Soms is het lastig om voor een column de juiste titel te vinden. Welke vlag dekt de lading? Boven dit artikel had net zo goed ‘Sikke Geerts Tuinman’ of ‘Molenkampsteeg 4’ kunnen staan. Maar omdat ik met het schrijven begon op de Internationale Vrouwendag 2024 heb ik de voorkeur gegeven aan Aaltje.
Aaltje Jans de Groot wordt geboren op 24 oktober 1802 te Haren. Zij groeit op aan de Oosterweg. Haar vader Jan Jans de Groot heeft daar een boerderij recht tegenover de huidige Grootslaan die naar de familie De Groot vernoemd is. Van haar jeugd weten we niet meer dan dat ze nog een broertje en twee zusjes kreeg. Na haar schooltijd zal Aaltje als dienstbode zijn gaan werken en ze zal dan bij haar werkhuizen in de kost geweest zijn. Dat was voor jonge meisjes gebruikelijk in die tijd. Zo is Aaltje op 1 januari 1830 werkzaam bij de weduwe Geertje Bolhuis-Offeringa op een grote boerderij aan de Straat in Helpman (huidige locatie oude RKZ aan de Verlengde Hereweg 94 te Groningen). Aaltje heeft dan echter al wel het nodige meegemaakt. Op 7 augustus 1825 is ze als ongehuwde moeder bevallen van een dochter, Jantje de Groot. Deze Jantje verblijft in 1830 bij haar opa en oma aan de Oosterweg. Tijdens haar dienst in Helpman raakt Aaltje wederom zwanger. Mogelijk zijn er wat complicaties bij deze zwangerschap, want op 28 september 1830 wordt Aaltjes tweede dochter geboren in het Nosocomium Academium. Dat is het ziekenhuis verbonden aan de Universiteit, toentertijd gevestigd aan de Munnekeholm in Groningen. De aangifte van de geboorte geschiedt door drie studenten en de boreling wordt aangegeven als Engelina Jans. Dus zonder de familienaam De Groot en dat zal in de burgerlijke stand haar hele leven zo blijven. Net als bij haar zusje Jantje blijft ongewis wie haar verwekker was.
Intussen worden vader Jan Jans de Groot en zijn vrouw Ennigje Jans Meijer wat ouder. Waarschijnlijk is dat voor hen aanleiding om de boerderij aan de Oosterweg over te doen aan Aaltjes broer Jan en omstreeks 1835 een nieuw boerderijtje te bouwen aan de Molenkampsteeg. Hier overlijdt Jan Jans de Groot in 1837, 70 jaar oud. In 1840 wordt dit boerderijtje vervolgens bewoond door Jans weduwe Ennigje Jans Meijer, dochter Aaltje de Groot en de kleindochters Jantje en Engelina. En dan in 1845 trouwt Aaltje met Sikke Geerts Tuinman en komt er toch nog een man in huis. Sikke is in 1811 geboren in Eelde en is dus negen jaar jonger dan Aaltje. Zijn broers Roelof en Jan zijn al eerder getrouwd met een Harense en hebben zich eveneens in Haren gevestigd. Als Ennigje Jans Meijer in 1847 overlijdt, blijft Sikke met Aaltje en de beide dochters over.
De eerste vermelding in de archieven die we over Sikke tegenkomen betreft een misdrijf. Sikke zou in september 1850 op de Middelhorst takken gestolen hebben uit een bos van de heer Veldman. De afloop van deze zaak is onduidelijk. Een jaar later vraagt Sikke toestemming om de woning aan de Molenkampsteeg uit te mogen breiden met een kamer. Een kamer stond in die tijd gelijk met een piepkleine woning, want in zo’n kamer waren vaak één of twee bedsteden en er stond een kachel in voor de verwarming en om te koken. Meer had een arm gezin niet nodig. En arm waren ze daar aan de Molenkampsteeg. En daar komt geen verbetering in als Jantje de Groot in 1851 trouwt met Albert Albers Kooi en met hem en hun snelgroeiende gezin de nieuwe kamer betrekt. In 1853 moet Sikke een beroep doen op steun van anderen. Hij vraagt dan aan de burgemeester toestemming om een collecte te mogen houden “om te strekken tot den aankoop van een koe en zulks in de plaats die welke door het breken der rug is afgemaakt”. Schoolmeester Lubertus van Oosten stelt zich borg dat de gecollecteerde gelden overeenkomstig het doel besteed zullen worden en zal ook een eventueel tekort voorschieten, opdat werkelijk een koe gekocht kan worden. Ook met Sikkes stief-schoonzoon Albert Alberts Kooi gaat het geenszins crescendo. Zo lezen we in maart 1859, dat “de onvermijdelijke noodzakelijkheid bestond de behoeftige persoon Alberts Alberts, zich noemende Kooi, ter verpleging op te zenden naar het Algemeen Ziekenhuis te Groningen”. Het gemeentebestuur brengt de kosten ad f.0,35 per dag in rekening bij de diakonie te Noordlaren, want Albert is in het kerkelijk onder Noordlaren vallende Glimmen geboren. En in 1862 is het al weer raak, blijkens het volgende bericht van de burgemeester aan de diakonie te Noordlaren: “de u welbekende persoon Albert Kooi en gezin, bestaande met hem uit zijne vrouw en 5 kinderen, waarvan het oudste ca 12 jaar telt, verkeert in uiterst hulpbehoevende omstandigheden en dit heeft de buren genoopt mijne bemiddeling in te roepen, diensvolgens wend ik mij tot u met verzoek mij te magtigen genoemden A. Kooi en gezin voor rekening uwer diakonie te bedeelen met minstens f.1,50 per week of hem ter opneming in uw armengesticht te doen overkomen”. Albert blijkt inderdaad over een zwak gestel te beschikken en overlijdt in 1865.
Het jaar 1874 is heftig. In dat jaar overlijden de beide dochters van Aaltje de Groot, Jantje als weduwe van Albert Kooi op de Molenkampsteeg 4 en Engelina in Onderdendam. Engelina is in 1856 te Groningen gehuwd met Jacob van der Sluis en is daardoor in het bovenstaande wat uit beeld geraakt. Kommer en kwel zijn echter ook haar deel. Ze krijgt zes kinderen die alle overlijden voor ze een jaar oud zijn. Dochter Lammechien overlijdt in 1860 in de bedelaarskolonie Ommerschans. Daar zal ze stellig met moeder Engelina verblijf hebben gehad. En in de akte van overlijden van Engelina lezen we: “verklarende de aangevers niet te weten of de overledene was echtgenoote of weduwe van Jacob van der Sluis, noch zo hij in leven is, diens beroep en woonplaats te kunnen opgeven”. Inmiddels weet ik dat wel, Jacob is in 1884 overleden te Curaçao.
Na het overlijden van hun ouders blijven de kinderen Kooi achter bij hun oma en stief-opa aan de Molenkampsteeg. En blijkens het volgende citaat uit een brief van de burgemeester aan de officier van justitie komt dat goed uit: “de ruim 70-jaige vrouw van S. Tuinman bekend staat als niet goed bij 't hoofd te zijn, daardoor zeer lastig voor de huisgenooten is, maar in geene deele gevaarlijk voor hare omgeving. Bovengenoemde Tuinman heeft twee volwassen zonen, kleinzonen der vrouw bij zich wonen, die met hem wel in staat zijn de vrouw op te passen en voor het noodige te zorgen. Geheel onbemiddeld is hij ook niet, zijnde eigenaar van een huisje met eenig land. Het gemeentebestuur is van meening, dat hij zich evenals velen zijner lotgenooten moet redden buiten bezwaar voor de burgerlijke gemeenschap”. Met dat mooie verhaal ontkomt het gemeentebestuur aan een dure opname in een gesticht in Delft of Zutphen. Dichter bij huis kon in die tijd nog niet.
Op 28 februari 1879 overlijdt Aaltje de Groot in de woning Molenkampsteeg 4. Intussen gaan ook voor Sikke Geerts Tuinman de jaren tellen. Wie zorgt straks voor hem op zijn oude dag? Sikke komt met zijn kleinkinderen Kooi tot een gouden oplossing. Ze verkopen Molenkampsteeg 4 aan Pieter Meeuwes en zijn vrouw voor f.2.500,-. De kopers behoeven echter slechts f.1.591,25 te betalen, in ruil daarvoor nemen ze de verplichting op zich Sikke “gedurende zijn gehele leven kost en inwoning, zoals die in den regel door warmoezeniers wordt genoten te verschaffen”. Gelukkig zit in die afspraak een afkoopregeling. Dat is ook wel nodig, want Pieter Meeuwes overlijdt al in 1886. Twee jaar later verkopen zijn erfgenamen Molenkampsteeg 4 aan Hendrik Bazuin uit Vries. Van een verplichting jegens Sikke Geerts Tuinman is dan geen sprake meer, die verblijft dan al in het armenhuis van de diakonie aan de Onnerweg (tegenover de Molenkampsteeg). Daar overlijdt Sikke op 16 juli 1894, 83 jaar oud.
En de woning Molenkampsteeg 4? Een woning met dat adres is er nooit geweest. Het door Jan Jans de Groot in 1835 gebouwde boerderijtje is in 1916 door Casparus Renatus Dunnebacke afgebroken. Ernaast werd toen een nieuwe boerderij gebouwd. Bij de invoering van de huisnummering in 1930 kreeg deze boerderij het adres Molenkampsteeg 6. Dit is de boerderij rechts op de foto. Geheel links Molenkampsteeg 2. Tussen deze twee panden stond het boerderijtje van Jan Jans de Groot. Voor herbouw op deze plek werd huisnummer 4 gereserveerd, maar zover kwam het niet. De gemeente Haren kocht het perceel in 1959 en gebruikte het voor het verlengen van de Middelhorsterweg ter ontsluiting van de nieuwbouw in de ‘burgemeestersbuurt’.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 96.