Kent u de Weverssteeg in Noordlaren? Nee? Dat is begrijpelijk want die steeg is er al 125 jaar niet meer. Hoe dat komt laat zich het beste illustreren aan de hand van een uitzending van De Rijdende Rechter, maar dan in de oude versie voor 2015 met mr. Frank Visser als rechter en Mieke van der Weij als presentatrice - en dat alles ook verplaatst naar 17 oktober 1896.
We beginnen met de standpunten van de twee partijen. Mieke spreekt eerst met Jan (68 jaar) en Willem Hoenderken (65 jaar). Twee vrijgezelle, wat morsig uitziende broers. Zij eisen dat de Weverssteeg wordt geschrapt van de door de gemeenteraad van Haren op 5 februari 1896 vastgestelde wegenlegger en dat zij met deze weg mogen doen wat hun goeddunkt. Namens vele inwoners van Noordlaren treedt Kornelis Hemmes (82 jaar) op. Hij eist dat de Weverssteeg op de wegenlegger blijft staan en dat de gebroeders Hoenderken de weg weer in de staat brengen zoals die vroeger was.
Mr. Frank Visser komt vervolgens aanrijden in een koets van stalhouder Casper Nienhuis in Groningen. Bij de pastorie aan de Lageweg stapt hij uit. Tussen de pastorie en de boerderij van de gebroeders Hoenderken loopt een modderig pad. Voor mr. Visser aanleiding om direct zijn laarzen maar aan te doen. Hij wordt opgewacht door Hemmes, bijgestaan door Arend Sants Haddering, Egge Fake Bojes Hoenderken, Jannes Ottes Hoenderken en Jan Reinder Hoenderken. Voorts zijn er een groot aantal nieuwsgierige dorpsgenoten. Alleen de broers Jan en Willem Hoenderken zijn nergens te bekennen. “Wat een blubber”, zegt Visser. “Ja, dat is nu wat wij bedoelen”, zegt Haddering, “de broers Hoenderken doen er alles aan om het gebruik van de steeg onmogelijk te maken. Zo hebben ze expres de afvloeiing van regenwater onmogelijk gemaakt”. “Zijn de heren Jan en Willem Hoenderken er ook”, roept mr. Visser vervolgens. “Ja wij staan hier”, klinkt het vanachter een hoge en brede heg. “Ze laten die heg met opzet zo breed en hoog worden”, roept iemand vanuit het publiek. “Straks kan niemand er meer langs”. “Dat maken wij wel uit”, is de reactie aan de andere kant van de heg. “Is de boerderij van de heren Hoenderken het enige huis aan dit pad?”, vraagt Mr. Visser. “Nu wel”, antwoordt Hemmes, “tot 1871 stond er nog een huisje op de hoek van de steeg en de Weg langs de gracht, die we ook wel Weg langs de Groenlanden noemen. Dat huisje was begin deze eeuw eigendom van de kleermaker Geert Krans. Later woonde de wever Evert Rigtering in dit huisje. Vandaar de naam Weverssteeg. Rigtering is in 1870 overleden. De erven van Geert Krans hebben het huisje toen verkocht aan de broers Hoenderken. Die hebben het afgebroken en direct ook een stuk van de steeg geannexeerd. Het voetpad langs het karrespoor is toen verdwenen”. “Ik heb wel genoeg gezien”, verkondigt mr. Visser, “ik zie u zo bij de herberg van Egbert Brants voor de hoorzitting”.
Inmiddels is ook de advocaat mr. Herman Schaap uit Groningen aan komen rijden bij de herberg van Brants, schuin tegenover de kerk. Ook aanwezig is Kornelis van Rijn, de hoofdingenieur van de provinciale waterstaat, die als deskundige zal optreden. Tijdens de hoorzitting vraagt mr. Visser als eerste aan de heer Van Rijn hoe het nu zit met de wegenlegger van de gemeente Haren. De heer Van Rijn geeft aan dat de steeg nu voor het eerst op de legger is geplaatst. Op de eerder door de gemeenteraad van Haren in 1855 en 1886 vastgestelde leggers komt de weg niet voor. Nergens blijkt dat in de afgelopen decennia schouwing of toezicht is gehouden door het openbaar gezag. Ook de eigendom van de steeg is onduidelijk. De steeg staat sinds 1872 in het kadaster op naam van de marktgenoten van Noordlaren, maar dat is geen bewijs van eigendom. Mr. Schaap wijst op een door de broers Hoenderken ingebrachte akte van scheiding van de nalatenschap van Albartus Hoenderken en Jantien Sissing, hun grootouders. In die akte, gedateerd 27 februari 1829, wordt aangegeven, dat de boerenplaats die nu van de gebroeders Hoenderken is, direct grenst aan de pastorie en niet aan de steeg. Duidelijk is dan dat de steeg tot het eigendom van de broers Hoenderken behoort. “Maar de steeg zou toch ook op het terrein van de pastorie kunnen liggen?”, vraagt mr. Visser. “Zou kunnen”, antwoordt de heer Van Rijn, “maar het feit, dat alleen de broers Hoenderken uitvaart naar de steeg hebben en de pastorie niet, wijst op het tegendeel”.
“Hoe kan het dat de steeg nu pas op de legger is geplaatst?”. Daar heeft de heer Hemmes wel antwoord op. Volgens hem was de weg al ver voor de vaststelling van de eerste wegenlegger in 1855 in gebruik als openbare weg. Voordat wijlen de heer mr. O.Q.J.J. van Swinderen een weg over Noordlaren en Onnen tot stand bracht, was er aan het zuideinde van het dorp vanaf de Weverssteeg alleen een voetpad. Al het landbouwverkeer van en naar de ten zuidoosten van het dorp gelegen woningen en groenlanden, maakte gebruik van de Weverssteeg. Ook het vee ging daar langs. Gedurende het bestuur van de vorige burgemeester, de heer Jorissen, die misschien eenmaal per jaar en later op rijpere leeftijd nooit meer in Noordlaren kwam, zijn alle wegen en stegen in het dorp zeer in het ongerede zijn geraakt. “Alle klachten hieromtrent bij burgemeester Jorissen ingediend bleven onverhoord. Hij heeft nooit persoonlijk de zaak onderzocht, hoe dikwijls daartoe ook uitgenodigd. Het spreekt wel vanzelf dat de gebroeders Hoenderken daardoor niet weinig in hun zucht om te annexeren werden versterkt.” Hemmes is dan ook erg blij dat de nieuwe burgemeester Quintus nu wel actie onderneemt en ervoor heeft gezorgd dat de omissie uit het verleden is hersteld. Hij overhandigt aam mr. Visser een getekende plattegrond van Noordlaren (zie de bovenstaande afbeelding). Mr. Schaap brengt in dat de legger der wegen der gemeente Haren als zeer onjuist bekend staat. “Is eens een postje juist, dan is dat een meevallertje.”
Jannes Ottes Hoenderken brengt nog naar voren dat de steeg in 1873 of 1874 door en voor rekening van de marktgenoten is opgehoogd met zand. “Dat doe je toch niet met een weg die niet van jou is.” Zijn achterneef Jannes Lucas Hoenderken, broer van Jan en Willem Hoenderken, stelt dat dit onzin is. Hij was in die jaren boekhouder van de marktgenoten en volgens hem is er van een ophoging met zand nooit sprake geweest. “Ja dat komt zo wel goed met de erfenis”, wordt uit het publiek geroepen. “En waarom zijn die boeken dan nu allemaal zoek.” “Zie je wel”, repliceert mr. Schaap, “we hebben hier gewoon te doen met een ordinaire ruzie binnen de familie Hoenderken”.
Mr. Visser heeft genoeg gehoord. “Uitspraak over veertien dagen”, kondigt hij aan. Bij die uitspraak is Mieke weer de presentatrice. Mr. Visser is kort en bondig: “Er is geen enkele grond voor het alsnog op de wegenlegger brengen van de Weverssteeg. De eis van de gebroeders Hoenderken is dus gegrond. Dit is mijn uitspraak en daar moet u het mee doen.” “Wat vindt u hiervan”, vraagt Mieke aan Kornelis Hemmes. Hij betoont zich zeer teleurgesteld. Het gemeentebestuur van Haren heeft volgens hem de zaak schandelijk laten versloffen en nu zit men in Noordlaren met de gebakken peren. En wat is de reactie van de gebroeders Hoenderken? “We gaan de steeg nu direct compleet afsluiten. We zijn al dat gezeur meer dan zat.”
En zo verdween de Weverssteeg in Noordlaren definitief van de kaart. Met dien verstande, dat niet mr. Visser, maar het college van Gedeputeerde Staten van Groningen de gebroeders Hoenderken op 12 december 1896 in het gelijk stelde.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. Dit is digitale column nr. 101.