We schrijven 15 maart 1810. Het is een drukke dag geweest voor de 86 jaar oude schulte Johannes Rummerink van Haren. Als schulte heeft hij leiding gegeven aan de boeldag bij Jantje Paping. Daar is een hoop volk op afgekomen. Jantje Paping is dan ook niet de eerste de beste. De familie Paping behoort al decennia lang tot de kring van families van aanzien in het dorp. Vader Wolter Paping is omstreeks 1790 overleden. De echtgenoot van Jantje, Teunis van Stedum, heeft zijn activiteiten enige jaren later voortgezet. Dat heeft hij bijvoorbeeld laten weten in een advertentie in de Groninger Courant van 24 januari 1800: “De ondergetekende adverteert, dat hij niet alleen negotie doet in cichorei, maar dat hij vervolgens ook de negotie van eiken hout zal doen, zoals te voren door W. Papink, des ondergetekendes vrouws vader, is gedaan: bestaande in wringen, planket palen, basten etc, als mede zwaar hout voor aannemers, molenmakers, scheepmakers en timmerlieden; verzoekt gunst en recommandatie van een ieder die zulks nodig heeft, belovende een civiele en prompte behandeling. Haren den 9 januari 1800. Teunis van Stedum.”
Vorig jaar is het huwelijk van Jantje en Teunis stuk gelopen. Zij zijn inmiddels gesepareerd. Teunis is vertrokken naar De Groeve. Jantje moet nu in Haren de tering naar de nering zetten en dat betekent, dat er op de boeldag veel spullen zijn verkocht. Gelukkig is alles goed gegaan en kan Johannes Rummerink in zijn huis tegenover de kerk (nu Blokker) even bijkomen. Hij denkt er net over om naar bed te gaan als hard op het raam wordt getikt. Het is iemand, die is gestuurd door de kastelein Nicolaus Nieuwland van de kleine herberg De Posthoorn tegenover het etablissement De Jagtwagen. Er is trammelant en daarom moet de schulte snel komen. Even later komt ook Nieuwland zelf aan de deur. Of de schulte snel handelend wil optreden, want de zaak loopt uit de hand. Nu moet Johannes Rummerink ook zijn andere rol nog vervullen namelijk die van handhaver van de openbare orde. Hij laat zijn huishoudster snel wat assistenten waarschuwen en spoedt zich naar De Posthoorn. Op straat ziet hij wel 100 mensen staan, die deels ruzie met elkaar hebben. Hier moet stevig worden ingegrepen en dat doet Rummerink dan ook. Hij trekt zijn harsvanger (een kort sabel) en met zijn assistenten slaagt hij er in om de menigte uit elkaar te drijven en wel zo, dat alle aanwezigen terugkeren naar hun eigen dorp (Glimmen, Essen, Dilgt en Onnen). Rond middernacht is de orde hersteld en is het weer rustig in het dorp.
Maar wat was er nu gebeurd? Kastelein Nieuwland dient een aanklacht in bij het Geregt van Selwerd. Daarop wordt advocaat-fiscaal L.H. Trip opgedragen een onderzoek in te stellen. Trip hoort maar liefst 15 getuigen. Een erg duidelijk beeld levert dat overigens niet op. Aan sommige getuigenverklaringen heeft Trip helemaal niets. Zo verklaart de 16 jarige Tako Hindriks Takens, dat hij ’s avonds na de boeldag direct naar bed is gegaan. Zijn oudere broer Willem Hindriks Takens is wel in De Posthoorn geweest, maar heeft van het ontstaan van de ruzie niets gemerkt, omdat hij toen net even weg was. Hindrik Hinderiks van der Es is ook in de Posthoorn geweest, maar heeft zolang hij er was niets van ruzie gemerkt.
Op basis van andere getuigenverklaringen komt het beeld naar voren, dat een groep jongemannen uit Glimmen zich na de boeldag heeft verzameld in De Posthoorn. Dit tegen het zere been van een club uit Haren. Aanvoerder van de Harens club lijkt de 31 jarige Borgert Vrieling te zijn. Naar eigen zeggen heeft hij de bewuste avond in de Jagtweide gezeten en is hij pas naar de Posthoorn gegaan toen mevrouw Nieuwland riep, dat men haar man aanpakte. Hij heeft toen gezien, dat Nieuwland in de das gevat werd en schermutselde met een klein dik, hem onbekend, manspersoon. Uit de verklaring van de 27 jarige Hindrik Alberts Kooi uit Glimmen komt echter een geheel andere rol van Borgert Vrieling naar voren. Naar zijn zeggen is Borgert die avond met enige andere personen vanuit de Jagtweide naar de Posthoorn gekomen. Vervolgens heeft Borgert gezegd, dat hij Hindriks broer Roelf wilde slaan en heeft hij zijn rokje (= jasje) aangegrepen alsof hij dat wilde uittrekken, waarop Roelf gezegd heeft “laat dat rokje maar zitten, ik wil niet slagen”. Dat toen in de uit één kamer bestaande herberg de kaarsen werden uitgedaan en dat toen de kaarsen weer waren aangestoken, bleek dat er drie hoeden van zijn dorpsgenoten aan stukken waren gesneden. Roelf Pieters, 40 jaar, uit Glimmen bevestigt deze verklaring van Hindrik Alberts Kooi. Zijn hoed had met enige andere hoeden op tafel gelegen en bleek aan stukken gesneden toen het licht weer aan ging. Evenals die van zijn 17 jarige zoon Roelf Roelfs Pieters. Jan Jans Bos, 21 jaar, uit Glimmen verklaart te hebben gezien, dat een hoed door Borgert Vrieling onder de tafel werd geschopt. Volgens Jan hadden de Glimmenaren voor de komst van Borgert en zijn gezelschap vrolijk en wel in de Posthoorn gezeten.
Uiteraard wordt ook kastelein Nieuwland gehoord door de advocaat-fiscaal. Zijn verhaal voegt niet veel toe aan het bovenstaande. Hij heeft toen hij begreep, dat hij de vrede niet zelf kon herstellen iemand gezonden om de schulte te halen “en die niet schielijk koomende, zelve ook nog was gaan roepen”. Hij weet niet wie de voornaamste daders waren, omdat het zo vol was, dat hij zich nauwelijks kon bewegen.
De herberg de Posthoorn zal na 1810 wel snel verdwenen zijn. Een andere vermelding van deze herberg heb ik niet kunnen vinden. Zelfs de exacte locatie – anders dan “tegenover de Jagtweide” - is mij niet duidelijk.
Bij de afbeelding: kaart van het centrum van Haren (Bron RHC Groninger Archieven)
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 26 september 2018.