Het vijfde kruis, graf van de onbekende Nederlander

Binnenkort herdenken wij in onze gemeente weer de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Op 4 mei om ca 19.30 uur komen we samen bij de kerk en daarvoor is er vanaf 18.30 uur een rondgang langs de graven op de begraafplaats de Eshof. Ook zijn er nog aparte bijeenkomsten bij het monument in de Appelbergen en het monument voor Anda Kerkhoven. Iedereen is bij deze bijeenkomsten welkom. Je beleeft dingen intenser als je er meer van weet. Dat geldt ook voor het herdenken van onze in de oorlog overleden dorpsgenoten. Wil Legemaat heeft in 2010 een indrukwekkend boek geschreven over de oorlogsslachtoffers “Van kwaad tot onvoorstelbaar erger”, met als ondertitel “verhalen achter de namen op de gedenksteen in Haren”. Die ondertitel geeft precies aan wat ik bedoel.

Op de Eshof worden bloemen gelegd bij de graven van de oorlogsslachtoffers. Dat zijn er 13. Niet alle op de Eshof begraven personen staan op de gedenksteen in het dorp. Dat komt, omdat ze wel in Haren begraven zijn, maar geen inwoner van de gemeente waren. Vanzelfsprekend geldt dat voor de vier omgekomen geallieerde vliegeniers. Hun graven liggen direct links achter de ingangspoort. Tegenwoordig staan op de graven gedenkstenen conform een daarvoor vastgesteld model. Aanvankelijk stonden er eenvoudige houten kruisen op hun graven. Een foto daarvan is nog terug te zien in het boek “Haren in bezettingstijd” geschreven door Hein Bekenkamp. Ooit stond er naast de vier genoemde kruisen nog een kruis: het vijfde kruis.

Dit vijfde kruis was van “de onbekende Nederlander”. Voor de historie van dit kruis moeten we terug naar eind april 1943. De Duitse bezetter beslist dan, dat iedereen die in mei 1940 in militaire dienst was alsnog in krijgsgevangenschap moet. Voor de Duitsers is dit een truc om aan extra arbeidskrachten te komen voor de oorlogsindustrie in Duitsland. De Nederlandse bevolking reageert verontwaardigd. Er breken stakingen uit. Ook in Noord-Nederland. De reactie van de Duitsers op de stakingen is onverwacht scherp en gewelddadig. In de eerste dagen van mei 1943 vallen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe in totaal 56 dodelijke slachtoffers. Van 34 slachtoffers worden de lichamen meegenomen en op een onbekende plaats begraven. Ook dat hoort bij de terreur. Tot deze groep van 34 personen behoren er 16 tot een groep willekeurig gearresteerde inwoners uit de buurtschap De Haar bij Marum. Volkomen onterecht worden zij er van beschuldigd een aandeel te hebben gehad in het plaatsen van een wegversperring op de weg van Marum naar Trimunt. Zij worden in de Duitse radarstelling te Trimunt doodgeschoten.

Na de oorlog wordt als snel duidelijk, dat in de Appelbergen heimelijk slachtoffers van de Duitse terreur begin mei 1943 begraven zijn. Op 30 november 1945 wordt in de Appelbergen een massagraf gevonden en geopend. Er blijken 19 stoffelijke overschotten in te liggen. Deze overschotten worden voor identificatie overgebracht naar de begraafplaats De Eshof in Haren. Als snel lukt het 18 slachtoffers te identificeren. Het blijkt te gaan om alle 16 slachtoffers van Trimunt en twee slachtoffers uit Drenthe. Eén slachtoffer kan men niet identificeren. Dit slachtoffer wordt daarom begraven op De Eshof naast de graven van de geallieerde vliegeniers. Het blijft onduidelijk om wie het gaat. Even bestaat op het gemeentehuis zelfs de gedachte, dat het wel eens het overschot van een landverrader zou kunnen zijn. Later komt men daar weer op terug en de Oorlogsgravenstichting (OGS) ontfermt zich over het graf. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw streeft men bij de OGS naar centralisatie. Men wil de graven concentreren op een paar erevelden. De onbekende Nederlander wordt in 1978 opgegraven en vervolgens herbegraven in Loenen. Dat is het einde van het vijfde kruis.

Met het verdwijnen van het vijfde kruis is het verhaal echter nog niet af. Decennialang hebben veel personen zich ingespannen om ook de 15 niet gevonden stoffelijke overschotten terug te vinden in de Appelbergen. Vele – en steeds modernere – hulpmiddelen zijn daarbij ingezet, zoals grondradar en infraroodopnames vanuit straaljagers van de luchtmacht. Helaas zonder resultaat. Truus de Witte heeft dit beschreven in haar boek “Op een onbekende plaats begraven – de April-Meistakingen van 1943, een onderzoek naar oorlogsvermissing”. Truus de Witte raakt bij de problematiek van de slachtoffers in de Appelbergen betrokken vanwege de zoektocht naar haar oom Broer de Witte, één van de 56 slachtoffers en ook mogelijk begraven in de Appelbergen. Met een aantal andere personen verzamelt Truus de Witte alle beschikbare informatie en worden in het verleden gemaakte analyses nog eens kritisch bekeken. Truus de Witte komt tot de conclusie, dat bij de identificatie van de stoffelijke overschotten in 1945 een grote fout is gemaakt. Men heeft haar oom Broer de Witte verwisselt met Friedrich Ludwig (Frits) van de Riet. Van de Riet verbleef in 1943 als onderduiker in Marum. Hij kwam uit Heemstede. Broer de Witte is in 1945 ten onrechte als Frits van de Riet begraven in Marum. De ‘onbekende Nederlander’ onder het vijfde kruis was Frits van de Riet, waarvan men ten onrechte aannam, dat hij was geïdentificeerd en begraven was in Marum. Na de ontdekking van de verwisseling is het graf in Marum onberoerd gelaten. Van de Riets stoffelijk overschot is in 2008 vanuit Loenen eveneens overgebracht naar Marum. Daar heeft hij dus zijn vierde en laatste rustplaats gevonden.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 25 april 2018

Wat te doen met Gate Tower Clio?

Bij alle discussies over de gemeentelijke herindeling is volgens mij een belangrijk punt over het hoofd gezien. Wat moeten we na een eventuele samenvoeging van Haren en Groningen aan met de stadsmarkering Clio aan de A28?

Eerst maar even wat uitleg, want velen van u zullen waarschijnlijk denken, dat Clio een overblijfsel is van een oude hoofdspanningsleiding, die van enige leuke attributen is voorzien. Wel, dat is dus niet zo. Clio is een kunstwerk ontworpen door Kurt W. Forster. Het is een van de tien stadsmarkeringen die in 1990 rond Groningen zijn geplaatst onder regie van de bekende architect Daniel Libeskind. Clio zit vol symbolen. Op de toren staan bijvoorbeeld zeven vlamvormen. Iedere dag van de week wordt een extra vlam aangelicht. De vlammen staan symbool voor de gasbodemschat in Groningen. Zo werd er in 1990 tenminste nog over gedacht. Op de toren staat ook het getal 1040. Iedere avond om 22.40 wordt de verlichting in de cijfers vijf minuten lang ontstoken. Zoals bekend, ga ik bij het schrijven van mijn artikelen zorgvuldig te werk. Dus heb ik persoonlijk gecontroleerd of dat (nog) waar is. Ik moet zeggen: het functioneert voortreffelijk!

Met het getal 1040 zijn we meteen bij de aanleiding van de plaatsing van de stadsmarkeringen gekomen. In het jaar 1040 werd de stad Groningen voor het eerst vermeld in een officiële akte. De stad ziet dat als de officiële stichtingsdatum. Daarmee verdoezelt men wellicht expres een beetje dat Groningen voor die tijd een gewoon Drents dorp was. In 1990 heeft men het 950-jarig bestaan uitbundig gevierd. Onder andere dus met het plaatsen van de stadmarkeringen. Kurt W. Forster heeft in dat historisch kader zijn kunstwerk Clio genoemd, omdat Clio de muze is van de geschiedenis.

Maar nu het probleem. Clio is in 1990 niet geplaatst op de grens van de oorspronkelijke stad Groningen. We mogen er vanuit gaan, dat die grens vanaf 1040 tot 1884 ongeveer heeft gelopen volgens het tracé van de huidige A7 (zuidelijke ringweg). Plaatsing van Clio bij het Sterrebos aan de Hereweg of bovenop het botenhuis van de roeivereniging Gyas aan het Hoornschediep bij het Julianaplein had dus voor de hand gelegen. Maar dat heeft men niet gedaan. Men heeft gekozen voor het maximale. Dus de uiterste grens van de gemeente in 1990. En die grens lag toen net bij de uitmonding van restanten van het oude Hoornsche diep en de Drentse Aa in het Noord-Willemskanaal. Daar lag de grens vanaf 1968. Tussen 1915 en 1968 lag de grens nog wat noordelijker, namelijk bij de zogenaamde Onlandse Dijk. En die ligt ongeveer 150 meter voor het einde van de Hoornschedijk bij de brug in de Van Ketwich Verschuurlaan.

Maar stel nu, dat Haren en Groningen samen met Ten Boer een gemeente gaan vormen, dan staat Clio straks bij de viering van het 1000-jarig bestaan van de stad in 2040 midden in de gemeente. En dan markeert Clio een punt, dat in die 1000-jarige geschiedenis van de stad slechts 50 jaar enige relevantie heeft gehad. Dat kan natuurlijk niet. Vandaar mijn vraag in de eerste alinea. Wat te doen met Clio? Het eenvoudigst is uiteraard dat de samenvoeging Groningen-Haren niet doorgaat. Clio kan dan gewoon blijven staan. We zitten dan wel met de vermaledijde gasvlammen, maar dat kun je een beetje zien in dezelfde categorie als de Coentunnel en de Piet Heinstraat. We dragen vanuit de historie nu eenmaal dingen met ons mee waar we achteraf misschien wat minder trots op moeten/kunnen zijn. Het lijkt me logisch dat dit aspect van bijkans doorslaggevende statuur alsnog bij de besluitvorming in Den Haag wordt betrokken.

Tja en als de herindeling wel doorgaat, zit er niets anders op dan Clio te verplaatsen. Er komen dan twee locaties in aanmerking. Naar de locatie bij het Julianaplein. Dus terug naar de grens van 1040. Of naar de brug over de Drentse Aa in de Rijksstraatweg bij De Punt. Dit zou een ook historisch veel betere plek zijn dan de huidige. Bij De Punt lag de grens tussen het Gorecht en het Landschap Drenthe. Lange tijd had de stad hier zelfs een tol en een stadsherberg. Het gebouw staat er nog steeds. De stad zorgde ook voor het onderhoud van de brug. Daarvoor werd indertijd door de nonnen van het klooster Maria in Campis te Assen hout geleverd uit het Asserbos. Om die reden hadden de nonnen en ander personeel van het klooster vrije doorgang bij de tol. Na de reformatie heeft de stad dit privilege toegekend aan de inwoners van Assen. Assen heeft nog nooit zoveel inwoners gehad als toen in die tijd! Iedereen die bij de tol langs kwam, zei uit Assen te komen. Maar er zit wel weer een mooie symboliek in. We werken in onze regio toch samen in de Regio Groningen Assen 2030? Clio geplaatst bij de brug over de Drentse Aa zou deze verbondenheid op een historisch verantwoorde wijze kunnen illustreren.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 11 april 2018

De strop voor Harener inbreker

“Waar bist doe olde duvel, geld mout er wezen of ik snied di de hals oet”. Met veel geweld hebben twee mannen zich midden in de nacht van 22 op 23 oktober 1817 toegang verschaft tot het afgelegen boerderijtje van Luitje Oomkes nabij de huidige Woortmansdijk in Engelbert. Behalve een schuur kent het boerderijtje slechts één kamer met daarin drie bedsteden. In de ene bedstede liggen de bejaarde Luitje Oomkes en zijn vrouw Matje Klaassen te slapen. Hun volwassen zoon Oomke Luitje Oomkes ligt met de knecht Roelf Gerrits Draijer in een andere bedstee en in de derde bedstee liggen de meiden Grietje Frits Weites en Anna Zweitses. De bewoners worden compleet geïntimideerd door het brute optreden van de overvallers, die er niet voor terugdeinzen de 80-jarige Luitje Oomkes een paar ferme tikken met een knuppel te geven als hij niet snel genoeg de sleutel van zijn kabinet wil geven. Zoon Oomke probeert nog met een geweer op de indringers te schieten, maar het wapen ketst. Als hij ook buiten nog stemmen hoort, ziet hij af van verzet en geeft de sleutels van zijn kist met eigendommen af. De indringers halen vervolgens uit het kabinet en de kist geld en goederen, waaronder veel linnengoed, en verdwijnen met twee volle zakken in de donkere nacht.

Voor Luitje Oomkes en zijn huisgenoten komt de overval niet helemaal als een verrassing. Ruim een maand geleden waren er ook al vreemde mannen bij hun woning geweest, maar toen waren ze op tijd wakker geworden door een blaffende hond en had zoon Oomke de mannen kunnen verjagen met zijn geweer. Vanwege de vrees voor herhaling was knecht Roelf Gerrits Draijer vanaf dat moment ook blijven slapen. Deze keer ging het duidelijk om dezelfde kerels als in september.

De volgende morgen meldt Oomke Luitjes Oomkes de overval bij de schout (= burgemeester) van Noorddijk. Deze komt dadelijk ter plaatse om de situatie op te nemen en de nodige stukken op te stellen voor de officier van justitie in Groningen. Uiteraard zijn de bewoners behoorlijk ontdaan door het gebeurde en vragen zij zich af wie de indringers geweest zouden kunnen zijn. Roelf Gerrits Draijer en Anna Zweitses hebben daar de eerste ochtend bij de koffie wel een gedachte over. “Zeg Grietje, was jouw vader daar vannacht niet bij?”, klinkt het. Grietje Frits Weites reageert hier wat eigenaardig op. Alle reden voor Roelf en Anna om bij het eerste verhoor door de officier van justitie weer hun verdenking uit te spreken. Grietje ontkent echter ten stelligste. Toch bijt de officier zich vast in dit spoor.

Frits Weites, de vader van Grietje, is in 1765 geboren in Zuidlaren, maar woont al enige tijd met zijn in Noordlaren geboren vrouw Dina Alberts in Haren. Zij hebben zes dochters en een zoon Jan Frits Weites. Jacobus van Trojen, de schout van Haren, krijgt van de officier opdracht Frits Weites aan te houden en over te brengen naar Groningen. Voorts moet Van Trojen het nodige onderzoek doen. Frits Weites ontkent iets met de overval te maken te hebben en het gekke is, dat hij inderdaad ook niet een van de overvallers in de woning is geweest. Roelf en Anna hebben zich vergist, maar zij hebben de officier met deze foute informatie wel op het goede spoor gezet. Bij nader onderzoek blijkt Frits Weites een hemd aan te hebben waar de merken uit verwijderd zijn en dat door Oomke Luitjes Oomkes als het zijne wordt herkend. Voorts heeft Van Trojen in Haren gesproken met de boerenknecht Jannes Sjobbema, die heeft verklaard, dat Frits Weites hem drie weken eerder heeft verteld, dat je bij Luitje Oomkes ’s nachts wel duizend gulden op zou kunnen halen.

Dan houdt Grietje Frits Weites het niet meer. Ze slaat door en vertelt de officier van justitie de waarheid. Haar vader is inderdaad in september bij de woning geweest. Samen met ene Berend Wubbels, een kennis van haar zusje Albertje, uit Leegkerk en Johan Hendrik Rotman uit Haren. Berend Wubbels wilde na die mislukking direct de volgende nacht weer naar de woning van Luitje Oomkes gaan, maar dat heeft zij met haar zusters Albertje en Jantje, die vlakbij in Roodehaan dienstmeid is, tegen kunnen houden. In oktober is haar vader niet in de woning geweest, dat waren Berend Wubbels en Johan Hendrik Rotman. Haar vader stond buiten op de uitkijk. Onbedoeld vertelt Grietje niet helemaal de waarheid. Johan Hendrik Rotman was er in oktober niet bij, dat was ene Hendrik. Bovendien was haar haar broer Jan Frits Weites buiten bij haar vader. Enige tijd later lukt het de officier om de onbekende Hendrik te ontmaskeren als Johan Hendrik Siekman uit Wetsinge bij Adorp. Ook Siekman wordt gearresteerd, maar weet kort daarop te ontsnappen. Hij vlucht naar Duitsland, maar blijkt daar toch niet veilig voor de Nederlandse justitie. Bij Aurich wordt hij gearresteerd en terug gebracht naar Groningen. Na de inbraak hebben Frits Weites, Berend Wubbels en Johan Hendrik Siekman de buit verdeeld. Berend Wubbels is daarop verdwenen en nooit meer terug gezien. Bij Frits Weites en Johan Hendrik Siekman wordt hun aandeel in de buit terug gevonden.

Er volgt nu een proces tegen de daders. Wat zij gedaan hebben is niet mis. Een diefstal met een groot aantal verzwarende omstandigheden: met braak, gezamenlijk, met gewelddadigheden en in de nacht. Frits Weites verdient als medeplichtige en inspirator van de diefstal dezelfde straf als de daders. Het Hof van Assisen te Groningen veroordeelt Frits Weites, Johan Hendrik Siekman en Berend Wubbels (bij verstek) om op een schavot aan eene galg met de koorde gestraft te worden, dat er de dood na volgt. Johan Hendrik Rotman wordt veroordeeld tot geesseling met roeden, tuchthuisstraf voor 8 jaren en na expiratie daarvan tot gevangenzetting voor zes maanden. De straf voor Johan Hendrik Rotman wordt ten uitvoer gelegd op 12 september 1818 en Frits Weites en Johan Hendrik Siekman sterven op 24 februari 1819 ten aanschouwe van een groot publiek op het schavot, dat op de Grote Markt in Groningen pal voor het stadhuis is opgericht. De commies griffier van de rechtbank heeft de tenuitvoerleggingen bekeken vanuit het stadhuis en hiervan proces verbaal opgemaakt.

De familie van Frits Weites in Haren vervalt tot grote armoede. Echtgenote Dina Alberts overlijdt in 1821 in het armenhuis aan de Kerkstraat. Haar dochters Jantje en Albertje komen ook in het armenhuis terecht en overlijden daar beide in 1827. Zoon Jan is bij de strafzaak verder buiten beeld gebleven. Hij overlijdt ook jong. Grietje krijgt twee buitenechtelijke kinderen, maar trouwt uiteindelijk toch nog. Zij overlijdt in 1855 in Bedum.

Het laatste doodvonnis in Groningen wordt in 1838 voltrokken aan Okke Geerts Kluun. Na 1855 heeft in Nederland geen tenuitvoerlegging van de doodstraf meer plaats gevonden. In 1886 is het doodvonnis uit ons strafrecht geschrapt.

Bij de afbeelding: Grote Markt met stadhuis, aquarel A.J. van Proojen, foto Groninger Archieven (1785_06276).

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 28 maart 2018

Wijkzuster Nelly Wartena

Veel informatie voor mijn bijdragen haal ik uit de archieven. Twee archieven zijn daarbij vooral van belang. Het archief van de gemeente Haren en het archief van het Gerecht van Selwerd. Het archief van de gemeente bevindt zich in de kelder van het gemeentehuis. De beschrijving van de inhoud van het archief is digitaal te raadplegen via http://www.groningerarchiefnet.nl. Voor het archief van het Gerecht van Selwerd moeten we naar de Groninger Archieven in het Cascadegebouw bij het Emmaviaduct in Groningen. Ook het overzicht van dit archief is digitaal in te zien en wel via https://www.groningerarchieven.nl. Onlangs vond ik in het overzicht van het gemeentearchief de volgende omschrijving “2546 Dagboek van de wijkverpleegkundige N.M. Wartena 1936-1982”. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Hoe komt een dagboek in het gemeentearchief?

Het blijkt, dat bekend was, dat wijkzuster Wartena een dagboek bijhield van haar activiteiten. Na haar overlijden in 1994 heeft het toenmalige hoofd van de afdeling Interne Zaken en Voorlichting, Piet Oldenburg, de nabestaanden benaderd met het verzoek het dagboek te schenken aan de gemeente. En dat is gelukt. Vandaar, dat dit document, dat een bijzonder inzicht geeft in het functioneren van een stukje gezondheidszorg in onze gemeente toegevoegd kon worden aan het gemeentearchief. De heer C.A.E. Volckmann heeft bij het schrijven van zijn boek ‘Gezondheidszorg in Haren’ (deel 13 in de Harener Historische Reeks) gebruik gemaakt van het dagboek. Een foto van zuster Wartena staat zelfs op de voorpagina van zijn boek.

Nellij (Nelly) Mintje Wartena wordt geboren op 15 april 1902 te Winschoten. Haar vader is daar huisarts. In 1933 wordt Nelly wijkzuster bij het Groene Kruis in Haren. Het Groene Kruis beschikt dan over een (inmiddels afgebroken) wijkgebouw aan de Meerweg 4. Nelly gaat zelf wonen op het adres Meerweg 90. Het bewaard gebleven dagboek is eigenlijk een bewerking van dagboekaantekeningen. In een aantal hoofdstukken worden Nelly’s ervaringen geschetst met een aantal patiënten: Albert Alberts en zijn vrouw Doelina Laan aan het Westerveen, de ms-patiënt Egbertus Cornelis Haijkens in café Blankeweer aan de Zuidlaarderweg te Glimmen, het echtpaar Lucas Oosterveld en Harmtien Ax aan de Onnerweg te Haren en Roelfien Makken met haar eerste echtgenoot Hermannus Blaauw en tweede echtgenoot Jacob Pieper te Onnen. De omstandigheden waaronder deze mensen leefden is in onze ogen vaak onthutsend en mensonterend.

Albert Alberts en Doelina Laan wonen aan het Westerveen in een kamer van 3 bij 3 met een bedstee en een smal bedje voor het raam. Omdat er aan het Westerveen meer mensen wonen met de achternaam Alberts en Albert Alberts met een kruk loopt, wordt hij Kruk genoemd. Albert en Doelina gaan dus door het leven als de heer en mevrouw Kruk. Overigens is naar Nelly waarneemt van een liefdevol samenwonen geen sprake. Doelina zorgt vooral voor zichzelf. Zo is het bed voor het raam bedoeld voor de zieke Albert, maar Doelina ligt er lekker in te slapen. De soep, die de voormalige werkgeefster van Albert langs komt brengen, eet Doelina smakelijk alleen op. En dat, terwijl soep eigenlijk nog het enige is wat Albert met slokdarmkanker eten kan. En dan de vlooien, het wemelt er van. Zelfs als Nelly thuis komt, moet ze zich nog tot diep in de nacht van de vlooien ontdoen. Met een schoondochter en de buurvrouw regelt Nelly een volledige ontsmetting van het huisje aan het Westerveen. Overigens spreekt vrouw Kruk vervolgens wel de verdenking uit, dat de vlooien zijn meegebracht door de huisarts en Nelly. Want ze had er vroeger naar eigen zeggen nooit last van. De huisarts werpt haar tegen, dat alle vlooien, die hem gepasseerd zijn een rood staartje hebben. Zulke vlooien zijn niet gesignaleerd. Dus hij is onschuldig. Nelly is niet zo ad rem en blijft dus onder verdenking staan.

Na een paar maanden – op 16 april 1936 - overlijdt Albert Alberts (Kruk). Volgens een Gronings gezegde wordt nergens meer gelogen als op recepties en het kerkhof. Naar het oordeel van Nelly is ook de overlijdensadvertentie voor Albert vanuit deze benadering opgesteld. De begrafenis van Albert leidt overigens nog tot het nodige spektakel. Voor de begrafenis komt een lijkkoets uit Groningen. Na afloop van de begrafenis op de Eshof aan de Rijksstraatweg rijdt de koets weer terug naar Groningen. Bij de kruising met de Emmalaan gaat het echter mis. De paarden slaan op hol. Bij de Meerweg ramt de wagen een stilstaande auto en slaat over de kop. Nelly is dan net in het dorp en hoort de jongens tegen elkaar roepen: “kommit jong de liekwaog’n is over de kop donderd”. Gelukkig komt de koetsier er met lichte verwondingen vanaf.

Een paar jaar later plaatst Doelina een advertentie met de oproep voor een kostganger om samen mee te wonen. Hier komt ene Piet Dekker op af. In april 1950 komt het zelfs tot een huwelijk tussen Doelina en Piet. De bruid is dan 81 jaar en de bruidegom 76 jaar. Ze reizen met de GDS-bus van Harenermolen naar Haren. Aldaar gaat het onder politiebegeleiding naar het gemeentehuis op de hoek van de Rijksstraatweg en de Meerweg. Op verzoek van het bruidspaar wordt het huwelijk niet boven in de trouwzaal vertrokken, maar in een kamer op de benedenverdieping. In 1955 overlijden zowel Doelina als Piet. Piet heeft Nelly dan al wel toevertrouwd, dat hij gedacht had thuis ook af en toe ‘de baas’ te kunnen zijn, maar hij moet spijtig toegeven dat dat er niet in zat.

Nelly Wartena gaat in 1957 met pensioen. Een jaar later valt haar nog de eer te beurt de sleutel te mogen overhandigen bij de opening van het nieuwe (inmiddels ook al weer afgebroken) Groene Kruisgebouw aan de Heide en Watersteeg. Zelf maakte Nelly nu en dan foto’s. Op de bijgaande foto heeft ze zelf met een omkadering het huisje van de heer en mevrouw Kruk aangegeven.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 14 maart 2018

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl