In vroeger tijd was begraven in onze streken de enige optie en bovendien was het begraven van de doden een van de zeven deugden, die de rooms-katholieke kerk hoog hield, en bij de protestanten werd voortgezet. Hoe ging het in Haren?
De Dorpskerk was omringd door een kerkhof, waar de doden werden begraven. Vaak kreeg een graf een houten ‘paal’, die waarschijnlijk net zo snel verteerde als het begraven lichaam. Voor de meer vermogenden en belangrijke personen was een graf in de kerk mogelijk. Was er eerst ruimte in de kerk omdat er geen banken stonden, later werd ook daar de ruimte beperkter, vaak werd alleen in het koor begraven omdat daar weinig of geen banken stonden. Het begraven werd naast de ‘plicht’ en het ‘goede werk’, vaak een inkomstenbron voor de kerk.
In 1804 kwam er een Napoleontische decreet die het begraven in kerken verbood, maar toen het Koninkrijk der Nederlanden in 1811 werd gesticht, werd deze wet in 1813 weer ingetrokken. Maar al veel eerder waren door artsen en anderen bezwaren geuit tegen het begraven in de kerk en deze kwamen nu in versterkte mate terug. Bezwaren wegens de stank en de invloed van de ‘verrotting’ op de gezondheid van de kerkgangers, bovendien was het herhaaldelijk openen en weer dichten van een graf in de kerk een kostenpost. Bekend is een verhaal dat tijdens de preek een graf instortte en een wolk van stank en zand de kerk vulde. Toch werd er nog begraven in de kerk, omdat er soms door de kerk verplichtingen waren aangegaan, en men het begraven in de kerk daarom moest toestaan.
Definitief werd per 1829 begraven in de kerk verboden. De Hervormde Gemeenten werden schadeloos gesteld voor het derven van hun inkomsten. Tevens werd voor plaatsen met meer dan 1000 inwoners het verplicht om een kerkhof buiten de bebouwde kom aan te leggen. Toen het kerkhof rond de kerk vol was, en er ook nieuwere voorschriften op het gebied van de lijkbezorging kwamen, zocht de Hervormde Gemeente naar een mogelijkheid dichtbij de kerk. Dat bleek een terrein aan de Kerkstraat te zijn, dat aan de kerk hoorde als pastorieland en waar de predikant woonde en zijn moestuin had.
Dit kerkhof werd aangelegd in 1852-1853 en de eerste die daar op 28 mei 1853 werd begraven, was de heer Jan Ellens, overleden Haren 23-05-1853, oud 53 jaar, kleermaker, zoon van Harm Ellens en Geesje Davids en echtgenoot van Trientje Hommes.
Bij het gereedkomen van de begraafplaats aan de Kerkstraat moest de predikant ergens anders wonen en was er voor de predikant een andere pastorie gebouwd, ook op een stuk pastorieland en wel aan de Rijksstraatweg, nu ongeveer tegenover de Potgieterlaan.
Roelof van Wijk