Op 31 januari 2018 schreef ik over Willem Christiaan Brade, spoorwegpionier, geboren te Glimmen en gedoopt in de kerk te Noordlaren op 11 november 1792. Ik deed toen de suggestie om de nieuwe tunnel bij het station te Haren naar hem te vernoemen. Welnu, die suggestie is over genomen. Na de W.C. Bradelaan in Hilversum krijgt Haren dus een W.C. Brade tunnel. Alle aanleiding om nog eens terug te komen op de activiteiten van Brade. Daarbij verkeer ik in de gelukkige omstandigheid, dat de heer Henk Hartog mij geattendeerd heeft op enige stukken over Brade bij de Groninger Archieven en wel voornamelijk in de brievenboeken van de gouverneur (nu commissaris van de Koning).
Spoorwegpionier
In mijn vorige bijdrage schreef ik al, dat Brade in 1819 als genie officier uit de dienst wordt ontslagen wegens vermeend homoseksueel gedrag. Dit dwingt hem om als civiel ingenieur aan de slag te gaan. Tijdens een studiereis in Engeland raakt Brade geboeid door de mogelijkheden van de stoomtrein. Zoiets moet elders in Europa toch ook kunnen. Terug in Nederland sluit Brade zich aan bij een groep spoorwegpioniers. Zij besluiten in 1834 een Naamloze Vennootschap op te richten met als doel “het daarstellen van eene ijzeren spoorweg tusschen Amsterdam en Keulen”. Geprobeerd wordt om personen te vinden, die geld willen steken in deze NV en zo wordt ook gouverneur Mr. Willem Frederik Lodewijk baron Rengers in Groningen benaderd en krijgt hij een prospectus van de plannen toegezonden. In deze prospectus wordt vermeld, dat de ervaren ingenieur W.C. Brade, zich had belast met het toezicht en de directie over de voorlopige werkzaamheden op Pruisisch grondgebied. Van de aanleg van deze spoorlijn is overigens niets terecht gekomen. Dat is ook wel wat kenmerkend voor de activiteiten van Brade. Veel plannen, maar weinig realisatie. Negatief gezegd, kun je hem betitelen als een fantast. Positief gezegd was hij een pionier, die op vele punten zijn tijd vooruit was. Zeker in het behoudende conservatieve Nederland.
De eerste spoorlijn
Het eerste concrete resultaat van alle plannenmakerij, waarbij Brade betrokken was, is de oprichting van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HSM) op 8 augustus 1837. Brade is één van de oprichters van de HSM en wordt ingenieur-directeur bij deze maatschappij. Zo is hij de ontwerper van de eerste spoorlijn van Nederland, de lijn van Amsterdam naar Haarlem. Op 20 september 1839 rijdt de eerste trein over dit traject. Brade is dan echter al niet meer actief voor de HSM. Hij is een man van de tekentafel, maar bij de HSM wil men, dat hij ook in het veld aanwezig is om toezicht te houden. Dat leidt tot een conflict en het vroegtijdig vertrek van Brade.
Plannen voor Noord-Nederland
Na zijn vertrek bij de HSM raakt Brade betrokken bij plannen voor de aanleg van treinverbindingen in de provincie Noord-Brabant. Hij is er in geslaagd om een maatschappij op te richten onder presidium van de Amsterdamse advocaat J.P. Taunay. In een brief, gedateerd 25 maart 1845, aan gouverneur Rengers in Groningen suggereert Brade, dat deze maatschappij wellicht ook zijn vleugels uit zou kunnen slaan naar het noorden van het land. “Daar thans meer en meer de behoeftes aan het nieuwe communicatiemiddel der spoorwegen (waarvan ik de invoerder hier te lande ben geweest) gevoeld wordt”. En Brade zou Brade niet zijn, als hij niet dadelijk zijn ideeën op papier had uitgewerkt. Zo kan hij de gouverneur een schets aanbieden van een voorlopig tracé van spoorwegen in de provincies Friesland, Groningen en Drenthe (zie de afbeelding). De geplande spoorlijnen heeft hij “in verband gebragt met het geformeerde ontwerp der spoorwegen van Overijssel”. De geprojecteerde spoorlijn van Brade loopt van Zwolle via Hasselt en Meppel naar Noordwolde. Daar splitst de lijn zich. Het ene deel loopt via Heerenveen naar Leeuwarden, het andere deel via Assen naar Groningen. De gouverneur reageert tamelijk terughoudend op de plannen van Brade. Hij heeft geen aanmerking op het geplande tracé, maar geeft ook aan, dat hij nopens de aard van het terrein, waarover de spoorweg zou lopen geen bedenkingen heeft, daar hij dit punt aan het oordeel van meer deskundigen moet overlaten. En daar blijft het voorlopig bij.
Spoorwegen in Noord-Nederland en Haren.
De aanleg van spoorlijnen komt in Nederland maar moeizaam van de grond. Uiteindelijk vindt de regering in 1860, dat de aanleg niet aan het particulier initiatief kan worden over gelaten. Er zijn te weinig investeerders, die risico willen nemen. De wet tot de aanleg van staatsspoorwegen van 18 augustus 1860 voorziet in de aanleg van 10 spoorlijnen van staatswege. Voor onze regio zijn van belang: lijn A Arnhem-Deventer-Zutphen-Zwolle-Leeuwarden; lijn B Harlingen-Leeuwarden-Groningen-Nieuweschans-Duitsland, lijn C Groningen-Meppel. Men heeft in 1860 nog hoge verwachtingen van Harlingen als transitiehaven, zowel voor Nederland als voor Duitsland. Daarom wordt aan de aanleg van lijnen A en B een hogere prioriteit gegeven dan lijn C. Op 1 november 1868 is de verbinding Harlingen-Nieuweschans gereed. De verbinding naar Duitsland volgt pas bijna 10 jaar later. Ook lijn A komt in 1868 gereed. Lijn C wordt in 1870 geopend. De zogenaamde verbindingsboog langs Oosterhaar tussen lijn B en lijn C wordt in 1921 gerealiseerd.
Bron afbeelding: Groninger Archieven, toegang 800, inventarisnummer 3994
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Deze column is eerder gepubliceerd in het Harener Weekblad op 27 november 2019.