Op zaterdag 9 en zondag 10 september 2023 gaat het gebeuren. Dan organiseert de Harense Historische Vereniging Old Go de Open Monumentendag in Noordlaren. Alle aanleiding om in mijn columns de komende weken alvast een voorschot te nemen op dit evenement. Voor het programma verwijs ik naar de publicatie op www.oldgo.nl.
Deze keer wil ik het hebben over de school in Noordlaren. Niet over de school die er tot voor kort nog was in het gebouw de Rieshoek aan de Zuidlaarderweg, maar over de voorgangers van deze school. In zijn boek ‘Zij hielden de lampe staande’ wijdt Henk Luning een apart hoofdstuk aan de school. Hij schrijft dat vanaf de reformatie in 1595 de koster van de kerk ook belast met het verzorgen van het onderwijs. Die koster woonde tegenover de kerk en hier werd – nog steeds volgens Luning – met veel zelfwerkzaamheid van de Noordlaarder bevolking in 1629 een nieuwe kosterij annex school gebouwd. In de Franse tijd krijgt de burgerlijke overheid de verantwoordelijkheid voor het onderwijs en komen er opzieners die moeten toezien op de kwaliteit van het onderwijs en de schoolgebouwen. Best gesteld is het daarmee meestal niet. Zo constateert de opziener in 1806 dat de school in Noordlaren gedurende de zomermaanden gesloten is en omschrijft hij het schoolgebouw als een zwijnenstal. Reinder Berends Marring is dan koster en schoolmeester. Daarnaast is hij in de kerk organist en voorzanger en zal hij het ook wel druk hebben gehad met het bewerken van zijn eigen land, want de opbrengsten van de tot de kosterij behorende landerijen waren voor hem een belangrijke inkomstenbron.
In 1811 wordt aan de noordzijde van de kosterij een nieuwe school gebouwd. De opziener betoont zich daar bij zijn volgende inspectie zeer tevreden over. De grond waarop de school staat behoort nog steeds tot de kosterij, maar de bouw van de school zal wel door de inmiddels gevormde burgerlijke gemeente Haren bekostigd zijn. Ook het onderhoud is een taak van de gemeente. In 1817 verklaart ene Peter van der Heide, dat hij voor het verven van de school f.49,47 van de schout (= burgemeester) heeft ontvangen. Op de eerste kadastrale kaart van 1830 is de school niet apart aangegeven. Op een hulpkaart van 1847 is dit wel het geval. Beide kaarten zullen te zien zijn op de Open Monumentendag als onderdeel van een expositie van foto’s en kaarten over de historie van het dorp Noordlaren van 1830 tot 1980. In 1824 rapporteert de gemeente Haren over de toestand van alle scholen in de gemeente. Het gebouw in Noordlaren wordt dan omschreven als “heeft eene vrijen toegang van licht, is ruim en hoog van verdieping, voorzien van halve tafels en banken”. Marring is dan nog steeds koster en schoolmeester. De school wordt ’s winters door 65 kinderen bezocht en zomers door 30. De meeste kinderen moeten zomers meehelpen op de boerderij en gaan dan niet naar school. Het in genoemd overzicht vermelde jaarinkomen van Marring laat duidelijk zijn veelheid aan functies zien: schoolpenningen van schoolgaande kinderen: f.80,-; tractement van het rijk: f.100,-; tractement van de kerk als koster: f.50,-; opbrengst van tot de kosterij behorend land: f.83,50; opbrengst van rente over kosterijgelden: f.4,50; tractement voor het bespelen van het orgel: f.65,-. Overigens blijkt uit andere bronnen, dat Marring ook nog wel wat ‘schnabbels’ had. Als koster ontving hij ook een vergoeding voor begrafenissen in de kerk. Daarnaast had hij als bijbaan het innen van boetes en belastingen en werd hij in 1818 ook nog vermeld als nering doende in koffie en suiker. Het zal duidelijk zijn, dat het geven van onderwijs niet altijd zijn hoogste prioriteit had.
Reinder Berends Marring overleed in 1843. Zijn opvolger was Evert Kors, die na zijn overlijden in 1868 weer werd opgevolgd door Johannes van Belkum. De laatste persoon die de functies van koster, organist en schoolmeester combineerde was Tonnis Kool. Hij deed dat tot zijn pensionering op 1 juni 1935. Johannes van Belkum kunnen we gerust omschrijven als ‘kleurrijk’. Al drie maanden na zijn aantreden schrijft hij een ferme brief aan het gemeentebestuur over de toestand van het schoolgebouw. Ik vermeld hier slechts een paar citaten. “Wegens zwakheid werd voor eenige weken het spantwerk van ons schoolgebouw gestut. Die stutten zijn geplaatst op den zolder boven de balken der school, slechts drie in getal. Door die stutten moeten nu die balken, bij de minste beweging van den kap, het geheele spantwerk dragen, met dat gevolg, dat reeds een der balken wel een half voet is doorgezakt. De muur bij dien balk vertoont grooten scheuren, terwijl de balk zelve wel half verwormd is”. “Mijn voorganger Kors liet reeds bij hevige wind de kinderen wegens het gevaar naar huis gaan”. “Het schoolgebouw te klein, het is ook te laag onder verdieping. Hierdoor verkeert men dagelijks in eene bedompte en ongezonde lucht”. Trapte Van Belkum met zijn brief een open deur in of reageerde het gemeentebestuur werkelijk zo snel? Feit is, dat vier maanden na zijn brief, op 25 augustus 1869 reeds de aanbesteding plaats vond van een geheel nieuw te bouwen schoolgebouw. In dezelfde periode besloot het kerkbestuur ook een nieuwe kosterij te bouwen. De nieuwe school werd wederom op het terrein van de kosterij gebouwd, maar nu wel duidelijk los daarvan, ongeveer in de tuin voor het huidig gebouw De Hoeksteen. Voor Van Belkum een aantrekkelijke locatie, want hij maakte graag gebruik van de mogelijkheid om via de achtertuin van de kosterij tijdens schooltijd even weg te glippen naar Jans Klippie aan De Steeg voor het nuttigen van een borreltje. In 1880 komt Van Belkum in opspraak. Een groot aantal inwoners van Noordlaren dringt dan aan op zijn ontslag. Op 25 maart 1880 berichten BenW van Haren over dit voorval aan Gedeputeerde Staten. Zij schrijven dan, dat zij het niet nodig vinden breedvoerig op het voorgevallene terug te komen, omdat hier in eerdere stukken al uitvoerig over geschreven is. Pech voor mij is, dat een nijvere archiefambtenaar ten provinciehuize deze stukken heeft vernietigd, zodat ik er nog steeds niet achter ben gekomen wat er nu precies aan de hand was. Een ander opmerkelijk bericht over Van Belkum lezen we in het Nieuwsblad van het Noorden van 24 mei 1893: “Noordlaren. De heer J. van Belkum, hoofd der school alhier, werd Zaterdagmiddag op 't Zuidlaardermeer door bliksem getroffen. Zijn toestand maakte opneming in 't Academisch Ziekenhuis te Groningen wenschelijk”. Gelukkig herstelde Van Belkum redelijk snel en kon hij terugkeren naar Noordlaren.
In 1907 stelde de gemeente vast, dat het wederom noodzakelijk was een nieuwe school in Noordlaren te bouwen. BenW stelden voor die weer te bouwen op het terrein van de kosterij aan de Lageweg. De gemeenteraad stemde daar echter niet mee in. Men wilde de school op een plek met meer ruimte en lucht. Zo kwam de nieuwe school aan de Zuidlaarderweg. Van die school bestaan veel foto’s. Maar die passen uiteraard niet bij dit verhaal. Zou er dan werkelijk geen foto zijn van de oude school aan de Lageweg? In het boek ‘Openbare Lagere School Noordlaren 1908-1983’ van Henk Luning staan enige schoolfoto’s. De oudste foto is van 1890 en de kinderen plus schoolhoofd Van Belkum staan op deze foto duidelijk voor de school. Maar het gebouw zelf is niet duidelijk te zien. Uiteindelijk zette Henk Abbring, mede-bestuurslid van Old Go, mij op het spoor van de foto boven deze column. Ook niet overduidelijk, want u ziet vooral bomen en struiken. De fotograaf stond op de Lageweg en fotografeerde naar het noorden. Als u goed kijkt, ziet u rechts achter het geboomte de kerk staan. Iets links van het midden, achter het houten hekje, staat de school. Er lopen zelfs wat kinderen over het schoolplein. Als u een betere foto hebt, houdt Old Go zich uiteraard van harte aanbevolen (info@oldo.nl).
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 83.