Harense Loeks

Als u met de trein in Groningen aankomt, wordt u direct geconfronteerd met het Peerd van Ome Loeks. Heeft u dan het herindelingstrauma al wat overleefd of gaat er een pijnscheut door u heen vanwege dit Stad-Gronings machtsvertoon? Als u tot de laatste categorie behoort, wil ik de pijn voor u graag een beetje verzachten. Ome Loeks is meer Harens dan je op het eerste gezicht zou denken.

Eigenlijk moet ik beginnen met twee prangende vragen. Wie was Ome Loeks en over welk paard hebben we het eigenlijk? Hoe het met het paard afliep is bekend: het paard ging dood. Maar verder is er veel onduidelijk. Mijn goede vriend Hein Bekenkamp heeft daar in 1984 al eens een uitvoerig artikel over geschreven in de reeks jaarboeken “Groningen Toen”. Zijn conclusie was: het is onduidelijk en het blijft onduidelijk. Alle mogelijke kanshebbers voor het predicaat Ome Loeks werden door Hein kritisch tegen het licht gehouden en afgeserveerd. Ook Lucas van Hemmen, die door de Groningers algemeen als de enige echte Ome Loeks wordt gezien. Een beeld, dat indertijd niet in geringe mate door Lucas van Hemmen zelf werd bevestigd. Je zou kunnen zeggen, dat Hein op dit punt een beetje een roepende in de woestijn is. Helaas voor Hein komt het mij goed uit, dat zo te laten. Ik concentreer me dus ook op Lucas van Hemmen.

Het verhaal wil dan, dat Lucas van Hemmen in 1910 eigenaar was van het café en de stalhouderij De Slingerij aan de Aweg in Groningen. Lucas was ook pikeur. Eén van zijn paarden was het beroemde renpaard Appelon. Toen deze hengst zijn knecht aanviel, moest Lucas het met een riek terug drijven. Appelon raakte verwond aan de neus. Er ontstond een ontsteking en Appelon stierf. Het “peerd van Ome Loeks” was dood. Het bekende versje suggereert, dat dit kwam doordat het paard niet te eten kreeg, maar dat klopt dus – volgens deze lezing - niet. Vreemd is ook, dat het bekende beeld het paard voorstelt als een stevige knol, terwijl het in werkelijkheid een afgetraind renpaard was.

Wie was Lucas van Hemmen? Lucas stamt uit een Harens geslacht. Zijn verre voorvader Jan Antonie had een boerderij in de huidige Molenbuurt. Hij verwierf een aantal landerijen die voorheen behoorden tot de Hof te Hemmen. Waarschijnlijk was dit aanleiding voor zijn kinderen om de achternaam Van Hemmen aan te nemen. Een andere verre voorvader van Lucas was Hinderk Lucas Oosterveld. Deze had een boerderij aan de Oosterweg tegenover de Bolhuissteeg en was van 1811 tot 1820 raadslid van de gemeente Haren. Zijn vader Lucas Jans (je zou kunnen zeggen “Loeks de eerste”) had zich hier in 1747 gevestigd. De Van Hemmen tak van onze Lucas verwierf een boerderij aan de Hoornschedijk onder Groningen (ter plaatse van het huidige Maartenshof). Vandaar maakte Lucas vader de overstap naar de horeca en werd exploitant van De Slingerij. De moeder van Lucas was Grietje Hoenderken. Zij werd geboren aan de Oosterweg te Haren. Haar vader Otto Hoenderken was daar landbouwer op de boerderij, die later in gebruik is geweest bij de Blauwe Ruiters. Later zat ook deze Otto in de horeca. Vlak bij de kerk in Haren bouwde hij een nieuw horecapand, dat later bekend stond als Hotel Suurd (nu staat op deze locatie de ABN-AMRO bank). De oma van Grietje woonde aan de Kerkstraat 3 in Haren. Dat zijn dus al heel wat Harense links.

En Appelon? Graag zou ik ook van hem een stamboom vol Harens bloed presenteren, maar helaas ontbreekt het me aan gegevens. Toch kunnen we er gerust van uit gaan, dat Appelon regelmatig in Haren is geweest. Harendermolen was rond 1910 namelijk een belangrijk centrum voor de paardensport. Landbouwer H.K. Glas uit Loppersum had hier in 1903 tegenover de Boerlaan een drafbaan aan laten leggen en de oude herberg de Haarder Molen werd in deze periode gerund door de bekende pikeur Sake Witteveen. De herberg werd daarom ook wel café Witteveen genoemd. Café Witteveen moet niet worden verward met het naastgelegen café Bolhuis/Hoogenberg. Dit laatste café stond iets zuidelijker. Op de drafbaan werden wedstrijden gehouden en hier konden de pikeurs hun paarden ook trainen. Lucas van Hemmen zal daar stellig gebruik van hebben gemaakt, want hij kende Sake Witteveen goed. Zij deden samen wel zaken bij de aan- en verkoop van paarden. Ook bereed Lucas van Hemmen bij wedstrijden paarden uit de stal van Glas. In 1918 zet Lucas van Hemmen een vergaande stap. Hij verlaat De Slingerij en neemt de zaak over van Sake Witteveen. Nu woont hij zelf naast de drafbaan in Haren. Dat duurt helaas niet lang. In het Algemeen Handelsblad van 10 maart 1920 lezen we het volgende. “Hedennacht is het café Witteveen te Harendermolen bij Groningen, bekend door de naastgelegen renbaan afgebrand. De inventaris, behoorende aan den heer L. van Hemmen, den bekenden pikeur, ging mede verloren. De beide renpaarden en een drietal koeien werden gered. De autobus, waarmede de dienst Groningen—Harendermolen wordt onderhouden, werd totaal vernield alsmede een 4-persoons auto. Een derde 16-persoons auto kon in veiligheid worden gebracht. Alles was verzekerd, maar laag”. Een zware klap voor Lucas van Hemmen. Ook financieel.

Gelukkig slaagt Lucas van Hemmen er in de draad weer op te pakken. Hij richt bij het station De Punt aan de huidige Parallelweg in Glimmen een nieuw etablissement op: hotel/café Appelbergen (zie de foto). Hier komt tevens het eindpunt van de elektrische tram van Groningen via Haren naar Glimmen. In 1933 keert Lucas van Hemmen terug naar Groningen. Hij neemt het café De Koppelpaarden over aan de Hereweg. Hier poetst hij zijn status van “Ome Loeks” nog eens stevig op. Overigens blijft hij betrokken bij de renbaan in Harendermolen. Als in 1936 de manege aan de Viaductweg wordt gebouwd is hij huurder van een aantal van de beschikbare boxen. Hij stalt hier een drietal van zijn renpaarden, die luisteren naar de namen: Lockner, Zwaluw E en Zorka T. In 1955 overlijdt Lucas van Hemmen op 79-jarige leeftijd.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 30 januari 2019.

Rondom huize Lohman

Bovenstaand een ansichtkaart van het zuidelijk deel van de Rijksstraatweg in de kom van het dorp Haren. De fotograaf zal ongeveer bij Boekhandel Boomker op straat hebben gestaan en hebben gefotografeerd in noordelijke richting. Het gaat hier om een zwart-wit foto, die later is ingekleurd. De foto is te dateren op ca 1922. De tramlijn Groningen-Haren-De Punt ligt er al en die is in 1921 gereed gekomen. Rechts is het terrein zuidelijk van het huisje van de groentekweker Prak nog onbebouwd. In 1923 is hier een pand gebouwd met twee beneden- en twee bovenwoningen. Die benedenwoningen zijn nu als winkel in gebruik bij de fa Konings.

Meest opvallende pand op de foto is het grote huis links. Dit is de woning van notaris Scato Lohman. Scato Lohman koopt deze woning in 1876. Het gaat dan echter nog om een woning zonder verdieping. In 1888 krijgt de woning de omvang, zoals op de foto. Zuidelijk van de woning (dus links op de foto) staat lange tijd nog een rijtje achter elkaar staande arbeiderswoningen. Deze woningen zijn in 1898 volledig verkrot. Dan koopt Lohman ze en laat ze afbreken. Zo krijgt zijn huis naar het zuiden toe een riante tuin met het vanaf die tijd witte houten hekje. Met zijn vrouw Ignatia Wubben krijgt Scato Lohman drie dochters. Deze dochters blijven alle drie ongetrouwd en zijn niet zo ‘makkelijk’. De ‘dames Lohman’ zijn in het dorp dan ook een begrip en de schrik voor menig winkelier. Dochter Imke Lohman overlijdt als laatste van de drie in 1951, 81 jaar oud. Haar overlijden betekent ook het einde van Huize Lohman met de grote daarachter gelegen tuin, die ook wel bekend stond als het ‘Lohman bos’. Een generatie dorpsjeugd heeft daar nog naar hartenlust in kunnen spelen, omdat het nog 13 jaar duurde voordat er nieuwbouw voor het huis in de plaats kwam. Op deze locatie staan nu de woningen aan de Kroonkampweg en aan de Rijksstraatweg kwam de Centrumflat.

Geheel links op de foto zien we nog een winkelpand staan. Ook dit pand is enige tijd eigendom geweest van Scato Lohman, maar hij verkoopt het in 1894 aan de huisschilder Aries Smit. Smit bewoont het pand met zijn eigen grote gezin (9 kinderen), maar ook met andere familieleden en inwonende knechten. Dit kan door het pand naar achteren steeds verder uit te bouwen. In 1916 trouwt dochter Zwaantje Smit met Gerrit Hendrik Maassen. Dit jonge stel begint aan de straatzijde van het pand een kruidenierswinkel. Aanvankelijk onder de vlag van Albino en later als Centra. In 1956 neemt H. Schutter de winkel over. Na lange aarzeling verkoopt Schutter zijn pand in de jaren 60 vervolgens aan de ontwikkelaar van de Centrumflat. Aanvankelijk met de gedachte in het nieuwe pand zelf een supermarkt te beginnen. Uiteindelijk komt het daar niet van en wordt de winkelruimte ingevuld door Fred van der Werff. Nu is het een deel van de winkel Action.

Achter Huize Lohman is nog het café Jansen te zien. Ook dit pand maakt nu onderdeel uit van de Centrumflat. In het meest noordelijk deel van dit perceel is nu de SNS-bank gevestigd. Het huis met het hoge dak met de blauwe pannen wat volgt op café Jansen is het huidig pand van Livera (Rijksstraatweg 187). Notaris Scato Lohman laat dit pand in 1907 bouwen voor zijn kandidaat-notaris Onno Possel. Behalve kandidaat-notaris is Onno Possel ook gemeente-ontvanger en om het nog wat ingewikkelder te maken zijn zwager Jacob Winters is vanaf 1910 de gemeentesecretaris van Haren en woont bij het gezin Possel in. In 1914 wordt Possel benoemd tot notaris in Hoogezand. De vrijgezelle Winters blijft dan in de woning wonen en krijgt daar inwoning van zijn ouders.

In het midden van de foto zien we Hotel Suurd (nu Abn-Amro). Over dit pand schreef ik al eerder een bijdrage. Resteert nog het huisje rechts op de foto. Ik noemde het boven al als het huisje van kweker Prak. Heel lang stond op dit perceel een bakkerij. De oudst bekende bakker op deze locatie is Arend Mulder. Hij wordt bijvoorbeeld vermeld in 1811. Op 20 maart van dat jaar is het groot feest. Keizer Napoleon heeft eindelijk de zo vurig gehoopte zoon gekregen. Dit is Napoleon II, koning van Rome. Net als nu wordt de jeugd bij feestelijkheden betrokken. De kinderen worden getrakteerd op bollen en beschuiten. Samen met zijn collega bakker Havinga mag Arend Mulder die leveren. Als Arend in 1860 op hoge leeftijd overlijdt, volgt zijn zoon Jurjen Mulder hem op. Jurjen huwt twee keer. Zijn tweede vrouw is Mechelina Tooren. Deze zet na het overlijden van Jurjen in 1882 de bakkerij voort.

Als Mechelina Tooren in 1895 overlijdt, wordt haar schoonzoon (gehuwd met Renske Meinders, dochter uit een eerder huwelijk van Mechelina) Hendrik Prak de nieuwe eigenaar. Waarschijnlijk blijft hij bakker tot 1913. In dat jaar wordt de oude opstal afgebroken. Daarvoor in de plaats wordt op het noordelijk deel van het perceel een klein huisje gebouwd. Dit huisje staat op de foto. In 1919 draagt Hendrik Prak dit huisje over aan zijn zoon Harm. Harm Prak is kweker van beroep. Ca 1972 wordt het huisje afgebroken ten behoeve van de aanleg van het parkeerterrein Oldehof. Aan de Rijksstraatweg komt in 1975 een winkel met bovenwoningen en de toegangsweg naar het parkeerterrein. Het verhaal wil, dat notaris Lohman bedongen had, dat het perceel van Prak recht tegenover zijn woning onbebouwd moest blijven. Zo had de notaris zich verzekerd van vrij uitzicht. Het zuidelijk gedeelte van het perceel verkoopt Hendrik Prak in 1919 aan Eligius Andreas Muller. Deze bouwt op dit perceelsgedeelte de twee beneden- en bovenwoningen, die ik eerder al noemde (winkel Konings).

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 16 januari 2019.

Middeleeuwen

Onlangs las ik het boek ‘De ontdekking van de middeleeuwen, geschiedenis van een illusie’ van Peter Raedts (Amsterdam, 2011). Geen eenvoudig boek, maar wel erg intrigerend. Raedts maakt duidelijk, dat wij in veel opzichten behoefte hebben aan een verankering van het heden in het verleden en dat dat er toe heeft geleid, dat voor veel historici hun blik op het verleden werd bepaald door hun verwachtingen voor de toekomst. Raedts duidt ze aan als “Naar achteren kijkende profeten”. Dit geldt in het bijzonder hoe vanaf ca 1800 werd aangekeken tegen de middeleeuwen.

Het beeld van de middeleeuwen werd lange tijd – en in veel opzichten geldt dat nog steeds –bepaald door de stelling van de humanisten, dat na de val van Rome de mensheid duizend jaar lang in het duister heeft gedwaald. De mythe van de middeleeuwen als niet-cultuur. Pas toen de humanisten de lamp van de klassieke beschaving weer hadden ontstoken kon de wording van de Europese cultuur een vervolg krijgen. Deze renaissance van de Romeinse en Griekse cultuur paste in een Europa, met een Pan-Europese identiteit, waarin geen behoefte was aan het onderscheiden van afzonderlijke nationale staten. Met de opkomst van het nationalisme na ca 1800 werd dat anders. Uit vele kleine vorstendommen werden staten als Duitsland en Italië gevormd. En ook in staten als Frankrijk en Engeland ontstonden duidelijke nationalistische tendensen. Maar hoe kom je nu vanuit een lappendeken van afzonderlijke staatjes tot bijvoorbeeld een Duitse identiteit? Dan moet je niet terug grijpen op de klassieken, want dan onderscheid je je niet van andere staten. Men zocht en vond – maar dan wel als de boven beschreven “naar achteren kijkende profeten” – de grondslag voor het nationalisme in de middeleeuwen. Daarin lag de basis voor de echtheid en de eigenheid van de nationale staat. Daar lag de identiteit van de Duitser, Engelsman of Fransman.

Het bovenstaande geldt voor alle staten in Europa, behalve één: Nederland. Onze Nederlandse identiteit is niet gegrondvest op de middeleeuwen. Onder invloed van de reformatie zijn die middeleeuwen in ons land afgedaan als een poel des verderfs, waarmee we niet geïdentificeerd willen worden. De opstand tegen Spanje en de Gouden eeuw zijn de hoogtepunten van de Nederlandse geschiedenis. Daar ligt de geboorte van de Nederlandse staat. En als we dan toch een basis in het verleden zoeken, dan grijpen we liever – over de middeleeuwen heen - terug op de Bataven. Deze Germaanse stam werd al door de Romeinse schrijver Tacitus geroemd om zijn moed en vrijheidszin. Hugo de Groot slaagde er zelfs in aan te tonen, dat niet alleen het Nederlandse volk, maar ook het Nederlandse staatsbestel terugging tot de Bataven.

De Nederlandse houding ten opzichte van de middeleeuwen leidde er toe, dat er in ons land op geen enkele manier is geprobeerd om te zoeken naar continuïteit in de historische ontwikkeling. De Nederlandse benadering is zwart-wit. Onze geschiedenis begint rond 1570-1600. Daarvoor is er niets, behalve wat onnozele verhalen over ridders, over bijgeloof en over van rijkdom uitpuilende kloosters. In een toch ook protestants land als Engeland ligt dat anders, daar slaagde de Oxford Movement er in te bewerkstelligen, dat de reformatie niet langer werd geïnterpreteerd als breuk met de middeleeuwen en een nieuw begin, maar als bevestiging van tendensen, die in de Engelse kerk al eeuwen aan het werk geweest waren.

“Wat heeft dat alles nu met Haren te maken”, zult u zeggen. Wel, ik ervaar de door Raedts beschreven breuk in het denken over onze historische ontwikkeling nergens duidelijker als in de kerk van Noordlaren. Daar in het koor van de kerk hangen twee borden met de pastores, die de kerk hebben gediend. Het oudste bord ziet u op de foto. We weten, dat de kerk in Noordlaren dateert van ca 1200. Eeuwenlang is de dorpsbevolking hier samen gekomen en heeft men hier de eredienst gevierd. Een groot aantal pastores zullen hun best hebben gedaan de bevolking te dienen en op het rechte spoor te houden. Maar volgens het bord telt dat niet. We beginnen pas na de reformatie in 1595 bij Henricus Petri. Hij was de eerste. In een Engelse kerk zul je zo’n scherpe cesuur niet zien.

We kunnen ons ook nog afvragen of die scherpe scheidslijn van 1595 voor Noordlaren en voor onze gehele regio wel op zijn plaats is. Dominee R.P. Oosterdijk heeft tijdens de open monumentendag 2017 in de Harener dorpskerk een voordracht gehouden over het gebruik van de kerk in de eerste decennia na de reformatie. Het gaat dan bijvoorbeeld over het gebruik van het koor van de kerk en over de wijze van viering van het heilig avondmaal. Volgens Oosterdijk sloot dat gebruik in veel opzichten aan bij het gebruik voor de reformatie. En was er dus in veel opzichten sprake van continuïteit. Pas onder invloed van landelijke instructies (synodes) zijn na verloop van tijd de gebruiken aangepast.

Kijken we dan in Haren nergens over het jaar 1595 heen? Zeker wel. Als we het over klooster Yesse hebben moeten we wel, want 1595 betekende juist ook het einde van het kloosterwezen in onze provincie. De kloostergeschiedenis is daarom in onze regio bij uitstek laat-middeleeuwse geschiedenis. Maar ook hier liggen de grenzen waarschijnlijk minder scherp, dan we gewend zijn te denken. Bart Flikkema heeft vorig jaar in de reeks Esser miniatuurtjes een boekje geschreven over de voorlaatste abdis van het klooster, Hille Coenders. De ondertitel van dit boekje luidt “Een verwarrend eind aan het oude geloof in het klooster Yesse te Essen”. En dat is niet voor niets. Hoe sterk stond Hille nog in de katholieke traditie? Familieleden van Hille, zoals haar neefje Berend Coenders van Helpen en haar achterneef Derck Coenders van Helpen waren pleitbezorgers van de reformatie en moesten in 1567 naar Emden vluchten. Van Hille is bekend, dat ze in 1576 een brief schreef aan de gereformeerde predikant Menso Alting, die toen eveneens als vluchteling in Emmen verbleef. Flikkema ziet hierin een aanwijzing voor het protestantse karakter van de vrouwenabdij in haar nadagen. Ook hier lagen de grenzen dus niet zo scherp als de landelijke door Hollandse historici gedomineerde geschiedschrijving ons wil doen geloven.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 2 januari 2019.

Adieu

U zult het mij denk ik niet euvel duiden als ik ook in deze column even stil sta bij het einde van de gemeente Haren. In het bijzonder richt ik mij dan op de ambtelijke organisatie van de gemeente. Veertig jaar heb ik van die organisatie deel uit gemaakt en vijftien jaar heb ik er met veel plezier leiding aan mogen geven. Vandaar mijn ‘adieu’ aan mijn oud collega’s. Ik wens ze toe, dat ze in de organisatie van de nieuwe gemeente een passend plekje zullen vinden.

Hoe oud is de ambtelijke organisatie van de gemeente eigenlijk? We kunnen ons dat misschien moeilijk voorstellen, maar de gemeente heeft het van 1811 tot ongeveer 1890 zonder ambtenaren gedaan. Met één uitzondering: de gemeenteveldwachter. De organisatie van de gemeente in de eerste decennia van haar bestaan, heb ik wel eens vergeleken met een kleine sportclub. Bij zo’n organisatie worden de bestuursleden geacht zelf de handen uit de mouwen te steken. Bij de gemeente was dat niet anders. De burgemeester, de wethouders en ook de raadsleden moesten allerlei uitvoerende taken zelf verrichten. De burgemeester vervulde de meeste rollen. Hij was de ambtenaar van de burgerlijke stand. In die functie maakte hij alle akten op van geboorte, huwelijk en overlijden. Ook alle correspondentie liep via de burgemeester. Hij schreef alle uitgaande brieven. Tenslotte was hij hoofd van de politie. Daarbij had hij assistentie van de veldwachter, maar die kon nauwelijks schrijven. Bij alle inbraken, vechtpartijen, branden en ongevallen had de burgemeester een leidende rol. Bij een nachtelijke brand was hij de volgende ochtend al vroeg aanwezig en bij een inbraak ging hij onmiddellijk ter plaatse onderzoek doen. De wethouders en raadsleden hadden de zorg voor een eigen deel van de gemeente. Als bijvoorbeeld toezicht moest worden gehouden op de bouw van een bakkerij in Noordlaren, werd die taak toegewezen aan het raadslid uit dat dorp. Eén van de wethouders was oppercommandant van de brandweer en raadsleden waren dan weer commandant in hun dorp of wijk.

Rond 1890 zijn bij de gemeente twee ambtenaren in dienst. In 1896 wordt een part/time gemeentearchitect aangesteld. Een functie die uiteindelijk zal uitgroeien tot directeur gemeentewerken. De burgemeester is tot 1907 tevens gemeentesecretaris. De eerste gemeentelijke wegwerker wordt aangesteld in 1920. Vervolgens groeit de organisatie snel door. Er komen meer inwoners en de gemeente krijgt meer taken.

In 1940, bij het begin van de oorlog telt de gemeente ruim veertig medewerkers in de binnen- en buitendienst. Deze medewerkers hebben tot taak het gemeentebestuur zo goed mogelijk te ondersteunen en voorts ten dienste te staan van de inwoners van de gemeente. Meestal levert die dubbele loyaliteit geen problemen op, maar in de oorlog wordt dat geleidelijk anders. Alle aanleiding om hier - op dit moment van afscheid - aan deze bijzondere periode aandacht te geven.

In augustus 1942 wordt de gemeenteraad op non-actief gesteld. De wethouders Willem Remminga en Cornelis Strating moeten aanblijven, maar daar voelen zij niets voor. Zij dienen bij de commissaris in de provincie een verzoek tot ontslag in, dat overigens pas in januari 1944 wordt ingewilligd. Op 20 mei 1943 wordt burgemeester Hubert Nauta ontslagen en – na een korte interim-periode - per 1 juli 1943 vervangen door de NSB’er Otto Frederik Pieter Hendrik de Waard. Nu liggen de kaarten voor de medewerkers helemaal duidelijk. Ondersteuning van het gemeentebestuur is niet meer identiek aan goede dienstverlening aan de inwoners.

Reeds in februari 1943 hebben alle medewerkers van de gemeente een brief ondertekend aan de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen gedwongen tewerkstelling van ambtenaren in Duitsland. Het helpt niet. Enkele medewerkers, waaronder de latere chef Algemene Zaken Eppo Steenmeijer, duiken onder. Een aantal ambtenaren komt in verzet. Zo zorgen ze voor vervalste persoonsbewijzen en helpen bij de fraude met bonkaarten ten behoeve van onderduikers. Op vrijdag 23 juli 1943 vindt een overval plaats op het gemeentehuis met de bedoeling om het bevolkingsregister te vernietigen. Hieraan werkt ook een aantal ambtenaren mee, onder andere Boelie Heijes. Een groot aantal kaarten uit het bevolkingsregister wordt in brand gestoken. Helaas blijkt later het effect gering.

In november 1944 is voor de medewerkers de maat vol als lijsten moeten worden opgesteld voor personen die graafwerk voor de Duitsers moeten verrichten. Gemeentesecretaris Pieter Wierenga deelt de burgemeester mee, dat hij en de medewerkers tot het opstellen van die lijsten niet bereid zijn. De burgemeester roept daarop op 16 november 1944 alle medewerkers bij elkaar en vraagt ze nogmaals één voor één om medewerking. Niemand zwicht voor zijn druk, hoewel iedereen beseft, dat aan het ‘nee’ grote consequenties verbonden zijn. Dat blijkt, want direct na de weigering schakelt de burgemeester de SD in. De medewerkers wachten de komt van de SD niet af. Ze hebben hun onderduik al voorbereid en vluchten snel weg uit Haren.

Op weg naar zijn onderduikadres in Drenthe wordt gemeentesecretaris Wierenga bij Vriezerbrug aangehouden. Nadat duidelijk is, welke rol hij in Haren heeft gespeeld, wordt hij ter plekke doodgeschoten. Loco-secretaris Teije de Jong vlucht richting Friesland. Hij neemt zijn zoontje mee. Dat blijkt bij aanhouding een goed alibi en hij slaagt er in zijn onderduikadres te bereiken. De Duitsers richten zich vervolgens nog wel op zijn in Haren achter gebleven vrouw en kinderen. Zij worden enige tijd opgesloten in de gevangenis en maken angstige dagen door. Gemeentearchitect Ulbe Nieuwenhuis duikt met zijn gehele gezin onder in de omgeving van Veendam. Medewerker Eemke van de Veen, die actief betrokken is bij het verzet, wordt op 2 maart 1944 gearresteerd en op 22 augustus 1944 in kamp Vught gefusilleerd.

Wij kijken nu op de gebeurtenis op 16 november 1944, terug als een ‘heroïsche’ periode uit de geschiedenis van de ambtelijke organisatie. Door de betrokkenen wordt dat na de oorlog niet zo beleefd. Gemeentearchitect Nieuwenhuis, een rechtlijnige Fries met duidelijke standpunten, zag het bij een terugblik op de oorlogsjaren zo: “Toch kan ik niet eindigen zonder mijn gemoed te luchten over onze ontvangst. Van een ontvangst op het gemeentehuis of iets dergelijks was geen sprake, van een verzorging van onze geestelijke en maatschappelijke behoeften evenmin. Een hulpvaardige houding van de bevolking heb ik evenzeer niet waargenomen, uitgezonderd het medeleven van enkele eenvoudigen, en met dit al rijst de vraag of een gemeente als Haren onze offers waard is of was. Ware het niet, dat je voor je eigen geweten de verplichting voelde een punt te moeten zetten achter bepaalde dingen, dan zou mijn antwoord op de vraag hierboven ‘neen’ luiden”.

Tijd voor een rustige verwerking van de ervaringen was er na de oorlog inderdaad niet. Reeds in een eerdere bijdrage schreef ik, dat burgemeester Nauta op 14 april 1945 kort in zijn functie terugkeerde, maar op 3 mei 1945 al weer op non-actief werd gesteld. En dan is er ook nog de procedure rond de opvolging van Pieter Wierenga als gemeentesecretaris. Ook die procedure verloopt met veel hectiek en onbegrip. Maar dat vergt een apart verhaal.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 19 december 2018.

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl