De titel van mijn column is een knipoog naar de titel van het boek ‘Onder Professoren’ van Willem Frederik Hermans. Hij schreef dit boek kort nadat hij vanuit Haren naar Parijs vertrokken was, maar het is duidelijk gebaseerd op zijn conflict met de bestuurders van de Rijksuniversiteit Groningen in de periode dat hij in de Lindenhof, Julianalaan 11 te Haren woonde. Hermans was tot zijn vertrek uit Haren in 1973 als lector verbonden aan de universiteit. Naar de huidige terminologie zou hij professor zijn geweest. Is Hermans daarmee een voorbeeld van de vele professoren die in Haren hebben gewoond?
We komen met die vraag uit bij een wijdverbreid misverstand dat ik graag uit de wereld wil helpen. Te makkelijk projecteren wij ons beeld van het heden naar een situatie in het verleden. Zo las ik in het overigens zeer aardige recent verschenen boekwerkje ‘De Dorpskerk, een huis voor God en voor de mensen, een geschiedenis van de Harener Dorpskerk in relatie tot de gemeenschap’ van Rudolf P. Oosterdijk over de vooroorlogse periode in Haren het volgende: “Onder andere hoogleraren van de Rijksuniversiteit betrokken de villa’s en ruime woningen aan de Harense dreven”. Oosterdijk staat beslist niet alleen met deze aanname. Welnu, laat ik daar direct duidelijk over zijn: dit is volstrekt onjuist. Tot 1940 werd door overheidsinstanties behoorlijk streng de hand gehouden aan het standplaatsprincipe. Men werd geacht daar te wonen waar men zijn (of haar) standplaats had en voor de medewerkers van de Rijksuniversiteit inclusief het Academisch Ziekenhuis, van de gemeente Groningen en de provincie Groningen was die standplaats de gemeente Groningen.
Aan de hand van het adresboek 1938 dat digitaal beschikbaar is op www.oldgo.nl is na te gaan welke mensen in Haren woonden. Het adresboek vermeldt alle in de gemeente wonende gezinshoofden met hun beroep en adres. Voor het dorp Haren (incl. Hoornsedijk, Hemmen, Dilgt en Essen) heb ik een overzicht gemaakt van de gezinshoofden met hun beroepen. In totaal kwam ik uit op 1973 personen. Daartoe behoorden twee (!) hoogleraren: Prof. Dr. F.M. Jaeger, hoogleraar scheikunde, Lutsborgsweg 10 en Prof. Dr. J.H. van Meurs, hoogleraar Romeins Recht, Westersche Drift 79 (huidig adres Westerse Drift 125). Voorts woonde Dr. H. de Buck, bibliothecaris van de universiteit in Haren aan de Heide en Watersteeg 3, en J. Veenhoff, amanuensis, aan de Botanicuslaan 14. De heer D. Banga, wonende Meerweg 68, wordt vermeld als techn. chir. lab. Acad. Ziekenhuis. Wat ik me daar precies bij moet voorstellen weet ik niet. Tenslotte vond ik nog mej. A. Wiersum als secretaresse van een medische afdeling van het Academisch Ziekenhuis. Zij woonde bij haar moeder Rijksstraatweg 236 te Haren. Maar dat was het dan. Dus geen groot aantal professoren en ook geen enkele medisch specialist.
Uiteraard vraagt u zich vervolgens af wie dan wel in Haren woonden. Die vraag is wat lastiger te beantwoorden, omdat je dan de diverse beroepen een beetje bij elkaar moet vegen. Overigens is de verreweg grootste groep wel eenvoudig in kaart te brengen. Dat is de groep met de vermelding ‘z.b.’, oftewel zonder beroep. In totaal telde ik 715 gezinshoofden met deze vermelding. Dat is 36% van het totaal! Een redelijk groot aantal van hen verbleef in Huize Avondlicht aan de Dilgtweg, maar verspreid over de andere straten in het dorp woonden er in Haren veel gepensioneerden, oud-Indiëgangers en rustende boeren. Aan de randen van het dorp woonden in totaal 133 personen met een hoofdberoep gerelateerd aan de landbouw (landbouwer, veehouder en zelfs een houder van een vossenfarm). De medewerkers van de NS waren met 73 personen ook behoorlijk vertegenwoordigd. Een grote groep oefende beroepen uit, die we zouden aan kunnen merken als tussenhandel: verzekeringsinspecteurs, depothouders, handelsreizigers, graanhandelaren, houthandelaren, grossiers (bv in chocolade en suikerwerken) en vertegenwoordigers. In totaal kom ik voor deze groep uit op 177 personen. Deze beroepen komen nu nauwelijks nog voor. Ruim 100 personen vervulden hogere functies bij bedrijven en overheidsinstanties (vooral rijksinspecties) in de regio als directeur, procuratiehouder, bedrijfsleider of deskundige. De plaatselijke middenstand bestond uit ongeveer 235 personen. Hiertoe reken ik dan de winkeliers en hun bedienden, de aannemers, schoen- en kleermakers, garagehouders, voerlieden, chauffeurs, rijwielherstellers, een groot aantal timmerlieden en huisschilders, een pianostemmer en een sigarenmaker. Ook op het eigen dorp gericht waren ongeveer 50 personen met zelfstandige beroepen, zoals huisarts, veearts, notaris, architect, bankier en predikant. Tenslotte telde ik 40 venters - ook een beroep dat tegenwoordig bijna niet meer voorkomt – bijna 200 arbeiders, 50 leraren en onderwijzers, 50 tuinlieden en groentekwekers, 20 café- en pensionhouders en 20 ambtenaren (waaronder de gemeentesecretaris en enige afdelingshoofden).
In de bronbewerking ‘Bevolkingscijfers 1850-1987’ heb ik laten zien dat het aantal inwoners van de gemeente Haren vooral in de periode 1930-1940 snel steeg. Deze stijging werd bijna volledig veroorzaakt door de bouw van een groot aantal woningen in het dorp Haren. Veel personen zonder beroep en personen met een niet aan het dorp Haren gebonden beroep vestigden zich toen in de gemeente. De tramlijn naar Groningen en het toegenomen gebruik van fiets, brommer en auto in het woon-werkverkeer faciliteerden deze beweging. Een bijzondere omstandigheid daarbij was, dat veel van de woningen aan lanen als de Emmalaan, Wilhelminalaan, Westerse Drift, Jachtlaan, Poorthofsweg en Lokveenweg geen koopwoningen waren maar huurwoningen. Die ook voor mij verrassende constatering deed ik bij de voorbereiding van een publicatie over de woningen van Joodse inwoners van Haren (ik kom daar nog op terug). Daarbij bleek bijvoorbeeld, dat de woningen Dilgtweg 2, Emmalaan 22, Lokveenweg 18, Oosterweg 46, Oude Hoflaan 12, Poorthofsweg 2 en 24, Rijksstraatweg 34, Westerse Drift 43 en 96 en Wilhelminalaan 9 huurwoningen waren. De woningmarkt zag er voor de oorlog in Haren dus heel anders uit dan tegenwoordig. Dit zal stellig mede het gevolg geweest zijn van het feit, dat er door het standplaatsprincipe veel minder druk op de woningmarkt in Haren was dan tegenwoordig het geval is. Zo heb ik in mijn boekje over het Julianapark aangegeven, dat de gemeente jarenlang moest leuren met bouwterreinen aan de Weg voor de Jagerskampen en de Terborgsteeg. Ook was het bouwen in Haren relatief goedkoop, omdat door de bouw op zandgrond de funderingskosten laag waren.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 82.