U zou dit artikel eigenlijk niet moeten lezen. Dat wil zeggen niet direct. Gaat u eerst eens met de foto op de kruising Westerse Drift en Emmalaan staan en kijkt u naar het zuiden. Klopt de foto? Het eerste huis rechts op de foto is Westerse Drift 35/35a, maar dat is het nummer van het huis schuin achter u, aan de noordzijde van de Emmalaan. Wat is hier aan de hand? Wordt u belazerd met een trucfoto?
Nee, de foto is echt. Maar soms heb je de historie nodig om te snappen hoe dingen zijn zoals ze zijn. Het eerste deel van de oplossing is niet zo ingewikkeld. De woningen aan de Westerse Drift zijn omstreeks 1953 vernummerd. Zo is 35/35a vernummerd tot 41/43. Maar dat klopt nog steeds niet met het huis dat u op de foto ziet. Ook dat zal ik verklaren, maar ik neem daarvoor een wat langere aanloop.
De woningen aan het gedeelte van de Westerse Drift tot de ‘knik’ staan op een perceel grond, dat tot 1594 eigendom was van het klooster Yesse te Essen. Het perceel behoorde bij de boerderij aan de Kerkstraat (zie mijn publicatie in HW 19 april 2017). In 1849 wordt deze boerderij geliquideerd en in gedeelten verkocht. Het perceel komt dan in handen van Roelf Abels, de exploitant van de herberg De Jagtwagen. Het vererft vervolgens aan zijn ongetrouwde zoon en twee dochters, die vanaf ca 1900 samen in het ‘witte huis op de bult’, Rijksstraatweg 154 wonen (zie mijn publicatie in HW 26 juli 2017). Volgende erfgename is Geesje Tonckens-Bakker in Assen. Zij verkoopt in 1932 de strook grond langs de Westerse Drift als bouwperceel. Na een aantal verdere verkopingen en herverkavelingen wordt het perceel voor de dubbele woning Westerse Drift 41/43 in 1935 eigendom van aannemer Albert Olthof uit Oude Pekela. Hij is verantwoordelijk voor de bouw van de woning op de foto, die is ontworpen door G. Olthof Ezn van het architectenbureau Aesthetica te Veendam. Stellig een familielid. Overigens blijft Albert Olthof niet lang eigenaar. In 1938 verkoopt hij de gehele dubbele woning aan Frans Robertus. Robertus is gepensioneerd gezagvoerder van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM). Hij heeft jarenlang in Nederlands Indië gewerkt.
Frans Robertus gaat met zijn vrouw wonen in Westerse Drift 35 (nu 41). De andere helft van de woning verhuurt hij. Op 6 mei 1940 wordt Herman Slomper met zijn gezin ingeschreven als bewoner van deze woning. Herman Slomper is jood. Hij behoort tot de eerste groep joden, die in juli 1942 vanuit Haren wordt gedeporteerd. Eind 1942 volgt ook de deportatie van mevrouw Slomper-Mok en haar twee kinderen. Op 8 januari 1943 wordt de gehele woning ontruimd. Voor nadere informatie over deze aangrijpende historie verwijs ik naar het boek van Wil Legemaat ‘Van kwaad tot onvoorstelbaar erger’ (Harener Historische Reeks nr 17). Nu gebeurt er iets wat ik niet goed verklaren kan en wat ook afwijkt van de beschrijving van Wil Legemaat. De familie Robertus verhuist van nr 35 naar nr 35a. Per 8 februari 1943 wordt vervolgens Laas Riddering ingeschreven als bewoner van 35 (nu 41). Riddering is Duitsgezind.
Dan laat op 20 december 1943 een Engels bommenwerper een bom vallen. Die bom valt precies op de woning Westerse Drift 35/35a. Volgens het verhaal zat Riddering net in bad en moet hij in onderbroek zijn huis uit rennen. De gehele woning brandt af. Er is een summier brandrapport opgesteld. Volgens dat rapport ging het om een 25 kilo zware fosforrubberbom. De brand werd gemeld om 11.50 uur en de brandweer was om 11.58 uur ter plaatse. Om 16.25 uur is de brandweer weer ingerukt. De families Robertus en Riddering moeten (tijdelijk) naar elders verhuizen. Nog in de oorlog laat Robertus op het perceel een nieuwe woning bouwen. Hij krijgt daarvoor in april 1944 de bouwvergunning en in augustus 1945 is de woning af en kan hij weer aan de Westerse Drift gaan wonen.
En de familie Riddering? Voor hen ziet de wereld er na de bevrijding ineens geheel anders uit. Laas Riddering wordt op 14 april 1945 eerst opgesloten in de gevangenis te Haren, die was gevestigd in het Blindeninstituut aan de Rijksstraatweg. In juli 1945 wordt hij overgebracht naar een interneringskamp in Nuis bij Marum. Op 27 augustus wordt hij in vrijheid gesteld met een meldingsplicht. Twee jaar later wordt hij veroordeeld tot een vrijheidsstraf gelijk aan zijn voorarrest en tot 10 jaar ontzegging van het kiesrecht. Mijn oorspronkelijke gedachte was, dat Riddering een gemene collaborateur was, die woning van een joodse familie had ingepikt. Uit zijn strafdossier blijkt daar echter niets van. Riddering was ook helemaal geen felle NSB’er. Hij is maar kort lid van de NSB geweest, omdat hij zich in 1943 tot Duitser heeft laten naturaliseren, wegens zijn Duitse afstamming. Hij is vervolgens enige tijd als tolk werkzaam geweest bij de Weermacht en droeg toen ook een Duits uniform en zelfs enige tijd een pistool. Hij heeft echter niets te maken gehad met de activiteiten van de SD vanuit het Scholtenshuis of met de Arbeidsinzet. Zijn pistool heeft hij nooit gebruikt. Eigenlijk is het grootste verwijt, dat hem door de rechter wordt gemaakt, dat hij als NSB’er zijn radio niet in heeft hoeven leveren. Jacob Akkerman, die hem als wachtmeester der Koninklijke Marechaussee op 3 augustus 1945 in Nuis verhoort, schrijft dan ook onder het proces verbaal “verdachte staat bij de plaatselijke politie, zowel bij de burger niet ongunstig bekend”. Enig voordeel van zijn gedrag tijdens de oorlog heeft Riddering niet gehad. Integendeel, door de brand in de woning is zijn gehele inboedel verloren gegaan.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 20 september 2017.