24 december 1945 stierf hij op straat aan een hartinfarct. Zoon Tobias was van plan geweest naar Palestina te vertrekken, maar moest nu in Groningen blijven. Veel medewerking ondervond hij niet bij de wederopbouw van het bedrijf. Gelukkig was er ook nu weer hulp vanuit de USA van oom Louis Bosman en vanuit Den Haag van Salomon Sanders. Frustrerend was het voor Tobias en Estella, dat zij niet de beschikking kregen over het ouderlijk huis van Estella aan de Kamplaan in Groningen. De rol van de toenmalige gemeente Groningen daarbij staat nu anno 2022 weer ter discussie en heeft al geleid tot enige publicaties in het Dagblad van het Noorden.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 63.