Op 19 augustus 1910 wordt Mr. Hindrik Boerema geïnstalleerd als burgemeester van de gemeente Haren. Hij is dan nog net 30 jaar en is daarmee de jongste burgemeester, die de gemeente Haren ooit heeft gehad. Tot 1921 heeft Boerema in Haren geen eigen woning. De eerste jaren woont hij in Hotel Horst (voorheen de Jagtwagen) aan de Rijksstraatweg 127 (nu hoek Vondellaan). Vervolgens woont hij in bij A. Wassenaar in ’t Huis de Wolf (Rijksstraatweg 76) en daarna bij notaris J.B. van Andringa de Kempenaer in Huize de Hondsrug (Rijksstraatweg 240). In 1921 komt dan de ambtswoning aan de Weg voor de Jagerskampen 2 gereed. Als Boerema deze woning betrekt is hij nog vrijgezel. In 1923 huwt hij met Elisabeth Anna Frick, die uit een eerder huwelijk twee dochters heeft.
In de jaren van zijn verblijf in Hotel Horst schrijft Boerema een aantal brieven die in het archief van de gemeente Haren bewaard zijn gebleven. De meeste brieven gaan over de restauratie van de dorpstoren. Boerema laat zich echter ook kennen als een oplettende detective. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een brief van 29 juli 1913 aan de Officier van Justitie te Groningen. In verband met valse bankbiljetten die in omloop zijn gebracht, heeft deze de burgemeesters in de provincie gevraagd attent te zijn op personen die plotseling veel geld uitgeven. Boerema heeft inderdaad zo’n persoon op de korrel. Uit zijn brief blijkt, dat hij de zaak al behoorlijk heeft uitgezocht.
Reeds geruimen tijd heeft zijn van weelde getuigende levenswijze mijn aandacht getrokken Ernst Gustaaf Schlette te Groningen. Deze ongetwijfeld u bekende persoon heeft automobielen en speelt veel om geld. Nu heeft hij weliswaar in den laatsten tijd geërfd, maar naar ik destijds reeds van zijn schoonvader, L. Smit van het Boschhuis te Groningen, mocht vernemen, was deze waarde niet van groot belang. Ook beklaagde die familie zich over zijne gedragingen. Reeds meermalen liet ik nagaan of Schlette in deze gemeente papiergeld uitgaf, hetgeen mij steeds werd gerapporteerd niet het geval te zijn. Mijn aandacht bleef op hem gevestigd en ik liet bij het agentschap van de Nederlandsche Bank te Groningen inlichtingen inwinnen omtrent de geheime kenteekenen der bankbiljetten, waarvan mij enkele werden medegedeeld. Na uwe bovengenoemde circulaire werd mijn meening versterkt, dat slechts Schlette dit kon doen, nu hij onder de vlag van een erfenis en in het bezit van een luxueuze automobiel de gelegenheid tot groote uitgaven had. Meermalen kon ik in het hotel Horst, waar ik mijne kamers heb, hem waarnemen, omdat hij dikwijls voor mijne ramen plaats neemt. Veelvuldig komt hij daar niet, maar toch zo nu en dan op doorreis, zooals hij ook wel aanlegt op de ontspanningsplaats Voorveld. Langduriger, meestal om te spelen, vertoeft hij bij Witteveen en Bolhuis, beiden te Harenermolen en leeft daar vriendschappelijk met de eigenaars en gasten, zooals hij dat kan. Zoo heeft hij zelfs den rijksveldwachter, brigadier Tissing, het genoegen gedaan hem per auto naar Assen te brengen en terug mede te nemen, nadat diens vrouw en kinderen daar te logeren waren achter gelaten. Ofschoon deze omstandigheid eenigszins eigenaardig was, heb ik hierover nimmer met den veldwachter gesproken. Te veel drinken doet hij niet, althans heb ik hem nimmer onbekwaam gezien. Een enkele maal komt hij met een vreemde, zoo in den laatsten tijd nu en dan met een korte gedrongen jongeman met wie hij opvallend den toon voert van iemand die geroutineerd uitgaat, vooral met vrouwen. Meestal gaat het om Leonardus Appel, directeur van een petroleummaatschappij te Groningen, Frieschestraatweg 1, Bernard Herman Drenth, Trompstraat 20a te Groningen en D.A. Anema, zonder beroep, te Harenermolen. Met deze personen speelt Schlette gewoonlijk om geld. Vroeger had hij omgang met den thans gefailleerde aannemer Gerrit Gisius te Groningen. Het trof nu gisteren dat Schlette met zijn automobiel bij Horst kwam. Het voertuig ziet er opvallend luxueus uit en terwijl ik daarnaar keek, komt Albertus Horst in mijn kamer om de tafel af te nemen en ontstaat het volgende gesprek. Horst: “kijkt u er naar of de automobiel met eigen geld betaald is?”. “Hoezo?” “Hij kan het immers zelf maken”. “Heeft u daar dan wel eens iets van gezien?” “Neen, maar hij heeft het bewijs toch geleverd”. “Krijgt u wel eens een bankbiljet?” “Jawel”. “Van hoeveel?”. “Van honderd en van vijfentwintig gulden”. “Mag ik die eens zien?” “Neen, want als die valsch is, ben ik het geld kwijt en ik heb de waarde geleverd”. “Zoudt u ze mij dan voor het vervolg willen laten zien als ik u de waarde gaf?” “Jawel, ik heb met Schlette niets uitstaande.” Ik heb de eer u vorenstaande te rapporteren met het beleefd verzoek om uwe betreffende berichten.
In het Historisch Jaarboek Groningen 2020 uitgegeven door de vereniging Stad & Lande staat een uitvoerig artikel over Ernst Gustaaf Schlette (1873-1948) geschreven door Alida Dijk en Margriet Dijk. In dat artikel komt Schlette naar voren als een man met twee gezichten. Aan de ene kant is hij een begenadigd maker van reclameaffiches. Vooral de affiches die hij maakte voor de fietsenfabrikant Fongers zijn erg fraai en worden algemeen beschouwd als kunst. De afbeelding boven dit artikel laat een van de meest bekende van deze affiches zien: een groep fietsende militairen. Waarschijnlijk is deze affiche gemaakt in 1912. Het andere gezicht van Schlette is, dat hij niet in staat is de tering naar de nering te zetten. Dit leidt tot een lange reeks faillissementen en ook tot diverse misdrijven, zoals het verduisteren van gehuurde auto’s en het maken van vals geld. Voor dat laatste vergrijp wordt Schlette in 1902 te Amsterdam veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. Hij zit zijn straf uit in de gevangenis aan de Hereweg te Groningen en blijft na zijn vrijlating in Groningen hangen. De stad Groningen kent in die tijd een bloeiperiode op het gebied van tekenaars en drukkerijen en Schlette slaagt er in al snel aansluiting te krijgen bij dit milieu.
Heeft Schlette in Groningen nu inderdaad weer vals geld gedrukt? In het artikel van Alida Dijk en Margriet Dijk staat daar niets over. Wel dat hij op 27 maart 1914 voor de derde keer failliet gaat en dan al de wijk heeft genomen naar Antwerpen. Boerema is er ook niet in geslaagd zijn onderzoek in Haren af te ronden met een succesvol bewijs. In aanvulling op zijn eerdere brief schrijft hij op 31 juli 1913, dat zijn onderzoek naar het gedrag van Schlette wordt gefrustreerd door een inspecteur van politie uit Groningen, die hotel Horst gebruikt als ontmoetingsplaats met een vrouwspersoon. En waar de stedelijke politie is, daar is Schlette nu eenmaal niet.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 66.