Slachtoffer van Oranje

Mijn titel is een verwijzing naar het bekende boek ‘Soldaat van Oranje’ van Erik Hazelhoff Roelfzema. Ook bekend van de gelijknamige film, tv-serie en musical. Zeer bekend uit het boek zijn de gebeurtenissen op het strand van Scheveningen. De regering in Londen wilde een aantal belangrijke Nederlanders naar Engeland overbrengen. Daartoe werd eerst geheim agent Pieter Tazelaar aan land gezet en vervolgens werd getracht hem met in zijn gezelschap de bedoelde personen weer op te halen. Die opzet mislukte. De operatie werd verraden. Pieter Tazelaar wist nog te ontsnappen, maar zijn ‘passagiers’ werden gearresteerd. De persoon, waar eigenlijk deze gehele operatie om draaide, was de socialist Herman Wiardi Beckman.

Recentelijk las ik het boek ‘Op verzoek van Hare Majesteit, de oorlog van Wiardi Beckman’, geschreven door Frans en Tamara Becker. In dit boek komen de gebeurtenissen op het strand van Scheveningen uitvoerig aan de orde, maar dan uiteraard vanuit het perspectief van Wiardi Beckman, die zijn bereidheid om gehoor te geven aan de oproep om naar Londen te komen uiteindelijk met de dood moest bekopen. Vlak voor het einde van de oorlog bezweek hij door uitputting in het concentratiekamp Dachau. Vandaar de titel van dit stukje ‘Slachtoffer van Oranje’. Met Wiardi Beckman verloor ons land een begaafd politicus. Volgens veel van zijn tijdgenoten de toekomstige minister-president voor de periode na de oorlog. Het mocht niet zo zijn, de Partij van de Arbeid gaf later het wetenschappelijk instituut van de partij zijn naam.

Maar waarom wilde Hare Majesteit nu, dat Wiardi Beckman naar Londen kwam? Kort gezegd, schoot de regering – vooral naar de mening van Koningin Wilhelmina – kwalitatief tekort. Er was aanvulling gewenst met krachtige personen, die ook goed op de hoogte waren van de situatie in bezet gebied. Men kwam uit bij Herman Wiardi Beckman. Volgens een aantal bronnen speelde een memorandum voor de regering in Londen daarbij een belangrijke rol. Dit memorandum zou zijn opgesteld door Wiardi Beckman en via allerlei omwegen de regering in Londen hebben bereikt. Na de oorlog werd duidelijk, dat niet Wiardi Beckman dit memorandum had geschreven, maar een andere vooraanstaande socialist, Koos Vorrink. Overigens menen de schrijvers van het door mij aangehaalde boek, anders dan bijvoorbeeld Prof. Lou de Jong in zijn bekende ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, dat het memorandum geen rol heeft gespeeld bij de beslissing om Wiardi Beckman te vragen naar Londen te komen.

Maar nu komt de Harense dimensie in beeld, want daar gaat het in deze column uiteraard om. Waar schreef Koos Vorrink zijn memorandum? In Haren! Zelf verklaart hij na de oorlog ten overstaan van de Parlementaire Enquêtecommissie: “Ik heb eerst een rapport geschreven, gedateerd januari 1941. Dat rapport heb ik in Haren in Groningen geschreven. Daar woonde toen de heer Berger. Ik ben daar ondergedoken geweest. Een meisje uit Groningen, nu de echtgenote van de heer Mozer, heeft het getikt”. Met ‘de heer Berger’ doelt Vorrink op Johannes Adriaan Berger. Berger, die ook binnen de SDAP en de NVV zijn sporen had verdiend, woonde vanaf september 1939, na zijn benoeming tot voorzitter van de Raad van Arbeid te Groningen, aan de Molenweg 20 in Haren. Vorrink was dus enige tijd bij hem ondergedoken. Overigens moest Berger later in de oorlog zelf ook onderduiken. Dit deed hij samen met zijn zoon Jan Johannis Adriaan Berger in een sanatorium in Drenthe. Na de oorlog werd Berger Sr. benoemd tot voorzitter van het College van Rijksbemiddelaars en speelde hij dus een belangrijke rol bij de vormgeving van de zogenaamde ‘geleide loonpolitiek’. Zoon Jan was geruime tijd lid van de Tweede Kamer voor de PvdA en werd in 1965 burgemeester van Groningen. In 1971 legde hij die functie neer in verband met zijn overstap naar DS’70. Het genoemde ‘meisje uit Groningen’, dat het memorandum getikt had, was Aaltje Ebbinge. Zij trouwde na de oorlog met Alfred Mozer. Ook een grote naam in de PvdA en de Europese integratie.

Ten slotte mag ook een andere in het boek genoemde link naar Haren niet onvermeld blijven. De geheim agent Pieter Tazelaar zou enige tijd ondergedoken zijn geweest bij zijn oom P. Hazelaar. Deze oom was inspecteur lager onderwijs in Groningen. In het boek worden twee woonadressen genoemd: Botanicuslaan 28 in Haren en Buiten-Damsterdiep 2a in Groningen. Nader onderzoek heeft mij echter geleerd, dat oom Tazelaar reeds op 30 oktober 1939 van Haren verhuisde naar Groningen en wel naar het markante hoekpand Damsterdiep-Petrus Campersingel. Pieter Tazelaar is dus niet ondergedoken geweest in Haren.

Op de foto een gedeelte van de Molenweg te Haren. Het meest linkse pand is nr. 20. Hier is Koos Vorrink (zie inzet) in 1941 enige tijd ondergedoken bij de familie Berger.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 16.

Bijzondere natuurverschijnselen

De nieuwsgaring van kranten verliep vroeger totaal anders dan nu. Journalisten bestonden nog niet. Het nieuws voor de kranten werd aangeleverd door plaatselijke correspondenten. Deze waren vaak enorm trots op hun dorp en wilden dat in de krant graag uitdragen. Bovendien wilden ze niet voor elkaar onder doen, waar het bijzonderheden betrof. Vaak namen kranten berichten van elkaar over, waardoor lokale berichten soms ook in landelijke dagbladen verschenen. Uit diverse kranten heb ik zo wat vermeldingen verzameld over bijzondere natuurverschijnselen.

Zingende nachtegaal in februari
In de Groninger Courant wordt het volgende gelezen: Als eene zeldzaamheid kan gemeld worden, dat door twee voetgangers, gaande den weg over Noordlaren naar de Punt, op donderdag jl. den 26 februarij, in het bosch van den heer van Hasselt de nachtegaal is gehoord en de vlinders rondvlogen, even als of het midden in den zomer ware (Rotterdamsche Courant, 5 maart 1846)

Vroege lente
Men berigt ons, dat men Zaturdag avond l.l. tusschen Helpman en Haren reeds eene vledermuis zag rondvliegen, even als dit gewoonlijk eerst in April wordt waargenomen, als het lenteweder n.l. gunstig is. Vele musschen hebben reeds haar nest gereed en enkele al eijeren gelegd. Ook zijn er spreeuwen, die reeds beginnen te nestelen. Hier en daar worden ook al kivieten gezien, zoodat het schijnt, alsof de lente hare komst een paar maanden wil vervroegen (Groninger Courant, 4 februari 1851).

Waalsche boonen midden in de winter in vollen bloei
Als eene bijzonderheid kan vermeld worden, dat sedert eenige dagen in den tuin van de weduwe Sjobbema op de Middelhorst, gemeente Haren, eenige Waalsche boonen in vollen bloei staan, doch die dit jaar niet gepoot zijn, maar van een vorig gewas zijn opgeschoten. Een liefhebber van planten en bloemen hier ter stede heeft gisteren een exemplaar daarvan ten geschenke ontvangen (Groninger Courant, 28 januari 1853)

Bijzonder schaap te Dilgt
Als eene bijzonderheid wordt ons medegedeeld, dat bij den landbouwer A. van Hemmen, te Dilgt, gemeente Haren, in de vorige week van een 3-jarig schaap, daags voor derzelver bevalling van 2 lammeren, op een keer ruim vijf kan biest is gemolken. Dit geval vond in het vorige jaar met hetzelfde schaap ingelijks plaats, gevende alstoen 3 kan (Groninger Courant, 2 april 1856).

Oostermoersche vaart groeit dicht
De scheepvaart op de Oostermoersche vaart is bijna geheel gestremd. Niet alleen door den lagen waterstand, maar ook door de waterplanten, vooral door het watermos, die de vaart onbruikbaar maken. Wel zijn arbeiders bezig, om de waterplanten te snijden, maar de planten blijven in de vaart liggen; zij drijven op een hoop, vormen een dam, die de arme schippers weg moeten maken om verder te kunnen komen. In Haren, Noordlaren en Zuidlaren is het watermos al gebezigd als mest op de akkers. Zomervruchten willen er best in tieren. 't Geeft lekkere aardappels en beste haver (Provinciale Drentsche en Asser Courant, 8 augustus 1876).

Lage waterstand in Zuidlaardermeer
Als een bewijs van lagen waterstand, die dit jaar bijna overal buitengewoon is, kan gemeld worden, dat onlangs door eenige personen een schip, beladen met hooi, midden door het Zuidlaardermeer is getrokken. Het boomen of schuiven ging te moeilijk. Daarom sprongen ze in 't water en trokken het schip zóó naar de bestemde plaats. Volgens zeggen van bejaarde menschen is dit nog nimmer gebeurd (Provinciale Drentsche en Asser Courant, 19 juli 1883).

Zeldzame vogel
Een der ingezetenen van Noordlaren had dezer dagen bij het nazien zijner netten in het meer, eene zonderlinge vangst. In plaats van visch toch, vond hij daarin twee zeldzame vogels, die hij levend mocht machtig worden. Tusschen de twee en drie voet groot, met scherpen, elsvormigen, ongetanden bek, gekuifden kop, de pooten bijna aan het einde van het achterlijf, schijnen zij te behooren tot het duikersgeslacht (gehoornde duiker), dat in de omstreken van de Noordpool te huis behoort en als trekvogel op zijne tochten somtijds onze kusten bezoekt (Haagsche Courant, 30 mei 1884).

Vroegrijpe kuikens
Als iets buitengewoons diene, dat Dekens te Dilgt in het bezit is van 6 kiekens, welke 28 april jl. zijn geboren en in de vorige week eieren begonnen te leggen (Nieuwsblad van het Noorden, 7 september 1892).

Enorme beetwortel te Noordlaren
Als een bijzonderheid kunnen wij mededeelen dat er in den tuin van den heer J. Timmer, winkelier te Noordlaren, een beetwortel is gegroeid, die een zwaarte van vijf en een halve kilogram heeft (Nieuwsblad van het Noorden, 4 december 1895).

Nog meer vroegrijpe kuikens
Haren, 28 juli. Als iets bijzonders in de hoenderwereld kan van hier worden gemeld, dat de heer R. Abels, in het bezit van Italiaansche kuikens, die, ongeveer 5 maanden oud, nu reeds aan den leg zijn. Deze kuikens zijn door tussenkomst van den heer J.G. Geertsema Jullens, expediteur in raskippen, geleverd aan de heer R. Abels (Nieuwsblad van het Noorden, 30 juli 1897)

Hert in Appelbergen
Wat hier sedert menschenheugenis niet is voorgevallen, heeft zich deze week vertoond: een hert heeft de omliggende bosschages tot zijn verblijfplaats gekozen. Eenige arbeiders hebben het gezien en opgejaagd. Het moet zich schuil houden in de Appelbergen (Nieuwsblad van het Noorden, 1 juni 1906).

Of de twee boeren op de foto ook een bijzondere koe hadden, is niet duidelijk. Ik denk het wel, want anders kwamen ze vast niet op de foto. Maar het is wel een mooi plaatje. Weet u wie het zijn? 

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 15.

Naschrift 15 oktober 2020. Op mijn vraag wie de twee boeren op de foto zijn, kreeg ik al snel een antwoord van Hein Bekenkamp: ‘Twee rasechte, in hart en ziel Onner boeren, en jaren bestuurslid van de onderlinge veefondsverzekering, Jan Kooi en Lammert Berends, met de koe Rozalina’.

Het knaapje Abraham

Op 31 juli 1871 schrijft burgemeester Jorissen van Haren het volgende aan zijn collega van de gemeente Ten Boer: “In de maand december 1870 is met de Noorderzon van hier vertrokken Johannes de Haaze, polder of spoorwegwerker, onverzorgd achterlatende drie kleine kinderen, welke toen, verlaten als ze waren, vanwege het burgerlijk armbestuur alhier zijn opgenomen en tot heden verzorgd geworden. Ik verneem van een rijksveldwachter, dat genoemde De Haaze in uwe gemeente woonachtig is, tenminste verblijf houdt in een keet te Woltersum. Dientengevolge neem ik de vrijheid de bedoelde kinderen naar u toe te zenden, met verzoek hen bij hunne vader te doen bezorgen”.

Rond 1870 bruiste het van de activiteiten in onze regio. Er werd een groot aantal projecten betreffende de infrastructuur gerealiseerd: het Noord-Willemskanaal, de spoorlijnen naar Leeuwarden, Winschoten en Meppel en het Eemskanaal. En op wat kleinere schaal binnen de gemeente Haren: het Harener vaartje, de weg van Haren via Onnen naar Noordlaren, de Stationsweg naar de nieuwe Spoorweghalte en de verharding van de Kerkstraat te Haren.

Voor al die activiteiten waren veel arbeiders nodig en die kwamen vaak van einde en verre. Vooral de polderwerkers, die met een schep en een kruiwagen dijken aanlegden en kanalen groeven waren een apart slag volk. Meestal zonder vaste verblijfplaats trokken ze van project naar project. Ook Johannes de Haaze behoorde tot deze groep. Na de afronding van de werkzaamheden aan het Noord-Willemskanaal zal hij wel naar Woltersum zijn vertrokken om daar te gaan werken aan het Eemskanaal.

Nu was het uiteraard niet zo netjes van Johannes de Haaze om drie kinderen onverzorgd achter te laten. Maar wellicht zag hij geen andere uitkomst. Wat in deze zaak opvalt, is dat de burgemeester van Haren wel hoog van de toren blaast, maar zich niet houdt aan een belangrijke grondregel: ‘kijk eerst eens in het archief, voordat je met een zaak aan de slag gaat’. Als burgemeester Jorissen, dat wel had gedaan, had hij kunnen vaststellen, dat Johannes de Haaze op 6 maart 1869 aangifte had gedaan van het overlijden van zijn vrouw Janna Lampe. Dat werpt al een wat ander licht op de zaak. Veel ellende had hij ook kunnen voorkomen door zijn correspondentie van de laatste jaren nog eens door te nemen. Misschien had hij zich ook wat meer kunnen verdiepen in de gezinssituatie van Johannes de Haaze. Wat waren dat voor kinderen?

Nadat de drie kinderen vanuit Haren naar Ten Boer waren gezonden, wordt een kind – aangeduid als A. de Fij – weer naar Haren terug gezonden. Dat kind hoort niet bij het gezin van Johannes de Haaze, is het bericht vanuit Ten Boer. Vervolgens wordt het kind slachtoffer van een vervelend steekspel. Op 14 augustus 1871 schrijft de burgemeester van Haren aan zijn collega van Ten Boer: “dat het kind genaamd A. de Fij ons weder door u toegezonden, thans weder door ons aan den pleegvader De Haaze is terug gezonden, onder te kennen geving, dat wij weigerachtig blijven dat kind te ontvangen”. Een dag later bezorgt de veldwachter van Ten Boer het kind al weer aan het armenhuis te Haren “met te kennen geving aan de opzigter (van het werkhuis), dat hij dat kind moest ontvangen en dat alles in orde was”. Burgemeester Jorissen is zeer ontstemd over deze “slinkse” wijze van handelen en schakelt de Commissaris des Konings in. Totdat de Commissaris heeft beslist mag het “knaapje”, zoals het kind nu door Jorissen wordt aangeduid, vooreerst in het armenhuis in Haren blijven.

Uit de verdere correspondentie wordt nu geleidelijk duidelijk wat er aan de hand is. Het betreffende ‘knaapje’ heet Abraham de Veij. Hij is in 1862 geboren te Groede in Zeeuws-Vlaanderen. Daar komt ook Johannes de Haaze vandaan. De ouders van Abraham zijn beide overleden. Zijn vader in 1865 en zijn moeder in januari 1868. Daarom heeft het armbestuur van Groede hem ter verzorging toevertrouwd aan Johannes de Haaze en zijn vrouw. De beide andere kinderen zijn van De Haaze zelf. Blijkbaar ziet De Haaze na het overlijden van zijn vrouw de verzorging van een pleegkind niet meer zitten. Burgemeester Jorissen had dit allemaal kunnen weten, als hij wat eerder in zijn archief gekeken had. Nu komt hij in september 1871 richting de Commissaris des Konings wel met twee brieven op de proppen van het armbestuur van Groede aan het gemeentebestuur van Haren: een van juli 1868 en een van augustus 1870. Bij beide brieven stuurt men vanuit Groede een postwissel van f.10,- mee met het verzoek er voor te willen zorgen, dat dit bedrag aan De Haaze wordt uitbetaald als vergoeding voor de zorg voor Abraham de Veij.

De aangelegenheid wordt nu onderwerp van een briefwisseling tussen de provinciebesturen van Groningen en Zeeland. De uitkomst daarvan is, dat Abraham terug moet naar Groede om daar door het armbestuur verder verzorgd te worden. Maar hoe krijg je een jongetje van 9 jaar vanuit Haren in Groede? Daarvoor schakelt burgemeester Jorissen de politie in. Onder begeleiding van een rijksveldwachter zal Abraham naar Rotterdam worden gebracht. De Commissaris van Politie te Rotterdam wordt vervolgens verzocht het verder transport naar Groede te regelen. De kosten mag hij bij de gemeente Haren in rekening brengen (die ze dan stellig weer in rekening zal brengen bij het armbestuur van Groede). En zo reist Abraham op 4 december 1871 vanuit Haren naar Rotterdam. Waarschijnlijk via de net gereed gekomen spoorlijn.

Blijkbaar heeft Abraham alle ellende redelijk doorstaan. Hij trouwt in 1891 te Vlissingen met Grietje Dingemanse. Hij vindt een baan als machine reparateur in Schiedam. Daar overlijdt hij op 23 juli 1947, 85 jaar oud.

Op de foto een deel van het Noord-Willemskanaal waaraan Johannes de Haaze heeft gewerkt. Het bruggetje op de voorgrond ligt over de uitmonding van het Helperdiepje in het kanaal. Tot 1915 lag hier de grens tussen de gemeenten Groningen en Haren. Nu ligt op de locatie van de foto het Julianaplein. Waarschijnlijk stonden de keten van de polderwerkers nabij het bruggetje op grondgebied van de gemeente Haren. U vindt deze foto ook op www.beeldbankgroningen.nl

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 14.

Burgemeester Lodewijk Theodorus Jorissen

Op 12 september 2020 organiseerde de Harense Historische Kring ‘Old Go’ een excursie naar het gebied van de Hof te Hemmen direct ten noorden van de Molenbuurt in Haren. Een gebied, waar in een aantal perioden in de geschiedenis van Haren interessante ontwikkelingen hebben plaats gevonden. Ontwikkelingen, die maar weinig sporen hebben nagelaten. Uiteraard kwamen die schaarse sporen tijdens de excursie in beeld. Voor nadere informatie over de excursie verwijs ik naar www.oldgo.nl.

Een van de interessante ontwikkelingen is de bouw van een groot fabriekscomplex in 1838. Van dit complex is nu alleen een deel van het gegraven toegangskanaal achter transferium II nog zichtbaar in de vorm van de zogenaamde Jorissensloot. Nadat de aanvankelijke oprichters zich terugtrekken raakt in 1840 Lodewijk Theodorus Jorissen betrokken bij deze fabriek, waar moutwijn en harde zeep worden geproduceerd. Jorissen is in 1816 geboren te Amsterdam, maar heeft via zijn moeder Sophie Louise Nobel, die opgroeide op het huis De Mikkelhorst te Haren, ook Harense roots. In 1839 is hij getrouwd met Maria Sara Gasinjet, die afkomstig is van het huis Vennebroek te Paterswolde. Eind 1842 of begin 1843 komt Jorissen in Haren wonen in de directeurswoning, die behoort bij het fabriekscomplex. Later zal deze woning bekend staan als Huize Buitenzorg.

De fabriek was al geen succes voor de komst van Jorissen en dat wordt na zijn komst naar Haren niet beter. We mogen, denk ik, gerust spreken van een totale mislukking, die waarschijnlijk ook een grote impact heeft gehad op het gezinsleven van de familie. Er zijn zelfs enige aanwijzingen, dat Jorissen emigratie naar Amerika heeft overwogen. De kanteling voor Jorissen komt in 1848. Het is een jaar van opstanden in geheel Europa en hoewel in Nederland geen opstand plaats vindt, komen er wel grote veranderingen. Onder leiding van Thorbecke gaat er een nieuwe wind waaien en ontstaan er nieuwe perspectieven. Jorissen lift mee op deze veranderingen. Hij wordt politiek actief en komt in 1851 in de gemeenteraad van Haren. Een jaar later gooit burgemeester Rudolf de Sitter het bijltje er bij neer, omdat hij alle moderne fratsen van de liberaal Thorbecke niet bij kan benen. Op voorspraak van Thorbecke persoonlijk wordt Jorissen dan door de Koning tot burgemeester van Haren benoemd. De andere kandidaat, raadslid J.J.A. Quintus, is volgens Thorbecke nog te veel de oude orde toegedaan.

Daar waar Jorissen als industrieel en zakenman niet veel succes had, heeft hij dat wel als burgemeester. Reeds bij zijn intrede op 5 juli 1852 spreekt hij ferme taal: “Dan mag ik mij vlijen de goedkeuring van het merendeel mijner gemeentegenoten te zullen verwerven. Geen vrees zal mij in het goede terughouden. Geen moeite te groot om met de wet als richtsnoer het goede doel naar mijn beste weten te bereiken”. Jorissen betoont zich inderdaad een betrokken en actieve burgemeester. Zo lezen we in de Groninger Courant van 24 oktober 1856 over zijn handelen bij een ernstig ongeval te Noordlaren: “Ter gelegenheid van de Zuidlaarder markt is in de nabijheid van Noordlaren een groot ongeluk voorgevallen. Van een der vele rijtuigen die den weg passeerden, liep een rad uit, waardoor de paarden op hol geraakten. Zij kwamen voor den wagen weg en liepen in snelle vaart den weg langs. Twee zich op weg bevindende personen werden door hen omver gelopen, waarvan de ene, zijnde R. Monkhorst alhier, zeer ernstig gewond werd. Hij werd naar het huis van den heer R. Klinkhamer gedragen in tegenwoordigheid van den burgemeester van Haren, die zich alle moeite gegeven heeft om hem zoo veel mogelijk tot bewustheid te brengen”.

Op 3 juli 1892 is Jorissen 40 jaar burgemeester van Haren. Dit wordt groots gevierd. Roelf Kuipers, die overigens als oud-schoolmeester en klerk op het gemeentehuis niet als een volledig neutrale waarnemer gezien kan worden, schrijft een uitvoerig lofdicht op Jorissen.

"Dat zijn er nu reeds 40 jaren,
Dat gij als Hoofd van 't bloeiend Haren
Met kracht en ijver werkzaam zijt.
Zo vloden heen die stille uren,
Waarin Gij binnen enge muren,
Al uwe krachten hebt gewijd!
Dat immer de gemeente bloeie,
Uw raad en hulp steeds milder vloeie,
Waar 't geldt de welvaart der gemeent'!
Dan zal de eendracht nimmer wijken,
En meer en meer zal 't klaarder blijken,
Dat hoofd en leen nauw zijn vereend.
Dat Gij nog lang, nog lang moogt leven,
Dit moge God, Almachtig, geven!
Die bee, die wensch ontspringt mijn hart.
Leef lang nog, grijze Burgervader!
Dit wenscht de heel' Gemeent' te gader,
en deze bee vloeit uit het hart”.

Uiteraard wordt een feestelijke vergadering van de gemeenteraad gehouden met een lange toespraak van oudste wethouder Roelf Hornhuis. Ook zijn er diverse cadeaus. Zo krijgt Jorissen een fraai bouquet bloemen van de schoolkinderen. In de krant wordt er nog bij vermeld, dat dit bouquet werd geleverd “door den bloemist W. Vrieling Lzn, alhier, die ook de meeste versieringen op zoo smaakvolle had aangebracht”.

Kort na zijn 40 jarig jubileum treedt Jorissen terug als burgemeester. Hij blijft dan nog even raadslid. In 1894 verhuist hij naar zijn dochter Titia in Arnhem. Daar is hij op 7 maart 1895 overleden. De foto is gemaakt te Arnhem, dus mogelijk kort voor zijn overlijden.

Hoe groot de waardering voor Jorissen als burgemeester was blijkt ook nog uit het volgende bericht in het Nieuwsblad van het Noorden van 11 december 1892. “Ter gelegenheid der herstemming voor een lid van de Provinciale Staten op woensdag jl. werd, namens verreweg de meeste kiezers die aan de stemming hadden deelgenomen, het volgend adres gezonden aan den heer Commissaris der Koningin in deze provincie:
"geven met verschuldigde eerbied te kennen: ondergeteekenden allen kiezers in de gemeente Haren;
dat zij met groot leedwezen vernomen hebben, dat de heer Lodewijk Theodorus Jorissen, burgemeester dezer gemeente, zijn eervol ontslag aan H.M. de Koningin, weduwe regentes heeft aangevraagd;
zij meenen in den geest te handelen van het grootste deel der gemeente Haren wanneer zij u H.E.d.Gestr. verzoeken den heer Godfried Carel Jorissen, burgemeester der gemeente Noorddijk, in deze gemeente geboren, haar door en door kennende, ook doordat hij hier reeds vroeger gedurende 2 jaren ongeveer ter secretarie werkzaam was, op de aanbevelingslijst te plaatsen, opdat onze geëerbiedigde Koningin in de gelegenheid worde gesteld, hem als opvolger van zijn geachten vader als hoofd dezer gemeente te benoemen.
In deze op uwen steun rekenende hebben wij de eer te zijn. Uw onderdanige dienaren" (volgen de handteekeningen).
Naar men ons nader mededeelt, hebben ook eenige landbouwers het plan opgevat een adres te zenden van dezelfde strekking aan H.M. de Koningin”.

Het adres aan de Commissaris der Koningin vindt geen gehoor. In plaats van de jonge Godfried Jorissen wordt de 63-jarige Cornelis Henric Quintus, voorheen burgemeester van Adorp, tot opvolger van Jorissen benoemd. Hij wordt in Haren met weinig enthousiasme ontvangen.

Huize Buitenzorg is in 1905 volledig afgebrand, maar tijdens de excursie waren nog niet eerder in Haren vertoonde foto’s te zien.

Bij de foto van Lodewijk Theodorus Jorissen: foto gemaakt door fotograaf C.E. Westerborg te Arnhem, Groninger Archieven, toegang 1119, inventarisnummer 34.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 13

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl