Op zoek naar Hareners in de bijzondere rechtspleging na WO II

In mijn column In plaats van Bijltjesdag heb ik aangegeven dat via Radio Oranje in 1944 werd aangekondigd dat iedere misdadiger, collaborateur en NSB’er na de bevrijding van Nederland berecht zou worden. Voor die berechting werd in Londen een geheel nieuwe organisatie voorbereid. Allereerst wilde men de eerste fase van het proces – het opsporingsonderzoek en het vooronderzoek – niet overlaten aan de politie, omdat die organisatie op grote schaal met de Duitsers had samengewerkt. Er kwam een afzonderlijke onderzoeksinstantie: de Politieke Opsporingsdienst (POD). Naar goed Nederlands gebruik ontstond over de samenstelling van deze POD direct al de nodige wrijving tussen de plannenmakers in Londen en de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) in Nederland. De BS wilde ook na de bevrijding een stempel kunnen blijven drukken op de Nederlandse samenleving en accepteerde niet dat ze door de regering ter zijde zou worden geschoven ten faveure van de door de regering benoemde Provinciale Militaire Commandanten. Er werd een compromis gevonden door de BS onderdeel te maken van de POD.

Voor de berechting kwamen er twee instanties. Voor de collaborateurs en de NSB’ers werden tribunalen ingesteld. Deze tribunalen hielden zitting met drie personen. De voorzitter was een jurist, de andere leden waren ‘gewone’ burgers. Zo werd bijvoorbeeld J. Doornbos, garagehouder, wonende Rijksstraatweg 198 te Haren, benoemd tot lid van het tribunaal te Groningen. Het vonnis van een tribunaal was eigenlijk een soort advies. Het moest namelijk nog worden goedgekeurd door een apart benoemde functionaris: de Hoge Autoriteit. Meestal werd een lid van de rechterlijke macht in deze functie benoemd. Voor de provincies Groningen, Friesand en Drenthe werd dat de heer mr. Tjitte de Jong. Als de Hoge Autoriteit het niet eens was met een vonnis, kreeg het tribunaal de kans om opnieuw te oordelen. Was ook dat tweede oordeel niet naar de zin van de Hoge Autoriteit dan kon hij zelf een vonnis uitspreken. Dit leidde soms tot gekke situaties. De advocaat jonkheer mr. Tobias Jan van Iddekinge woonde in Haren in een riant pand aan de Rijksstraatweg 115 (afgebroken voor de bouw van garage Postema en inmiddels locatie voor de bouw van appartementen genaamd Huys de Haar). Van Iddekinge was in de oorlog wat te goede vriend met de Duitsers. Hij had zelfs ontmoetingen gehad met de beul Lehnhoff in het Scholtenshuis om hem zeldzame postzegels te verschaffen. Bij de bevrijding werd de 70-jarige Van Iddekinge direct opgepakt en opgesloten in het Blindeninstituut. Later kreeg hij huisarrest bij mevrouw Torringa, Jachtlaan 19 te Haren. Het tribunaal rekende Van Iddekinge zijn gedrag zwaar aan. Juist hij had als lid van een eerbiedwaardig Gronings geslacht het goede voorbeeld moeten geven. Uitspraak: internering gelijk de voorinternering en verbeurdverklaring van f 30.000,- van zijn vermogen. Met die verbeurdverklaring was de Hoge Autoriteit het niet eens. Een andere kamer van het tribunaal keek nogmaals naar de zaak en handhaafde de uitspraak. Weer greep de Hoge Autoriteit in: hij schrapte de verbeurdverklaring uit het vonnis. “Wat meer lijn graag”, verzuchtte de verslaggever van het Nieuwsblad van het Noorden in het commentaar op de uitspraak. Niet onbegrijpelijk, want mevrouw Titia Wiemann-Vissering van Huize Welgelegen te Glimmen was lid geweest van een NSB-naaiclubje en had gecollecteerd voor de aan de NSB gelieerde Winterhulp. Dat leidde voor haar tot verbeurdverklaring van f 40.000,- en daar had de Hoge Autoriteit niets tegen ingebracht.

De tweede rechterlijke instantie die werd ingesteld, bestond uit de Bijzondere Gerechtshoven. In het noorden kwam zo’n gerechtshof in Leeuwarden, maar binnen dat hof waren er ook kamers in Groningen en Assen. Bij de gerechtshoven waren bijzondere leden van het openbaar ministerie actief: de advocaten-fiscaal. Een bekende advocaat-fiscaal was de in Haren wonende (hoek Rijksstraatweg – Heide en Watersteeg) jonkheer mr. Adriaan Hendrik Sibbe van der Wijck. De gerechtshoven moesten oordelen over de zware oorlogsmisdrijven en mochten zelfs de doodstraf uitspreken. Voor de kamer Groningen werd in totaal 47 keer de doodstraf geëist. In 32 gevallen is die straf ook opgelegd. In zeven gevallen is de doodstraf werkelijk voltrokken. Een van de personen die de doodstraf kreeg opgelegd was de in Haren wonende Cornelis Johannes Minck. Hij was lid van de SS, had deel uitgemaakt van een zogenaamd Silbertanne -commando en werd verantwoordelijk gehouden voor de moord op een onderwijzer in Staphorst. De straf werd echter niet ten uitvoer gebracht. Hij kreeg gratie en kwam eind jaren ‘50 weer vrij.

De schakelfunctie tussen de POD’s en de rechterlijke instanties werd vervuld door de procureur-fiscaal. Hij moest op basis van de door de POD’s aangeleverde gegevens beslissen of een zaak een vervolg moest krijgen bij een tribunaal of bij een kamer van het gerechtshof. Hij kon aan een beslissing om niet tot verdere vervolging over te gaan ook voorwaarden verbinden. Een voorbeeld van een zaak uit die categorie is die van de onderwijzer Cornelis Dirk Smit in Glimmen. Op die zaak, waaraan meerdere aspecten kleven, kom ik nog terug in een volgende column. Voor nu is het van belang dat de procureur-fiscaal Smit aanbood om van verdere vervolging af te zien als hij accepteerde gedurende tien jaar geen overheidsambt meer te mogen uitoefenen. Smit accepteerde dat niet, omdat hij dan tien jaar lang niet aan het werk kon als onderwijzer. Daarop legde de procureur-fiscaal de zaak voor aan het tribunaal in Groningen. Smit werd vervolgens slechts veroordeeld tot verbeurdverklaring van f 100,- en niet meer dan dat.

Het was de bedoeling dat alle dossiers van de bijzondere rechtspleging per 1 januari 2025 via internet digitaal doorzoekbaar zouden zijn. Naar aanleiding van een waarschuwingsbrief van de Autoriteit Persoonsgegevens heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat op het laatste moment verboden. Wel is nu openbaar van wie er dossiers in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging aanwezig zijn (oorlogvoorderechter.nl). Ik heb geprobeerd een beeld te krijgen van het aantal Hareners, van wie een of meer dossiers aanwezig zijn. Zo’n benadering is uiteraard altijd arbitrair, want wie zijn Hareners? Mensen die in Haren geboren zijn? Mensen die tijdens de oorlog in Haren woonden? Ik heb me geconcentreerd op de laatste categorie, maar zelfs dan blijft het lastig. Bijvoorbeeld vanwege de vele in het najaar van 1944 naar Noord-Nederland gevluchte NSB’ers. Ik kwam uit op een bestand met 250 namen. Van die 250 personen hebben er 135 alleen een POD-dossier. Daar kan dus heel best in staan dat ze helemaal niets gedaan hebben. Bekend is het voorbeeld (niet uit Haren) van iemand die was opgepakt vanwege lidmaatschap van de NSB. De buren hadden duidelijk gezien dat hij een blad van die organisatie ontving. Bleek het te gaan om de Nederlandschen Schaakbond. Een oordeel is dus pas mogelijk na raadpleging van het dossier en daarvoor moet je naar Den Haag en daar is voorlopig een lange wachtrij. Van 85 personen is een dossier van een tribunaal aanwezig. In 75 gevallen betreft dat het tribunaal in Groningen. De enige Harense zaak voor het gerechtshof betreft de genoemde Cornelis Johannes Minck. Een journalistiek verslag van veel van de openbare zittingen en uitspraken in deze zaken is te lezen in de kranten uit de jaren 1946 tm 1949 (via delpher.nl). Vier personen hebben zich elders voor een hof moeten verantwoorden. De verslagen van die zaken zijn lastig te vinden. Ook van het bureau van de procureur-fiscaal zijn dossiers bewaard gebleven. In mijn bestand zijn dat er 35, waarvan in tien gevallen de zaak alsnog voor een tribunaal of een gerechtshof kwam.

Kloppen de bovenstaande cijfers? Ik denk in grote lijnen wel, maar er zijn ook nog veel onduidelijkheden. Zo zijn er bijna geen dossiers van de procureur-fiscaal in de Groningse zaken. Die moeten er echter wel zijn, bijvoorbeeld van de genoemde Cornelis Dirk Smit. Zijn deze dossiers niet gearchiveerd of zijn ze toegevoegd aan de dossiers van de POD en/of het tribunaal? Voorts is het evident dat het tribunaal in Groningen uitspraken heeft gedaan in de zaken van de genoemde Smit en Van Iddekinge. U zult hun namen echter tevergeefs zoeken via oorlogvoorderechter.nl. Waar zijn hun dossiers gebleven? Zijn ze verkeerd of niet gearchiveerd of wel aanwezig, maar niet geïndexeerd. Er blijft nog zoveel over om uit te zoeken!

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. Dit is digitale column nr. 109.

Wonen aan de Hoornsedijk

Op bovenstaande foto ziet u van links naar rechts de woningen Hoornsedijk 17, 16 en 15. Over de woning Hoornsedijk 17 scheef ik in mijn column Huize Land- en Meerzicht aan de Hoornsedijk. Deze keer wil ik het hebben over de beide andere woningen en dan niet zozeer over de woningen die er nu staan, maar over de dubbele woning die hier tot de zomer van 1906 heeft gestaan. De oudste vermelding die ik over dit pand vond dateert van 19 december 1820. De erven van Jan Warmolts verkopen dan een aantal woningen en veel landerijen in Paterswolde en aan de Hoornsedijk. Kopers van een heemstede (boerderij) met tuin en vier woonkamers in twee gebouwen ten noorden en ten zuiden van deze heemstede, alles gelegen aan de Hoornsedijk, zijn de broers Alle Andries Alles en Lucas Alles. Zij kopen daarmee hun ouderlijk huis, want hun vader Andries Alles heeft de heemstede in huur in gebruik. Hij is veenbaas en in de woonkamers zullen zijn arbeiders wonen. Arbeiderswoningen werden in die tijd meestal aangeduid als kamers en meer waren het ook eigenlijk niet. Geslapen werd in de tegen de kamer gelegen bedsteden en gekookt op de staande kachel die in de kamer stond. Met de omschrijving “vier woonkamers in twee gebouwen” werden dus twee dubbele woningen bedoeld. Op het kaartje heb ik de situatie in 1830 aangegeven: 1 = de heemstede; 2 = de noordelijke dubbele woning 3. de zuidelijke dubbele woning. Bij 2 staat nu de woning Hoornsedijk 14 en bij 3 zijn de woningen Hoornsedijk 15 en 16. De heemstede is in 1910 afgebroken ten behoeve van de aanleg van de overzwaai. (Zie hierover mijn column De overzwaai aan de Hoornsedijk.) Hoornsedijk 17 dateert van na 1830 en staat dus niet op het kaartje.

Het kan heel goed zijn dat de heemstede en de arbeiderswoningen gebouwd zijn bij de aanvang van de grootschalige turfwinning ten westen van de Hoornsedijk in het midden van de achttiende eeuw. Jan Warmolts, die dan woont op de Hof te Hemmen nabij de huidige Warmoltslaan, is een van de initiatiefnemers van deze activiteit. Voor de turfwinning heeft hij arbeiders nodig “waartoe eenige vreemdelingen moeten worden gesogt, alsoo de ingesetenen zulks niet naar behoren konden verrichten”. Zo haalt Jan Warmolts gastarbeiders uit Rottevalle en Oostermeer bij Drachten en deze arbeiders brengt hij onder in schamele woningen aan de Hoornsedijk. Een veenbaas zal iets betere huisvesting hebben gehad. Waarschijnlijk was Alle Oetses, de vader van Andries Alles, al veenbaas op de heemstede en werd Andries hier in december 1754 geboren. Lucas en Alle Andries Alles vormen dan de derde generatie. Overigens koos Alle Andries niet voor een carrière in de turfgraverij. Hij werd winkelier in de stad Groningen. Daar overlijdt hij al op jonge leeftijd, zodat alleen Lucas als eigenaar overblijft. Na 1870 verkopen de erven van Lucas Alles de heemstede en de arbeiderswoningen aan Reinder Berends Nijdam in Eelderwolde. In de jaren daarna worden de woningen apart verkocht. In 1905 is de noordelijke helft (Hoornsedijk 15) van de zuidelijke dubbele woning (3) eigendom van de erven van Berend Reinders Nijdam. Geert van der Veen is dan eigenaar van de zuidelijke helft (Hoornsedijk 16) van dit pand..

Het jaar 1905 is voor dit verhaal belangrijk, want dan wordt de Woningwet van kracht. Voortaan is een bouwvergunning nodig voor het stichten van gebouwen. Maar de wet regelt ook dat de gemeente moet toezien op de kwaliteit van bestaande woningen. Er worden regionale gezondheidscommissies ingesteld om te beoordelen of het niet wenselijk is om woningen onbewoonbaar te verklaren. Al op 27 november 1905 komt de Gezondheidscommissie te Hoogezand met het advies aan het gemeentebestuur van Haren om acht woningen onbewoonbaar te verklaren, waarvan zes aan de Hoornsedijk. Het advies betreft ook de woningen Hoornsedijk 15 en 16. Het gemeentebestuur is het grotendeels met het advies eens, maar niet wat betreft de woningen Hoornsedijk 15 en 16. Een commissie, bestaande uit de raadsleden Roelf Abels en Roelf Koops en wethouder Hendrik van der Veen, concludeert dat “wanneer de muren opnieuw worden ingevoegd, de zolder voldoende afgeschut, eene nieuwe zolder wordt gelegd, de slaapgelegenheden verbeterd en vernieuwd, de woningen nog niet onbewoonbaar behoeven te worden verklaard.”

Er dreigt nu een gehele administratieve rompslomp, want de Gezondheidscommissie legt de zaak voor aan het provinciaal bestuur en dat bestuur vraagt weer advies aan de inspecteur van de Volksgezondheid; hij blijkt een verstandig man. Hij nodigt de gemeentearchitect uit om de woningen samen eens te bekijken. Zij stellen gezamenlijk [?] het volgende vast:

  • De muurwerken rusten op onvoldoende fundamenten;
  • Er ontbreekt een trasraam waardoor het vocht in de muren trekt;
  • Het muurwerk is gemaakt van inferieure steen, waardoor herstel niet mogelijk is;
  • De bovenkant van de vloeren van de woningen ligt enige centimeters beneden het aangrenzend buitenterrein;
  • De verdiepingshoogte is gemiddeld slechts 1,85 meter;
  • De zoldervloeren en de bedstee-betimmeringen zijn door worm en vocht verteerd;
  • Een drinkwatervoorziening ontbreekt;
  • Er is geen privaat en er is geen goot voor de afvoer van vuil water;
  • Naast ieder woonvertrek is een portaalruimte met geitenstal;
  • De bedsteden staan deels direct in verbinding met de buitenlucht;
  • De woningen zijn ergerlijk verwaarloosd.

De conclusie is duidelijk: afbraak is de enige oplossing. Met die boodschap kan de gemeentearchitect terug naar het gemeentebestuur.

En dan te bedenken dat de woning Hoornsedijk 15 in 1905 werd bewoond door Jan Jager met zijn vrouw en acht kinderen! In de andere woning woonde toen Tebbe Bonder met zijn vrouw en drie kinderen. De beide eigenaren doen niet moeilijk over de onbewoonbaarverklaring. Ze gaan direct over tot nieuwbouw. Geert van der Veen krijgt al op 1 september 1906 vergunning voor de bouw van het huidige boerderijtje Hoornsedijk 16. De erven van Berend Reinders Nijdam verkopen hun helft van het pand aan Johannes Nijdam en deze gaat een of twee jaar later over tot nieuwbouw.  Van de woning Hoornsedijk 15 heb ik echter geen bouwvergunning kunnen vinden.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. Dit is digitale column nr. 108. 

In plaats van Bijltjesdag

Met de naderende bevrijding van Nederland groeide in 1944 bij de Nederlandse regering in Londen de angst voor een mogelijke bijltjesdag. Eigenrichting door burgers was een schrikbeeld. Dat deze angst niet alleen in Londen heerste, bleek uit het feit dat in september 1944, toen het leek alsof geheel Nederland bevrijd zou worden, vele NSB’ers, pro-Duitse personen en hun gezinnen uit angst voor Bijltjesdag hals over kop naar Duitsland gevlucht waren. Er is in Nederland, in tegenstelling tot in België en Frankrijk, geen Bijltjesdag geweest. In zijn boek In plaats van Bijltjesdag, stelt prof. mr. A.D. Belinfante dat dit vooral te danken is aan de massale en snelle arrestaties direct na de bevrijding. Dat via Radio Oranje beloofd was dat iedere misdadiger, collaborateur en NSB’er berecht zou worden, is mogelijk ook een reden geweest om niet tot eigenrichting over te gaan. Maar de massale arrestaties van iedereen die ervan verdacht werd of van wie vermoed werd dat hij/zij met de Duitse bezetter gecollaboreerd had of oorlogsgerelateerde misdrijven begaan had, zijn na de oorlog wel ontaard in chaos.

De vraag is dan uiteraard: hoe ging dat in Haren? In deze column beperk ik mij tot de arrestaties. Een volgende keer zal ik ingaan op de berechting van de personen die met de Duitsers hadden gecollaboreerd of oorlogsmisdrijven hadden begaan. Omdat de Nederlandse politie op grote schaal met de Duitsers had samengewerkt, werd de opsporing van ‘foute’ Nederlanders opgedragen aan de speciaal daartoe in het leven geroepen Politieke Opsporingsdienst (POD). De leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) maakten onderdeel uit van de POD. Ook in Haren werd begin 1945 een afdeling van de BS gevormd. De BS werden samengesteld uit groepen die in de oorlog actief waren geweest in het verzet tegen de Duitsers; dat waren: de Landelijke Knokploegen (KP), de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), de Ordedienst (OD) en het Nationaal Steunfonds (NSF). Als leider werd Gerrit Frederik Dalenoord, aangewezen, commercieel directeur van het Scholten-concern in Foxhol en wonende aan de Westerse Drift 96 (huidig adres). Victor de Bie, Jachtlaan 14 (huidig adres), zelf actief bij de BS, heeft een lijst opgesteld van personen die bij de bevrijding van Haren deel uitmaakten van die organisatie. Er staan 60 namen op.

Direct bij de komst van de eerste Canadezen in Haren op vrijdagmiddag 13 april 1945 werden de leden van de BS actief. Er volgden arrestaties en ook een enige Duitse soldaten gaven zich over. Alle arrestanten werden overgebracht naar het Blindeninstituut aan de Rijksstraatweg 284 in Haren (zie de foto). Dit gebouw was in de oorlog al gevorderd door de Duitsers en stond dus bij de bevrijding leeg. Het gemeentehuis op de hoek van de Rijksstraatweg en de Meerweg werd ook door de BS bezet. Groot was de schrik toen de Canadezen zich na deze eerste verkenning terugtrokken. In de nacht van vrijdag op zaterdag liepen weer Duitse troepen door Haren. Tot een confrontatie met de BS kwam het gelukkig niet. Zaterdagmiddag werd Haren definitief bevrijd en konden de BS doorgaan met de arrestaties. Hoe het daarbij toegegaan is, is mij niet bekend. Van elders kennen we foto’s van ‘moffenmeiden’ die kaalgeschoren werden en arrestanten die werden geslagen en bespuugd. In Grootegast werd de NSB-burgemeester letterlijk doodgeknuppeld. De Harense NSB-burgemeester Otto de Waard zocht bescherming bij de gereformeerde dominee H. Volten, die hem vervolgens veilig afleverde bij de Harense gevangenis in het Blindeninstituut.

Zelf had ik eigenlijk geen voorstelling van het aantal in het Blindeninstituut opgesloten personen. Ik dacht aan enige tientallen. Onderzoek in de archieven hielp mij uit de droom. Volgens een opgave van 4 juni 1945 waren op dat moment 168 mannen, 181 vrouwen en 55 kinderen opgesloten in de Harense gevangenis. In vier pelotons waren 182 bewakers actief. Vanwaar dat hoge aantal? Grofweg kunnen we de geïnterneerden verdelen in drie groepen: gevluchte NSB’ers, foute ambtenaren en foute Harense inwoners. In september 1944 ontstond bij de NSB’ers in het land paniek over de snelle opmars van de geallieerde troepen. We kennen 5 september 1944 als Dolle Dinsdag. Er kwamen toen ook veel NSB’ers naar Haren. Zo betrok ene Dirk Kriele uit Eindhoven met zijn vrouw en twee kinderen het huis Vreeburgh, Rijksstraatweg 384 in Haren. We vinden dit complete gezin later terug in de Harense gevangenis. En dit is maar een voorbeeld van vele. Op 16 november 1944 weigerde het gemeentepersoneel van Haren lijsten op te stellen van inwoners die voor de Duitsers konden werken. Alle personeelsleden doken vervolgens onder. Ze werden vervangen door ‘foute’ ambtenaren uit andere delen van het land. In totaal ging het om 21 personen. Maar die ambtenaren kwamen niet alleen. Zo kwam Abraham Jacobus Bliek vanuit Middelburg naar Haren met zijn vrouw, schoondochter, kleinkind, broer en vader. Dit hele gezelschap betrok de woning Westerse Drift 42 te Haren (huidig adres). Direct na de bevrijding verhuisden zij onder passende begeleiding naar het Blindeninstituut. En dan waren er uiteraard ook ‘foute’ Harenaars. Ook zij werden opgepakt. Of dat altijd terecht was? Mevrouw Mieke Meiboom is gepromoveerd op de rechtspleging na de oorlog in Groningen. Zij schrijft in haar proefschrift Bijzonder bestraft (als boek verschenen onder de titel Foute Groningers): “De arrestaties ontaardden in een grote chaos van opgepakte en geïnterneerde personen, zonder onderzoek naar een eventuele schuld aan misdaden of collaboratie, zonder administratieve verwerking van de arrestanten, vaak zonder verhoren en zonder zelfs maar mee te delen waarom mensen als ‘politiek delinquent’ waren opgepakt.” Vooral Duitsers die al lange tijd in Nederland woonden waren vaak de klos en werden vaak uitsluitend om hun nationaliteit ingerekend. Zo treffen we onder de gevangenen in Haren ook leden van de familie Plep(p) aan. Vader Alfred Erich Plepp werd geboren in Osnabrück in Duitsland. Hij trouwde in 1924 in Groningen met een Nederlandse vrouw. Het gezin Plep woonde vanaf 1932 aan de Dalweg 6 in Onnen (huidig adres). In 1943 verhuisden zij naar Waterhuizerweg 26 in Haren. Deze woning was vrijgekomen door de deportatie van de Joodse familie Wolff naar Westerbork. Waarom ze daarom extra verdacht? Wat er met Alfred Plep is gebeurd, is mij nog niet duidelijk. Waarschijnlijk werkte hij in 1945 in Duitsland. Zijn vrouw werd met vier kinderen geïnterneerd in het Blindeninstituut. De oudste zoon werd op 21 juli 1945 vrijgelaten met huisarrest. Mevrouw Plep en drie kleine kinderen werden op dezelfde datum overgebracht naar het interneringskamp in het Stadspark. in Groningen Tot een veroordeling van Alfred Plep en zijn vrouw is het niet gekomen.

Midden juli 1945 werd de Harense gevangenis ontruimd. Het streven was iedereen zoveel mogelijk terug te sturen naar de oorspronkelijke woonplaats. In totaal werden 122 personen overgedragen aan POD’s elders in het land met als belangrijkste bestemmingen: Rotterdam (29), Den Haag (16), Middelburg (12), Eindhoven (17) en Arnhem (18). De meeste ‘foute’ inwoners van Haren gingen naar speciaal ingerichte kampen in Nuis bij Marum (61), in het Stadpark in Groningen (27) en in het Albino-complex aan de Winschoterkade in Groningen (7) om hun berechting af te wachten. Vijftien personen mochten dat thuis doen onder huisarrest en twaalf personen worden in vrijheid gesteld. Hendriktje Duin maakte dat alles helaas niet meer mee. Zij overleed op 30 mei 1945 in het Blindeninstituut, 21 jaar oud. Onder welke omstandigheden is onduidelijk.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. Dit is digitale column nr. 107.

 

Boerderij Rijksstraatweg 72

Op de bovenstaande luchtfoto ziet u een deel van de Rijksstraatweg ten noorden van het dorp Haren. Het gaat in dit verhaal om de panden aan de oostzijde van de straatweg (dus rechts op de foto). Van boven naar beneden zijn dat: Rijksstraatweg 64 (villa De Eik), Rijksstraatweg 66/68 (nu samengevoegd tot een woning), Rijksstraatweg 70 (het huis Klaverblad), Rijksstraatweg 72 (voormalige boerderij achter Rijksstraatweg 70), Rijksstraatweg 74 (het koetshuis van ’t Huis de Wolf) en Rijksstraatweg 76 (’t Huis de Wolf).

Zetten we de klok bijna 300 jaar terug, dan zien we op een in 1732 door Henricus Teijsinga getekende kaart hier een pand staan: het huis de Wolf of Vonk. Ook wel bekend als de herberg waar de wolf uithangt of kortweg herberg De Wolf. De naam Vonk verwijst naar Albert Vonck, de exploitant van de herberg. Teijsinga tekende de herberg met de bijbehorende landerijen, omdat deze toebehoorden aan de provincie Groningen. Oorspronkelijk ging het hier om gronden van het klooster Yesse te Essen, maar bij de reductie van Groningen in 1594 waren alle kloostergoederen geconfisqeerd. Zie hierover mijn column De provincielanden van het voormalig klooster Yesse of als u dieper in de materie wilt duiken de bronbewerking nr.15 met dezelfde titel. Beide te vinden op www.oldgo.nl => publicaties.

Interessant is dat Teijsinga niet alleen de eigendommen van de provincie exact intekende maar ook de eigenaren en gebruikers van de naastgelegen percelen aangaf. Bij het perceel direct ten noorden van de herberg De Wolf staat vermeld: “eigenaar raadsheer Emmen, gebruiker Jacob Pieters in ’t holt”. Met raadsheer Emmen wordt gedoeld op Lambertus Hendrik Emmen. Hij was de eigenaar van de Emdaborg aan de Oosterweg met vele daarbij behorende landerijen. Die landerijen waren in erfpacht (beklemde meier) uitgegeven. Jacob Pieters was dus de pachter en hij woonde blijkbaar in het holt oftewel het bos. Dat gegeven spoort met vermeldingen over het grondgebruik in Haren (zie bronbewerking 11 op www.oldgo.nl over de historische geografie van Onnen en Haren met bijbehorende kaarten). De grond boven op de Hondsrug ten noorden van het dorp Haren was ongeschikt voor de landbouw en werd daarom pas laat in cultuur gebracht. In 1732 was hier dus nog bos: het Harener Holt. Overigens ging het hier alleen om het gebied van de huidige Hortus de Wolf, het wooncentrum de Dilgt en Beatrixoord en niet om het veel grotere gebied dat nu vanuit romantische overwegingen Harener Holt wordt genoemd.

Henricus Teijsinga tekende op de naastgelegen terreinen geen bebouwing. Onduidelijk is of Jacob Pieters dus een boerderij had naast de herberg De Wolf. Jacob Pieters is overigens in mijn bestand van Harener inwoners geen onbekende. Hij was de zoon van Peter Jacobs Nienhuijs en Trintien van der Stappen. Trintien wordt in het eerste overzicht van lidmaten van de kerk te Haren gedateerd 13 april 1704 vermeld als weduwe van P. Jacob Nienhuijs. Die naam Nienhuijs kan duiden op afkomstig van Neuenhaus in Duitsland of gewoon ‘nieuw huis’. Als we kiezen voor het laatste is het niet onwaarschijnlijk dat Pieter Jacobs (of een van zijn voorouders) al voor 1700 een huis heeft gebouwd op de gepachte grond naast de herberg De Wolf. Die boerderij zal dan wel gebouwd zijn ‘in ’t holt’ en vanuit deze boerderij heeft dan de ontginning van de naastgelegen percelen plaats gevonden.

Op de eerste kadastrale kaart van 1830 staat de boerderij aangegeven. De herberg De Wolf heeft dan inmiddels plaats gemaakt voor cq is verbouwd tot een buitenhuis van de Groningse advocaat Albert Reiger. Als eigenaar van de boerderij wordt in 1830 vermeld: Pieter Takens. Hij is een achterkleinzoon van het bovengenoemde echtpaar Peter Jacobs Nienhuijs en Trintien van der Stappen en is in 1828 op 58-jarige leeftijd getrouwd met de 34-jarige Geertje Pastoor. Tien jaar later blijft Geertje achter met drie jonge kinderen. Zij zet de exploitatie van de boerderij door en blijkbaar met succes, want in 1860 wordt de oude boerderij afgebroken en wordt een nieuwe boerderij gebouwd op een perceel direct gelegen aan de Rijksstraatweg. Na het overlijden van Geertje in 1869 verdelen de drie kinderen de boedel. Dochter Leentje krijgt dan de boerderij en haar broers Willem en Jan Takens krijgen de middelen voor de bouw van en nieuwe boerderij op het noordelijk naastgelegen perceel. Leentje is getrouwd met Pieter Pauwels en gaat bij hem wonen op de boerderij in Haren (nabij de rotonde in de Oude Hoflaan). De boerderij aan de straatweg wordt telkens voor zes jaar verhuurd.

Vanaf 1900 worden er steeds meer woningen langs de Rijksstraatweg gebouwd. Het wordt lucratief om langs de straat gelegen grond of zelfs hele boerderijen te verkopen. Clubs van makelaars, aannemers, architecten en investeerders zijn in Haren actief bij het ontwikkelen van nieuwbouwplannen. Belangrijke figuren zijn bijvoorbeeld Engbert Horst uit Haren en Piebe Belgraver uit Groningen. In 1908 koopt een consortium waaraan deze beide heren deelnemen de boerderij van de erven van Pieter Pauwels voor f 8.600,-. De boerderij wordt afgebroken en er wordt meer naar achteren, dus op de huidige locatie, maar eigenlijk ook op de locatie waar de boerderij tot 1860 stond, een nieuwe boerderij gebouwd naar een ontwerp van Piebe Belgraver. Deze tekent ook voor het ontwerp van de dubbele woning Rijksstraatweg 66/68 (inmiddels alleen 66). Dan stort echter het imperium van Piebe Belgraver in (zie daarover de column De ontmanteling van landgoed Voorveld). Stellig had hij ook plannen met het perceel Rijksstraatweg 70, maar dat komt er niet meer van. Engbert Horst verkoopt dit terrein in 1916 aan Henderikus Josephus Boekholt en die laat er vervolgens een vrijstaande woning op bouwen naar een ontwerp van de architect Adrianus van Wissen. De woning heet ’t Klaverblad; een toepasselijke naam want zo stond dit gebied in de 19e eeuw in het bevolkingsregister van de gemeente bekend.

De nieuwgebouwde boerderij wordt in 1916 gekocht door de koemelker Jacob Leutscher. Jacob zal hier koeien gemolken hebben en de melk zelf hebben verkocht in de stad Groningen. Dat weten we, omdat Jacob dat niet steeds geheel deed conform de voorschriften. Op 10 april 1917 maken burgemeester en wethouders publiekelijk bekend, dat Jacob Leutscher, karnemelkverkoper te Haren, door de kantonrechter is veroordeeld tot een hechtenisstraf van 3 dagen, ter zake van overtreding van artikel 1 der Verordening op de keuring van eet- en drinkwaren door aflevering van karnemelk van ondeugdelijke samenstelling. Later is Jacobs zoon Izaäk Leutscher eigenaar van de boerderij.

Rest nog het verhaal over de door Willem en Jan Takens nieuwgebouwde boerderij. Deze boerderij kreeg later het adres Rijksstraatweg 64. Het was een grote markante boerderij aan de Rijksstraatweg. Na het overlijden van Jan Takens, zoon van Willem, in 1955 werd de boerderij in 1958 verkocht aan de fabrikant van schouderwatten Franciscus Wilhelmus Folkers. Deze liet de boerderij afbreken en daarvoor in de plaats kwam de villa De Eik. In die tijd een grote bezienswaardigheid.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. Dit is digitale column nr. 106

Subcategorieën

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl