De geschiedenis van onze gemeente gaat veel verder terug dan de oudste geschreven bronnen. Onlangs is in de Harener Historische Reeks een uitgave verschenen over die vroege geschiedenis: ‘Een rondleiding door pre- en vroeghistorisch Haren’, geschreven door Henny Groenendijk. Groenendijk was tot voor kort provinciaal archeoloog. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar Archeologie en Maatschappij én inwoner van onze gemeente. Door zijn combinatie van functies benadert Groenendijk de archeologie niet vanuit een ivoren toren, maar staat hij midden tussen de mensen. Ook zijn boek over Haren getuigt daarvan. Veel in het boek genoemde archeologische vondsten zijn gedaan door ‘gewone’ mensen. Soms als toeval vondst en soms van uit een archeologische bevlogenheid. Zo is het initiatief voor de opgravingen bij het klooster Yesse gekomen vanuit de inwoners van Essen. Groenendijk heeft dit initiatief ondersteund en wetenschappelijk uitgewerkt. In het boek komt Yesse uiteraard uitvoerig aan de orde.
In zijn inleiding gaat Groenendijk in op de vraag: ‘hoe oud is Haren nu eigenlijk’. Zijn boek is een knipoog naar de discussie, die plaats vond bij de viering van het 850 jarig bestaan van Haren in 2010. Het organiserend comité baseerde zich toen op een vermelding van Noordlaren in een geschrift uit 1160. Dit was aanleiding voor onze dorpsgenoot Kees Kuiken voor een artikel in het Historisch Jaarboek Groningen 2010. In dat artikel haalt Kuiken een vermelding van Hemmerwolde aan, die minstens 100 jaar ouder is.
Als archeoloog baseert Groenendijk zich niet op geschriften, maar op tastbare vondsten. In onze gemeente zijn dat er heel wat. Dat komt vooral door de bijzondere structuur van onze gemeente met de hoge Hondsrug in het midden en de beekdalen van Hunze en Drentsche Aa ter weerszijden. Die structuur heeft mensen al vroeg uitgenodigd tot een verblijf op Harens grondgebied. Het oudste aantoonbare bewijs van menselijke aanwezigheid is gevonden op het terrein van de volkstuintjes bij Sassenhein. Hier moet zo’n 12.000 jaar geleden een kamp geweest zijn van rendierjagers. Wel iets om even bij stil te staan als je over de Lutsborgsweg fietst.
Frappant vind ik ook de beschrijving van het landschap in de afgelopen duizenden jaren. De genoemde rendierjagers zullen de hoogteverschillen in het landschap ongeveer net zo beleefd hebben als wij nu. En wij denken, dat het ook altijd zo geweest is. Maar dat is niet zo. Ruim 10.000 jaar geleden begon ter weerszijden van de Hondsrug de groei van een enorm veenpakket. De beekdalen verdwenen geheel onder dit veen en veranderden in grote moerassen. De inwoner uit de tijd van het Comité Haren 850 of Kees Kuiken zou ons huidig landschap met de behoorlijke hoogteverschillen totaal niet herkennen. Pas na ca 1100 is het veenpakket geleidelijk verdwenen en zijn door menselijk toedoen in de vorm van ontwatering en afgravingen de huidige hoogteverschillen inclusief het Paterswoldsemeer ontstaan.
Uiteraard is er in het boek aandacht voor een van de meest aansprekende archeologische overblijfselen: het hunebed te Noordlaren. Vroeger leerden we op school, dat dit het enige hunebed in de provincie Groningen was. Inmiddels weten we beter. Er zijn in de provincie restanten gevonden van nog vijf andere hunebedden, waarvan twee op de Glimmer es en één op de Onner es. De vondsten van de overblijfselen van deze laatste hunebedden komen in het boek uiteraard uitvoerig aan de orde. Zo bezien komt het dorp Haren er zonder hunebed wat bekaaid af. Er is wel gesuggereerd, dat de stenen die voor de dorpskerk liggen het restant zijn van een hunebed. De stenen staan al op een pentekening uit 1850. Onder andere H.R. Aiking komt in zijn boek ‘Speurtocht door de zeven poorten van Harens oude kerk’ met deze suggestie. Groenendijk heeft hierover zijn twijfels. De hunebedbouwers kozen hun stenen zorgvuldig uit. Zij hadden een sterke voorkeur voor rose graniet. Voorts gebruikten ze stenen die al deels afgeplat waren. De stenen voor de dorpskerk voldoen niet aan deze criteria.
Zelf herinner ik me een opgraving, die ook in het boek aan de orde komt. Deze opgraving vond plaats in 1996 op het terrein van de voormalige kleuterschool ‘Het Eibernest’ (in de laatste periode in gebruik als jeugdsociëteit). Nu vinden we op deze locatie de Hema aan de Brinkhorst. Een groep gemeentebestuurders en ambtenaren kreeg uitleg over de opgraving door P.B. Kooi, een van de opgravingsleiders. Er zijn op deze locatie sporen van boerderijen en de restanten van een es gevonden, die eigenlijk niet zo goed passen bij de visie op de ontwikkeling van het dorp Haren. Want volgens die visie moeten we de ‘olde hoven’ juist situeren ten zuiden van de dorpskerk. Iedere vondst geeft zo informatie, maar roept tegelijkertijd ook nieuwe vragen op.
Ik zou zeggen, laat u door Henny Groenendijk rondleiden door pre- en vroeghistorisch Haren. Ga eens op zoek naar de locatie van het grafveld op de Onneres of bezoek de polder Lappenvoort met het oude stroomdal van de Drentsche Aa. Een fiets- of wandeltocht door onze mooie gemeente krijgt dan een extra dimensie.
Bij de foto: opgravingsleider P.B. Kooi geeft op de locatie Brinkhorst uitleg aan gemeentebestuurders en ambtenaren (foto Jan Buwalda)
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 8 maart 2017.