In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 29 december 1869 lezen we een verslag van een op kerstavond gehouden zangvoorstelling in het logement van Brands aan de Lageweg 43 in Noordlaren. “De avond werd in gulle en gepaste vrolijkheid doorgebragt en hebben de leden op eene waardige wijze getoond, dat de naam hunner vereeniging geen ijdele klank is; dat zij op eene humane wijze feest weten te vieren, waarbij alle politietoezigt gemist kan worden”. Wat mij opvalt is de laatste opmerking, dat de avond goed verliep zonder politietoezicht. Blijkbaar was dat bijzonder, want anders zou het er niet staan. Met andere woorden, het was blijkbaar normaal dat zo’n avond volledig uit de hand liep. Taferelen die we nu bij een voetbalwedstrijd zien, maar dan uiteraard wel op de Noordlarense schaal.
Als we burgemeester Lodewijk Theodorus Jorissen mogen geloven was het begin 19e eeuw nog wel redelijk rustig in Noordlaren, maar kwam daar ongeveer gelijktijdig met zijn aantreden als burgemeester in 1852 verandering in. Zo schrijft de burgemeester in 1853 aan de officier van justitie: “Vroeger, zegt men, waren slagerijen zeer zeldzaam te Noordlaren, zedert de vermenigvuldiging van kroegen en het aanbouwen van kamertjes komen vechtpartijen dikwerf voor en is een afschrikwekkend voorbeeld zeer noodzakelijk”. De oorzaak van de onrust zal gelegen zijn in maatschappelijke veranderingen. Rond 1800 bestond nog iets wat we het ‘groot-gezin’ zouden kunnen noemen: een samenleving op de boerderij van een drietal generaties samen met inwonende knechten en meiden. In de loop van de 19e eeuw werd het ‘gezin’ kleiner. Als eersten werden de knechten en meiden buiten het gezin geplaatst en naar de keuken verbannen. Zij werden geacht zichzelf voortaan na werktijd te vermaken. Zo ontstond een grote groep ‘losgeslagen’ jongeren die ’s avonds het dorp introk en dat ging in combinatie met het grote aantal kroegjes dus niet altijd goed.
Arbeiders als Henderikus Steen, Jan Schuiling en de broers Nijborg droegen ook niet bij aan de rust in het dorp. “Steen maakt bij iedere gelegenheid, dat hij in gezelschap is ruzie, en is niet tevreden zonder dat er geklopt is. Schuiling is niets beter, en heeft soms geen nachtverblijf onder dak”. De broers Nijborg stonden op zich als goede arbeiders bekend, maar zij gaan zich van tijd tot tijd te buiten in het gebruik van sterken drank en zijn bij die gelegenheden “zeer lastig in den omgang en twistgierig”. Een persoon die bij veel ongeregeldheden in het dorp is betrokken is Albert Homan, maar hij is moeilijk te pakken, omdat het veel moeite en overleg kost om te Noordlaren getuigen te vinden in zaken waarbij Albert Homan betrokken is, “doordien daar eene algemene vrees voor dien man bestaat”. In 1855 gaat het mis bij Roelf Klinkhamer. Deze is behalve molenaar (van de molen de Korenschoof aan de Zuidlaarderweg) en winkelier ook nog kastelein. Er ontstaat ruzie in zijn kroeg, waarbij Jan Kuipers en Nicolaas Ax betrokken zijn. Tijdens een rechtszitting verklaart Roelf Klinkhamer over dit voorval: “In het laatst van de maand augustus jl. waren eenige jongelieden ten mijnen huize, waaronder de beklaagde Jan Kuipers en Nicolaas Ax. Beklaagde dreigde dezen toen bij mij aan huis "gij zult onder mijne handen sterven vanavond". Wat er buiten is gebeurd, weet ik niet”. Volgens Nicolaas Ax is hij buiten van achteren aangevallen en zijn hem met een mes drie wonden toegebragt, een in de kin, een in de linker duim en een in de nek. En dit is slechts een voorbeeld van vele vechtpartijen, steekpartijen en knokkerijen.
Bij het handhaven van de openbare orde werd burgemeester Jorissen bijgestaan door de gemeenteveldwachter. Van 1849 tot 1875 vervulde Harmannus de Groot deze functie. Het bijzondere is nu, dat Harmannus de Groot op 9 en 10 september a.s. tijdens de Open Monumentendag in Noordlaren aanwezig zal zijn om te vertellen over zijn ervaringen in het dorp. Harmannus een beetje kennende, zal hij zijn (glans)rol bij de diverse voorvallen breed uitmeten. Daarom hier wat relativerende opmerkingen. Allereerst kon Harmannus maar beperkt in Noordlaren aanwezig zijn. Hij moest alles te voet doen en dan wordt een tocht via Onnen naar Noordlaren en terug via Glimmen al snel een dagtocht. In Noordlaren was daarom een persoon aangewezen als onbezoldigd rijksveldwachter. Jarenlang was dit de vrijgezelle oud-militair Lucas Ottes Everts die woonde op de hoek van de Kerkstraat en de Lageweg. Ideaal was deze situatie niet. Dat blijkt uit een brief van de burgemeester aan de officier van justitie dd 5 oktober 1859: “Algemeen is de wensch te Noordlaren, dat daar een veldwachter wordt gestationeerd, omdat de tegenwoordige onbezoldigde rijksveldwachter aldaar, daar thuis behoort, te veel met het volk bekend is en niet genoegzaam vrees inboezemt, en omdat de gemeenteveldwachter te weinig voor langen duur in Noordlaren zijn kan. De gemeentemiddelen laten niet toe een tweede veldwachter voor eigen rekening aan te stellen. Onder mededeling van voorstaande, veroorloof ik mij u dringend uit te noodigen, zoo mogelijk te willen bewerken, dat te Noordlaren een rijksveldwachter worde geplaatst. De ondervinding heeft bewezen, dat daar soms grove ongeregeldheden voorvallen”. Ondertussen gaf de burgemeester de officier van justitie de verzekering “dat mijnerzijds alles zal worden aangewend worden wat dienstig kan zijn om hetgeen te Noordlaren aan baldadigheden of anderzints geschiet tot de meest mogelijke helderheid te brengen. De overtreders weten zich in den regel voor getuigen te weren en de rustige ingezetenen vermijden het geval van als getuige te kunnen dienen. De aanwezigheid der politiebeambten moet hoofdzakelijk dienen om de belhamels bij gelegenheid te vatten. Surveillance van rijksveldwachters, vooral in den avond en in de vroege nacht is voor Noordlaren bijzonder aan te bevelen”.
Tot de aanstelling van een rijksveldwachter in Noordlaren kwam het echter niet. Pas na het vertrek van Harmannus de Groot werd in 1879 te Onnen een rijksveldwachter aangesteld met mede Noordlaren als werkgebied en pas in 1893 kreeg Noordlaren een eigen gemeenteveldwachter. Intussen moest Harmannus de Groot het doen met de ondersteuning van vier te Groningen gestationeerd rijksveldwachters en met hulp van de marechaussee. De eenheid van de marechaussee was gestationeerd te Hoogezand en vandaar deed men nu en dan te paard ook surveillance in de gemeente Haren. Om te kunnen controleren, dat ze hun route correct afwerkten, moesten ze zich melden bij vooraanstaande personen in de diverse dorpen en daar hun boekjes laten aftekenen. In Noordlaren moesten ze dat doen bij raadslid Willem Homan.
Nieuwsgierig naar meer verhalen over alle baldadigheden in Noordlaren? Spoed u dan op 9 en 10 september naar dit dorp. Old Go pakt daar dan groot uit met vele activiteiten. Zie hier voor het volledige programma.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 85.