Vlak voor de sluiting in verband met de Corona-crisis bezocht ik de tentoonstelling ‘Barbizon van het Noorden’ in het Drents Museum te Assen. Van een der schilderijen maakte ik de bovenstaande foto. De titel is: ‘Koetsreizigers in Schipborg’ en het is in 1806 geschilderd door Albarta ten Oever. Deze Albarta leefde van 1772 tot 1854 en was in haar tijd in de stad Groningen een zeer verdienstelijke en gewaardeerde schilderes. Daarnaast was ze een verzamelaarster van kunst. Overigens was in 2018 al een grotere verzameling van werken van Albarta onder de titel ‘Albarta ten Oever, een vrouw in de kunst’ te zien in het Groninger Museum.
Maar wat heeft dit nu met Haren te maken? We kunnen uiteraard vaststellen, dat de koetsreizigers stellig uit Groningen gekomen zijn en als je dan in Schipborg wilt komen, moet je wel door Haren. Ze zullen waarschijnlijk de route via de Hoge Hereweg hebben genomen, want de doorgaande route via de Zuidlaarderweg was er in 1806 nog niet, die dateert van ca 1850. En dan vervolgens via Noordlaren en Zuidlaren naar Schipborg. Albarta en haar man Pieter Roelfzema waren in Schipborg in het bezit van een buitenhuis.
Voor de echte relatie Albarta-Haren moeten we twee generaties terug. We komen dan uit bij Albarta’s grootouders Lambert ten Oever en Lamina Vos. In hun tijd een echtpaar met aanzien en vermogen in de stad Groningen. Naar mijn idee voornamelijk gebaseerd op de inbreng van Lamina. Lambert overleed in 1758. Na zijn dood komen we Lamina als weduwe regelmatig tegen in akten, die te maken hebben met boerderijen in de gemeente Haren. Dat komt, omdat de zogenaamde provincielanden oftewel de landerijen uit het voormalig kloosterbezit in de jaren 1764 en 1765 door de provincie worden verkocht. Ik heb daarover geschreven in mijn column ‘de provincielanden van het voormalig klooster Yesse’, die ook op deze site te vinden is. In die column heb ik ook het principe van de beklemde meijers uitgelegd. Bij de verkopen ging het om de zogenaamde blote eigendom. In feite niet meer dan het recht op een jaarlijkse betaling van huur (de canon) voor de grond. De meijer was eigenaar van de opstallen.
Lamina Vos is betrokken bij de koop van drie boerderijen in Haren. Zo lenen Meindert Jans en Aaltien Jans, echtelieden te Essen, op 9 november 1764 f.2.200,- van haar tot betaling van de eerste termijn koopschat van hun boerderij te Essen (huidig adres Essen 7, Haren) door hen aangekocht voor f.4.600,-. En voor de tweede termijn lenen Meindert en Aaltien een jaar later nog eens f.1.150,- van Lamina. Uiteindelijk zal hun schuld aan Lamina oplopen tot f.4.500,-. Bijna het gehele bedrag van de aankoop.
Bij de verkoop van twee boerderijen te Dilgt is Lamina zelf koopster. Zij koopt in 1765 de gronden ‘onder’ de boerderij, die nu bekend staat als de Vossenplaats (huidig adres Rijksstraatweg 9, Haren) voor f.4.200,-. De boerderij is dan in eigendom en gebruik bij Bastiaan Baving en Margien Hindriks. De canon bedraagt f.115,- per jaar. Je zou dus kunnen zeggen, dat Lamina tegenover een belegging van f.4.200,- een jaarlijkse opbrengst verkrijgt van f.115,- Dat is een rendement van 2,7%. Door extra vergoedingen, zoals om de zes jaar een jaar extra huur of twee jaar extra huur bij verkoop, kan dit rendement nog oplopen. In 1767 lenen Bastiaan Baving en Margien Hindriks ook nog eens f.1.100,- van Lamina Vos tegen 3,5%. In 1782 verkopen Bastiaan Baving en zijn vrouw de boerderij. De nieuwe meiers worden dan de dochter van Bastiaans zuster, Grietje Pathuis en haar man Roelf Jelkes Vos. Zij laten in 1784 een nieuwe boerderij bouwen: ‘de Vossenplaats’. Een van de oudste nog bestaande boerderijen in Haren. Goed zichtbaar vanaf de A28 en ook wel bekend van de jaarlijkse herfstfair.
De tweede boerderij, waarvan Lamina Vos de beklemde eigendom koopt is de boerderij, die we nu kennen als Rijksstraatweg 37 te Haren (de boerderij die het dichtst bij de A28 ligt). Lamina betaalt er f.3.650,- voor, daar staat een jaarlijkse canon van f.89,50 tegenover. Jan Egberts en Grietje Jans zijn dan de gebruikers van de gronden en eigenaren van de boerderij.
Lamina Vos overlijdt in 1778. Kleindochter Albarta ten Oever is dan al wees. Samen met haar tante Aaltijn ten Oever is Albarta de enige erfgenaam. Op haar zesde jaar is ze daardoor al zeer vermogend en dat zal haar later ook in staat stellen zich zonder veel zorgen aan de kunst te wijden. Boze tongen beweren, dat dit haar ook tot een begerige huwelijksprooi maakte voor de 27 jaar oudere weduwnaar en wethouder van Groningen, Pieter Roefsema. Nog meer dan Albarta zelf brengt echter haar tante ons naar Haren. Aaltijn ten Oever is in 1761 getrouwd met Johannes Meijer. En deze Johannes Meijer is op 22 mei 1757 bevestigd als predikant te Haren. Daarvoor had hij deze functie al ruim 4 jaar waargenomen voor zijn zieke voorganger. Johannes Meijer zal tot zijn overlijden in 1806 predikant in Haren blijven. Hij heeft dus meer dan een halve eeuw in Haren op de preekstoel gestaan. Daar waar predikanten in Haren voor en na hem het wel eens moeilijk hadden om rond te komen, is daar bij Johannes Meijer na zijn huwelijk met Aaltijn geen sprake meer van. Bij de boedelscheiding na het overlijden van Lamina krijgen zij de beklemde gronden van de boerderijen in Dilgt in eigendom en dat zal zo blijven tot het overlijden van Aaltien in 1827. Daarnaast lenen zijn in Haren ook regelmatig geld uit. Zo leent Jan Egberts Meijer de zoon van de bovengenoemde Jan Egberts en Grietje Jans in 1778 f.2.400,- om de boerderij te kunnen kopen uit de boedel van zijn overleden ouders.
Een bijzonder toeval is, dat de eigendom van de boerderij de Vossenplaats (Rijkstraatweg 9 te Haren) in de eerste helft van de 20e eeuw in handen komt van een andere predikant te Haren: Auke Oene Heslinga.
U ziet waar wat overpeinzingen bij een schilderij toe kunnen leiden.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 5.