Kent u het huis op de foto nog? Ruim 25 jaar geleden stond dit huis, genaamd Voorhout, nog aan de Rijksstraatweg 340 in Haren. Toen werd het afgebroken en vervangen door een zeer riant landhuis.
De historie van het huis Voorhout begint in 1851. Op 6 februari van dat jaar vroeg François Eliza Jakob van Oosten de Bruijn Prince vergunning voor het bouwen van een woning “te bouwen van steen en met pannen gedekt” aan de Straatweg te Haren. Twee weken later kreeg hij van burgemeester en assessoren (= wethouders) de gevraagde vergunning. Wie was deze François Eliza Jakob van Oosten de Bruijn Prince (voor het gemak noem ik hem verder François)? Ten tijde van de aanvraag van de vergunning woonde hij in Glimmen. Ik neem aan bij de bekende orgelbouwer Petrus van Oeckelen. Niet omdat hij bij Van Oeckelen in dienst was, maar omdat hij in september 1851 trouwde met Catherina Anna Margaretha van Oeckelen, de dochter van Petrus.
Wat deed deze François dan wel en hoe kwam hij aan maar liefst die driedubbele achternaam? Om met dat eerste te beginnen, ik heb van François geen enkele vermelding van een beroep kunnen vinden. Hij deed dus mogelijk niets anders dan teren op het van zijn ouders geërfde vermogen en dat vermogen was stellig grotendeels vergaard in Nederlands Indië. François werd op 19 januari 1827 geboren te Soerabaja. Zijn ouders waren daar in 1820 gehuwd. Vader Jean François de Bruijn Prince maakte carrière in de bestuurlijke hiërarchie van Nederlands Indië. In 1836 was hij resident van Bezoeki op Oost-Java. We weten dat, omdat dit zijn laatste functie was. Hij overleed namelijk op 21 april 1836 te Bezoeki. Zijn weduwe verhuisde naar Soerabaja, maar ook zij overleed nog in datzelfde jaar. François is dan nog geen 10 jaar en wees. Hij heeft een broer die twee jaar ouder is en een jonger zusje. Wellicht kwam François na het overlijden van zijn ouders naar Nederland. Duidelijkheid heb ik daar niet over. Zijn broer bleef waarschijnlijk in Nederlands Indië. Hij overleed daar in 1851 op 26 jarige leeftijd te Madjokarta. Hij was toen ambtenaar en controleur van het gouvernement en liet een weduwe met twee zeer jonge kinderen achter.
En dan al die achternamen. Dat is gewoon een kwestie geweest van vastplakken. De grootouders van de grootmoeder van François waren de predikant Cornelis de Bruijn en Elizabeth van Oosten. Zij trouwden in 1725 te Amsterdam. Hun zoon werd belangrijk in Haarlem en was daar zelfs een jaar burgemeester. Daar paste blijkbaar een wat chiquere naam bij en daarom ging hij door het leven als Gerrit Willem van Oosten de Bruijn. Die dubbele achternaam werd ook gevoerd door de grootmoeder van François. Deze grootmoeder trouwde met François Jacob Prince. Hun kinderen voerden vervolgens de achternaam De Bruijn Prince. De naam Van Oosten bleef even uit beeld, tot onze François ook deze naam weer uit de kast haalde en zo een driedubbele achternaam ging voeren. Tot nageslacht met deze fraaie namen is het overigens niet gekomen. Het huwelijk van François en Catherina van Oeckelen bleef kinderloos.
De aanvraag voor de bouw van de woning verliep, zoals we boven zagen, erg vlot. Voor de naam van de woning greep François terug op zijn jeugd in Indië. Het werd huize Bezoeki. Misschien een extra aanwijzing waar de financiering vandaan kwam. De ontsluiting van het bouwperceel bleek een veel lastiger verhaal dan de bouw van de woning zelf. François wilde zijn perceel met een dubbele in- en uitrit aansluiten op de Rijksstraatweg. Dan kon je er mooi met een rijtuig aan de ene kant inrijden en aan de andere kant er weer uit. Voor het uitzicht vanuit de woning zouden bovendien 12 eiken boompjes langs de straatweg gekapt moeten worden. Een verzoek tot dit alles diende François op 24 februari 1851 in bij de Minister van Binnenlandsche Zaken. Die stuurde het verzoek ter advisering door aan de Commissaris des Konings in de provincie Groningen en deze stelde het vervolgens om advies en consideratiën in handen van de Hoofdingenieur van de Waterstaat. Ambtelijke molens draaien langzaam zou je denken, maar dat viel best mee. Al op 13 maart adviseerde de Commissaris des Konings aan de minister. En dat advies was: niet meewerken aan het gevraagde. Wat was het geval. Recht tegenover de door François te bouwen woning lag tol nr 2 in de Rijksstraatweg van Groningen naar Assen (de eerste tol was in Helpman en de tweede tol in De Punt aan de Drentse kant van de brug over het Noord-Willemskanaal). Wat nu als François twee toegangen tot zijn perceel kreeg? Dan bestond het risico dat gebruikers van de straatweg via het terrein van François om de tol heen reden. De Hoofdingenieur van de Waterstaat adviseerde dat risico niet te accepteren en de Commissaris was dat men hem eens. Ook over het kappen van de bomen was de Hoofdingenieur duidelijk “wat de opgaande bomen aangaat, zoo komt het mij niet wenschelijk voor te zeer de wegruiming te bevorderen en dus zulks voor iedere ondergeschikte bouwhoeve of arbeiderswoning toe te staan, maar alleen voor zoveel door een of andere boom eene in- of uitrede wordt bemoeijelijkt. De boomen toch veraangenamen algemeen de weg, hebben of verkrijgen waarde en belemmeren zoo al, dan toch zeer weinig het uitzigt”. Ik neem aan dat François uiteindelijk genoegen heeft genomen met één inrit, maar de stukken daarover heb ik nog niet gevonden.
François en Catherina hebben maar kort in hun ‘Huize Bezoeki’ gewoond. In het voorjaar van 1857 verhuisden ze naar de stad Groningen. Het huis werd verhuurd. In eerste instantie aan Pieter Pieters en zijn gezin. Zoon Jan Pieters die in de eerste helft van de 20e eeuw in Haren bekendheid genoot als houder van het postkantoor werd hier geboren. Maar net als zijn ouders is ook François geen lang leven gegund. Op 3 maart 1859 stond onder andere in de Opregte Haarlemsche Courant het volgende: “Den 27 sten Februarij 1859, overleed te Haren, nabij Groningen, ten gevolge van een noodlottig toeval, in den ouderdom van 32 jaren, de Heer François Eliza Jacob van Oosten de Bruijn Prince, echtgenoot van Vrouwe C.A.M. van Oeckelen”. Wat dat noodlottig toeval is geweest, is mij nog niet duidelijk geworden. François overleed te Glimmen, naar ik aanneem bij zijn schoonfamilie.
Huize Bezoeki werd vervolgens enige decennia gebruikt als buitenhuis. Dit is het ook nog als in 1905 mevrouw Mathilda Bücker-Bosselaar vergunning krijgt voor een verbouwing. Deze mevrouw Bücker is een zeer interessante dame. Ze was met haar tweede man, de spoorwegbeambte Eduard Johan Bücker, omstreeks 1895 van Utrecht naar Groningen verhuisd. Vervolgens behaalde ze in 1896 het diploma voor verloskundige. Daarna vestigde ze in Groningen een eigen bureau voor beperking van het kindertal. Dit onder de vlag van het ‘Nieuw Malthusianisme. Laten we het maar houden op een consultatiebureau van de NVSH avant la lettre. Nadat ook haar tweede man in 1900 was overleden, hertrouwde ze In 1902 ze met de 17 jaar jongere Lucas Hendrik Westphal. Ze bleef echter werken onder haar oude naam, weduwe Bücker-Bosselaar. In 1909 overleed ze, 49 jaar oud. Haar weduwnaar ging toen in Huize Bezoeki wonen en vestigde daar een makelaarskantoor. Over hem lezen we decennia later in het Nieuwsblad van het Noorden van 13 april 1956: “In het R.K. ziekenhuis te Groningen is overleden de 79-jarige makelaar L.H. Westphal. De heer Westphal werd op 3 augustus 1877 te Assen geboren en vestigde zich in 1909 in een villa aan de Rijksweg tussen Haren en Harenermolen. De thans overledene was vooral voor de oude Hareners een bekende figuur, hoewel hij de laatste jaren een teruggetrokken leven leidde”. Na Westphal werd Kornelis Anko Themmen eigenaar. Mogelijk heeft hij de naam van het huis gewijzigd.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 88.