Bij besluit van 4 mei 1792 werd Jacob Buirma, een vooraanstaand landbouwer te Helpman, door de rechter ‘prodigius’ verklaard. Dat wil zeggen dat hij werd aangemerkt als een verkwister en dat hij daarom onder curatele werd gesteld. Stellig zullen zijn verstandelijke vermogens hem op de voor die tijd redelijk hoge leeftijd van 59 jaar een beetje in de steek hebben gelaten. De beslissing van de rechter werd gepubliceerd in de Groninger Courant van 15 mei 1792 met daarbij de toevoeging: “zoo wordt mits dezen een ieder gewaarschouwd, om met genoemde J. Buirma geen handel of contract, hoe ook genaamd in te gaan, op poena van nulliteit”. Met die laatste term wordt bedoeld: op straffe van ongeldigheid.
Ik moest aan deze publicatie denken toen ik een contract vond dat Willem Theodorus Nobel en zijn vrouw Maria Louisa Gockinga sloten op 1 september 1807. Zij wonen dan op het buiten de Mickelhorst ten oosten van Haren. Maria had dit buiten geërfd van haar vader Scato Gockinga. Zij was in 1771 te Haren getrouwd met de uit Amsterdam afkomstige Willem. Tot 1803 had het echtpaar ook nog een huis aan de Herestraat in Groningen. Na de pensionering van Willem als overste der cavalerie (het schilderij toont hem aan het begin van zijn militaire carriére) zullen zij zich geheel hebben teruggetrokken op de Mickelhorst. Het staat niet met zoveel woorden in het contract, maar het lijkt erop dat ook Willem Theodorus Nobel aan het einde van zijn leven behoorlijk ‘prodigius’ was. Alleen werd hem een openbare bekendmaking daarvan bespaard. Het staat zelfs met zoveel woorden in artikel 10 van het contract vermeld: “Eindelijk zal aan dit contract de nodige legaliteit worden gegeven, nogthans niet publiek worde gemaakt”. Met die ‘nodige legaliteit’ werd bedoeld dat het contract bij de rechtbank werd geregistreerd en zo is het bewaard gebleven en kan ik het ruim 200 jaar later wel openbaren. Het contract geeft een aardige inkijk in de onderlinge verhoudingen op de Mickelhorst en de exploitatie van het huis.
De eerste bepaling van het contract zet de verhouding direct duidelijk neer. Maria is verantwoordelijk voor de gehele administratie. Willem krijgt per kwartaal f 37,50 zakgeld en 15% van de inkomsten van de Surinaamse effecten en plantages. Van dat geld moet hij zich kleden, van wijn voorzien en zijn bijzondere uitgaven doen. De aanleiding voor het opstellen van het contract zullen stellig vele door Willem gemaakte schulden zijn. Afgesproken wordt dat deze schulden binnen een half jaar zullen zijn afgelost, “en wel de dringendsten zo spoedig mogelijk”.
Ook over het gebruik van de nog steeds bestaande eendenkooi worden afspraken gemaakt. Willem mag deze blijven gebruiken, maar hij moet dan wel zelf voor het onderhoud zorgen en bovendien jaarlijks f 25,- aan Maria betalen “benevens de benodigde eendvogels of kleinere soort voor de huishouding”.
Blijkbaar maakte Willem te pas en te onpas gebruik van de twee aanwezige paarden. Hij was uiteindelijk zijn hele werkzame leven actief geweest bij de cavalerie. Maar nu wordt paal en perk gesteld aan dit gedrag. Het gebruik van de paarden voor het boerenbedrijf of ander buitenwerk krijgt voorrang. Het verdere gebruik blijft naar billijkheid gelijk. Ik neem aan dat het bij het boerenbedrijf de landerijen betrof die direct bij het huis lagen en niet de zes tot het huis behorende pachtboerderijen in de omgeving. De pachters op die boerderijen hadden toch wel zelf een paard.
De directie der Surinaamse effecten wordt aan Pieter Nobel, een broer van Willem, opgedragen. Roelof van Wijk heeft in zijn artikel ‘Slavernijverleden, ook in Haren’ in Harens Old Goud 2023 nr 2 al gewezen op de connecties van de familie Gockinga met de slavenhandel. Die connectie bestond uit hun betrokkenheid bij de West Indische Compagnie (WIC). Deze organisatie was verantwoordelijk voor de aankoop van slaven in West-Afrika, het transport naar Amerika en de verkoop aldaar. De familie Nobel was op een meer directe manier bij de slavernij betrokken – en daar slaat de bepaling over de Surinaamse effecten op. Constantijn Gerard Nobel, de vader van Willem, bezat in Suriname enkele plantages waarop slaven waren tewerkgesteld. Deze plantages werden later overgenomen door Willems broer Pieter Constantijn Nobel. Na diens overlijden in 1788 kwam het bezit in een onverdeelde boedel, waarover de genoemde broer Pieter Nobel mede het beheer had. Dit ‘bedrijf’ bleef decennia in stand en werd bij de afschaffing van de slavernij in 1863 gecompenseerd voor het verlies van 232 slaven op de plantage Rust en Werk in Suriname. Die compensatie bedroeg f 300,- x 232 = f 69.600,-. Een zeer groot bedrag in die tijd.
Met het sluiten van het contract zal de rust op de Mickelhorst wellicht zijn teruggekeerd. Ik schrijf ‘wellicht’, omdat Willem en Maria op 13 april 1808 voor f 4.656,- een behuizing kopen aan de Trekweg (= de weg langs het Winschoterdiep) te Westerbroek. Wilden ze verhuizen? Het is er in ieder geval niet van gekomen, want op 15 september 1809 bericht Maria in de Groninger Courant: “Op heeden is in het 62e jaar zijns ouderdoms, en in het 38e van onze echtvereeniging, tot mijne droefheid overleeden mijn geliefden echtgenoot de Hoog Edelen Gestrenge Heer Willem Theodorus Nobel, voorheen lieut. collonel ten dienste van den Staat. Diep getroffen over dit verlies, geeve ik hiervan kennisse aan vrienden en bekenden. Op de Huize de Middelhorst onder Haren, 13 van de herfstmaand, M.L. Gockinga, weduwe van W.T. Nobel.” Maria verhuist kort na het overlijden van Willem naar haar dochter in Amsterdam. Daar overlijdt ze op 23 juni 1817.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. Dit is digitale column nr. 104.