De meisjes deden minder gevaarlijke spelletjes zoals tollen, blikspuit en verstoppertje.
En er werd veel gezwommen, soms in de Drentse Aa maar veel meer in het natuurbad van Appelbergen met badhokjes en een kiosk, in de mid-dertiger jaren geopend en na veertig jaar opgeheven toen het buitenbad Scharlakenhof werd open gesteld en gelegen op de plek waar nu een zanderige parkeerplaats voor auto’s is waar wandelaars die het Appelbergerbos aandoen gebruik van maken. Dat buitenbad dat na krap vijftien jaar alweer in 1990 gesloten werd en nu als een vierkante ‘vijver’ in het bos ligt waarin zelfs gevist en heel soms wat gevangen wordt. En er kon gezwommen worden in het Paterwoldsemeer aan de Meerweg in zwembad de Lijte.
Minder vaak werd er in de Boerema-parkvijver, bij Sassenhein en in de spoorsloot achter de Watertoren gezwommen; op de laatste plek leerden wel veel met name jonge Tuindorpers zwemmen.
Er werden vliegers gemaakt van een frame van dunne latjes (opgehaald bij de plaatselijke aannemers zoals Kwant en Swaving) en vliegertouw beplakt met gekleurd sitspapier en een staart met ‘strikken’ crêpepapier-hoe groter de vlieger, hoe meer strikken.
Met wedstrijden wie de vlieger het langst in de lucht kon houden en welke vlieger het hoogst stond, redelijk objectief vast te stellen; onmin en ruzie kon ontstaan over wie de mooiste vlieger gemaakt had. Met de Drentse Aa en een aantal vijvers en plassen in de buurt werd er ook gevist vaak met eigengemaakte hengels: een bamboe bonenstok en een dobber van een kurk aan een ganzenveerschacht gestoken.
Het summum was een dagje uit naar de speeltuin van de Twee Provinciën met zijn ‘vuurtoren’ aan het Paterswoldsemeer, met zijn beroemde kettingbrug en de mini-speedbootjes.
Op vakantie gaan kwam in die jaren veel minder voor en de 13-/ 14-jarigen zochten vakantiewerk in de buurt: kersenplukken bij een Harense kersenteler en bij enkele groentekwekerijen wortelen, uien, kool, e.d. oogsten.
Kinderen uit boerengezinnen hoefden geen vakantiewerk te zoeken, zij werden als vanzelf sprekend ingezet bij werkzaamheden die in de zomermaanden plaatsvonden zoals het hooien. En wanneer er op vakantie gegaan werd was dat voor hedendaagse begrippen vaak ‘primitief’: een vader die als vrachtwagenchauffeur werkte kreeg van zijn baas een huif om over de open laadruimte te spannen; in de laadruimte alles wat men tegenwoordig in een camper heeft, voor een week op naar het ‘verre ’Limburg. “Mijn mooiste vakantie ooit!” aldus het nu inmiddels 74-jarige ‘kind’.
Ook schrijver van dit stukje kan met enige weemoed terug denken aan de zomervakanties van weleer: er werd veel met moeder gefietst en in de pauze voor een dubbeltje bij Jamin een vierkante schijf roomijs tussen twee wafeltjes gekocht.
Gertjan Hakkaart
Dit artikel is verschenen in Haren de Krant augustus 2024