Op 19 oktober 1839 meldt Kars Eisses, wagenaar en tapper te Onnen, zich om 10 uur ’s ochtends bij burgemeester De Sitter. Hij doet zijn beklag over wat hem de vorige dag in Onnen is overkomen. Volgens hem door toedoen van baldadige jongeren. Hij verzoekt de burgemeester de zaak te onderzoeken “en daar te brengen waar het behoorde”. Anders gezegd, hij wil dat er een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart en dat een aantal jongeren in Onnen worden gestraft. Dat onderzoek biedt ons een leuk inkijkje in het reilen en zeilen in Onnen zo’n 200 jaar geleden.
Wat was er gebeurd? Kars Eisses was op de avond van 17 oktober thuisgekomen met zijn wagen en had toen zijn paarden uitgespannen en in het weiland bij zijn huis laten lopen. De volgende dag zou hij met een aantal meisjes uit Onnen naar de jaarmarkt in Vries rijden. Maar wat ziet hij als hij zich de volgende morgen gereed wil maken voor de tocht naar Vries. In zijn weiland staan twee vreemde paarden en zijn eigen paarden zijn verdwenen. Ook is zijn wagenladder (= de zijkant van zijn boerenwagen) weggehaald. Zo kan hij niet naar de markt in Vries! Vanuit zijn huis aan de Dorpsweg (nu nr. 56 net ten zuiden van het dorp Onnen) loopt hij het dorp Onnen in en spreekt daar met Johanna Bazuin, de vrouw van landbouwer Hindrik Kooi. Weet zij waar zijn paarden zijn? Nee, dat weet Johanna niet, maar zij kan hem wel vertellen, dat zij op het land tijdens het rooien van aardappels had horen vertellen, dat de jongelieden Hindrik Bakker en Hindrik Eisses iets met zijn wagen wilden uithalen, opdat hij niet met de jonge meiden naar Vries zou kunnen rijden. Ook Aldert Buringa die Kars Eisses even later tegenkomt bevestigt het verhaal van Johanna Bazuin. De jongens in Onnen willen volgens hem niet dat Kars Eisses met ‘hun’ meiden op stap gaat en dat zij het nakijken hebben. Na enig zoeken vindt Kars Eisses een van de genoemde jongens, Hindrik Bakker, bij zijn vriend Klaas van der Es. Hindrik zegt van niets te weten, maar hij fluistert wel het een en ander met Klaas van der Es. Deze laatste zegt vervolgens: “de wagenladder ligt achter in de Westerkamp in de walsloot en de paarden lopen achter Cornelis Hornhuis zijn woning”. Dat is helemaal aan de andere kant van het dorp en inderdaad vindt Kars Eisses daar zijn wagenladder en zijn paarden terug. De tocht naar Vries is hem door de neus geboord en hij kan deze grap allerminst waarderen. Vandaar zijn bezoek aan de burgemeester.
Burgemeester De Sitter neemt de aangifte van Kars Eisses serieus en start het door deze gevraagde onderzoek. Als eerste laat hij Hindrik Bakker naar het gemeentehuis (een kamer in de herberg De Jagtwagen) komen. Hindrik verklaart dat hij naar Klaas van der Es was gegaan om hem te vragen of hij ook naar de markt in Vries ging. Zelf was hij die ochtend al vroeg op pad geweest om zijn lijsterstrikken (blijkbaar ving hij vogels) te controleren. Toen had hij de paarden van Kars Eisses in de weide van Cornelis Hornhuis zien staan. Voordat Kars Eisses bij hem en Klaas van der Es kwam, had hij aan Klaas al verteld waar hij de paarden gezien had. Hij durfde dat niet zelf aan Kars Eisses te vertellen omdat verschillende personen die ochtend al tegen hem hadden gezegd: “Gij zult vandaag wel een fiks pak slaag krijgen”. Daarvan was hij behoorlijk geschrokken. Inderdaad hadden de meisjes van Onnen hem en ook anderen getergd door te zeggen dat hij niet mee kon rijden naar Vries. Maar verder wist hij van niets.
De volgende jongeling die bij de burgemeester op het matje moest komen was Hindrik Eisses, oud 19 jaren, dienstknecht, wonende bij de landbouwer Jan Veldman te Onnen. Hij verklaart dat hij niet voornemens was geweest naar de Vriezermarkt te gaan en dat hij met niemand daaromtrent had gesproken. Hij was op vrijdag 18 oktober ’s morgens om zeven uur van huis gegaan om de koeien en paarden te halen en was toen onderweg Hindrik van der Es (de broer van Klaas van der Es) tegengekomen, die hem verteld had dat de paarden van Kars Eisses zoek waren. Dat Kars Eisses daarna, toen hij weer thuis was, bij hem was gekomen en hem gevraagd of hij wist waar zijn paarden waren, waarop hij had geantwoord van neen. Verder verklaart Hindrik Eisses omtrent de paarden en de wagenladder van Kars Eisses niets te weten. Wel was Hindrik Bakker die morgen bij hem was geweest, waaraan hij had verteld, dat Kars Eisses hen beschuldigde zijn paarden te hebben weggebracht, waarop Hindrik Bakker slechts had geantwoord: “Zoo, hoe kan Kars Eisses dat zeggen”. Vervolgens tekent Hindrik Eisses zijn verklaring bij de burgemeester met een X, omdat hij geen schrijven heeft geleerd.
Het zit de burgemeester niet mee met zijn onderzoek. De twee verdachten ontkennen glashard. Maar hij geeft niet op. Johanna Bazuin, oud 44 jaren, vrouw van Hindrik Kooi, is de volgende die op het gemeentehuis ontboden wordt. Zij vertelt, dat ze op de vroege ochtend van 18 oktober van de dienstmeid Elizabeth Baving, wonende bij Hindrik Breman, was te weten gekomen, dat de paarden van Kars Eisses weg waren, en wel door dien genoemde dienstmeid aan haar dochter had verteld, dat ze haar tocht naar Vries wel kon vergeten aangezien men de paarden van Kars Eisses had weggenomen, zodat hij nu niet met zijn wagen naar de Vriezermarkt kon rijden.
Zou Klaas van der Es dan meer weten? Tenslotte heeft hij aan Kars Eisses verteld waar zijn paarden stonden. Hij verklaart dat op vrijdag 18 oktober omstreeks negen uur Hindrik Bakker bij hem was gekomen en hem gevraagd had of hij ook mee naar de Vriezermarkt ging, hetwelk hij had afgeslagen, aangezien zijn ouders daar heen gingen. Dat toen Kars Eisses was gekomen en hen gevraagd of zij ook wisten waar zijn paarden waren. Dat Hindrik Bakker toen aan hem had gefluisterd: “zeg maar tegen hem, dat zijne paarden loopen in het Westerveld van Cornelis Hornhuis”. Hetwelk hij dan ook had gedaan, waarop de persoon van Kars Eisses was henen gegaan. Dat hij nog aan Hindrik Bakker had gevraagd: “hoe weet gij het, dat de paarden daar zijn?”. Waarop die had geantwoord: “ik heb ze er zien loopen”.
Voorts verklaart hij. dat hij wel had gehoord, dat er meisjes donderdagavond om elf uur nog bezig geweest waren met het boenen van de wagen van Kars Eisses. Wijders verklaart hij van de paarden en de ladder niets te weten. Noch hoe dezelve zouden zijn weggevoerd.
Dan neemt het onderzoek een vreemde wending. Kars Eisses meldt zich weer bij de burgemeester. Hij verklaart, dat hij “dat hij zondag den 20 dezer uit de kerk komende, was voorbij gekomen den persoon van Hindrik Bakker, tot welke hij had gezegd: “kom vanavond eens aan mijn huis, dan willen wij wat met elkanderen praten”. Dat gemelde Hindrik Bakker werkelijk was gekomen en oogenblikkelijk daarna ook de persoon van Hindrik van der Es. Dat hij toen onder anderen aan Hindrik Bakker had gezegd: “jongen, beken liever schuld, en zeg de waarheid, dat gij mede mijn paarden en wagenladder hebt van huis gebragt. Wanneer gij dan boete moet betalen naar regt, zal ik dezelve voor u voldoen”. Dat de persoon van Hindrik Bakker daarop hadde geantwoord: “Ja, het spijt mij, ik heb er niet om kunnen slapen en er haast om geschreid”. Dat hij daarop werkelijk medelijden met Hindrik Bakker krijgende nog tot denzelven had gezegd: “nu als gij boete moet betalen naar regt, kom dan bij mij en haal het geld daartoe”. Alle reden voor de burgemeester om ook Hindrik van der Es, soldaat bij de achtste afdeling infanterie, in garnizoen te Groningen, doch thans met verlof verblijf houdende te Onnen ten huize van zijn ouders, te horen. Hij bevestigt dat hij op zondagavond 20 oktober bij Kars Eisses was geweest en toen had gehoord dat Hindrik Bakker tot Kars Eisses had gezegd: “het spijt mij dat wij het gedaan hebben, ik heb er haast om geschreid en in den nacht het slapen om gelaten”. Dat Kars Eisses medelijden met dien persoon krijgende tot denzelven had gezegd: “wanneer het met wat geld is goed te maken, dan zal ik u helpen, dan kunt ge het geld halen en zelf de boete betalen”.
En zo ging deze zaak als een nachtkaars uit en keerde de rust in Onnen weer terug.
Op de foto de woning Dorpsweg 56 te Onnen. Het weiland van Kars Eisses lag direct achter de woning.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 90.