Een van de oudste gebouwen in onze gemeente is de sarrieshut aan de Hoge Hereweg 5-7 te Glimmen (Harenermolen). Het gebouw is zelfs zo oud, dat wij de naam van het gebouw niet meer kunnen plaatsen. Zo is het gebruik van het woord ‘hut’ voor een kleine woning in onbruik geraakt. De term ‘sarries’ vraagt nog meer uitleg.
Om de inzet van de legers tijdens de 80-jarige oorlog (1568-1648) te kunnen betalen, werden in ons land een aantal belastingen ingevoerd. Een belangrijke belasting was die op het gemaal. De molenaars moesten over het gemalen graan een belasting betalen. Uiteraard berekenden zij deze belasting weer door aan hun klanten. Zo werd de belasting via de bakkers uiteindelijk verdisconteerd in de broodprijs. In ons gebied werd de belasting op het gemaal ingevoerd in 1594, het jaar waarin Maurits van Nassau voor de republiek de stad Groningen veroverde en de stad met de Ommelanden als het gewest Stad en Lande deel uit ging maken van de republiek. Belastingheffing leidt bij burgers meestal niet tot groot enthousiasme en zo was het ook met de belasting op het gemaal. Als het even kon werd de belasting ontdoken. De molenaar van de molen te Harenermolen maakte het in 1624 zelfs zo bont, dat een militair ingrijpen nodig was om de belastinggelden los te krijgen.
In 1628 was het provinciaal bestuur de situatie rond de belastinginning helemaal zat en werd er besloten een straf regiem in te voeren. Het aantal korenmolens werd beperkt. Zonder toestemming mochten geen nieuwe molens meer gebouwd worden en bij iedere molen werd een opzichter benoemd. Voor die opzichter werd door de provincie vlakbij de molen een huisje gebouwd. De officiële naam van de opzichter was ‘chercher’, een woord dat is te herleiden tot het Oudfranse woord ‘sarchier’, dat ‘belasten’ betekent. In Groningen werd deze term verbasterd tot ‘sarries’.
Tot 1717 stond de molen te Harenermolen in de marke Haren, waarschijnlijk in de achtertuin van de huidige woning ‘de Vreeburgh’ op de hoek Rijksstraatweg en Viaductweg. Stellig zal bij deze molen ook een sarrieshut gestaan hebben. Het verhaal gaat zelfs, dat Bommen Berend het huisje in 1672 heeft vernield, maar dat hij de molen heeft laten staan. Slachtoffer van de vernielingen door Bommen Berend zal dan Egbert Schults geweest zijn. Hij was in 1670 net beëdigd tot chercher te Haren. Dit op basis van een tractement, dat naar de mening van het provinciaal bestuur voldoende was om zijn vrouw en kinderen te kunnen onderhouden. Want een vetpot was het voor de cherchers niet. Ze mochten weliswaar gratis in de sarrieshut wonen, maar verder was het armoe troef. Uiteraard werkte dat weer fraude in de hand. Niet voor niets luidde een Gronings gezegde “de bakker, de mulder en de sarrie, ’t is aalmoal ain prakkelarrie”.
In 1717 werd de molen te Harenermolen verplaatst naar de zogenaamde Commerbargh een kleine verhoging aan de Hoge Hereweg. Binnen de verhoudingen van die tijd betekende dat nogal wat, want de verplaatsing had tot gevolg, dat de molen in de marke Glimmen, vallende onder het kerspel Noordlaren kwam te staan. Op enig moment na 1717 zal ook de sarrieshut verplaatst zijn naar de Commerbargh, want de chercher moest dicht bij de molen wonen om alles goed in de gaten te kunnen houden. In 1744 wordt Jan Jans Woldring benoemd tot chercher bij de molen. Als hij in 1748 een kind wil laten dopen in de kerk te Noordlaren wordt hem dat geweigerd. De kerkenraad van Noordlaren wil niet het risico lopen de familie Woldring te moeten ondersteunen als die armlastig wordt. “Ga maar naar Haren”, is het motto in Noordlaren. Maar ook daar vangt Woldring bot. Uiteindelijk is het de ambtman van het Gorecht die de knoop doorhakt en opdracht geeft tot doop in Haren. Een volgend kind wordt in 1751 wel in Noordlaren gedoopt.
Onduidelijk is, of de familie Woldring in 1744 al in de huidige sarrieshut komt wonen of in een voorloper daarvan. Opvallend is namelijk, dat er nu geen enkele woning staat, maar een dubbele. Twee sarries waren bij de molen niet nodig. De tweede woning heeft dus een andere functie gehad. Harenermolen was voor de provincie ook een belangrijke grenspost. Ongewenste invoer uit het Landschap Drenthe kon hier tegen gehouden worden. In 1744 krijgen de cherchers te Harenermolen, Winschoten en Leek bijvoorbeeld de instructie toe te zien op de invoer van koffie en thee. In 1751 krijgen de chercher en de molenaar te Harenermolen een extra opdracht toe te zien op clandestiene invoer van meel en brood. Waren die zij in beslag nemen, moeten ze afdragen aan de diakonie. In 1754 neemt het provinciebestuur nog hardere maatregelen. De opzichter op de uitgaande waren, die tot dan gehuisvest was te Helpman, wordt overgeplaatst naar Harenermolen, en voorts wordt besloten “de cherchers woning bij de Harendermolen met het nodige vertrekken en annexen te doen vergroten”. Duidt dit op de bouw van de dubbele woning of betreft het alleen de uitbouw aan de achterzijde?
In 1784 wordt Lucas Arends Odding benoemd tot chercher. Veel van zijn nazaten wonen nog steeds in onze gemeente. De molen wordt in 1820 verplaatst naar Haren (niet te verwarren met de molen De Hoop) en aldaar in 1885 afgebroken. De sarrieshut bleef eenzaam en verweesd achter aan de Hoge Hereweg.
Foto: Hoge Hereweg 5-7 in wintertooi door Herbert van Zijll de Jong
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 17 mei 2017.