In een vorige aflevering heb ik aangegeven hoe een gedeelte van het veengebied tussen Haren en Onnen werd ontgonnen van de kant van Onnen, waardoor het gehucht Felland ontstond. De ontwikkelingen in Haren begonnen pas later en wel in twee gebieden. Allereerst in het gebied ten zuiden van de Haarder hooidijk, die we tegenwoordig kennen als Waterhuizerweg en – ten westen van de spoorlijn – als Molenkampsteeg. Dit gebied stond bekend als het Witveen en heb ik op mijn kaartje bij de aflevering ‘Haren versus Onnen’ aangegeven met een ‘a’. Een andere ontwikkeling vond plaats in de Harener Pieperspoelen. Dit is het veengebied, waarop nu het Scharlakenbos en een deel van het spooremplacement te vinden is. Op het genoemd kaartje heb ik dit gebied aangegeven met een ‘b’. In deze aflevering beperk ik mij tot het Witveen.
De ontginning van dit gebied start met een verzoek van Jan Egberts Pieters op 10 augustus 1843 aan het gemeentebestuur. Pieters verzoekt dan een nieuw huis te mogen bouwen op een stuk land “bij de zoogenaamde Middelhorst bij het kadaster bekend K 1193”. Dit is een perceel gelegen direct ten zuiden van de Waterhuizerweg en werd in het kadaster aangeduid met de niet erg aantrekkelijke, maar waarschijnlijk wel zeer toepasselijke naam ‘Muggenkampakker’. Jan Egberts Pieters, die behoort tot de familie, die in het dorp Haren de molen ‘De Hoop’ exploiteert, heeft hier dan net grond gekocht van Roelof ter Borgh. Waarschijnlijk wordt Jan Egberts Pieters bij het opzetten van een boerderij op deze plek geholpen door zijn oudere broer Jan. Het is de broers Pieters al direct duidelijk, dat van boeren hier niet veel terecht zal komen, als zij er niet in zullen slagen het gebied beter te ontwateren. Daarom plaatsen zij op hun grootste perceel (waarvan een deel nu nog herkenbaar is als de onbebouwde driehoek tussen de Waterhuizerweg, de Dr. Ebelsweg en de wijk Oosterhaar VI) een watermolen. Ook zorgen zij voor de omlegging van een sloot. Zo kan het water afkomstig van het Westerveen langs hun landerijen lopen en kunnen zij hun eigen percelen droogmalen en het water lozen op de sloot, die langs de zuidkant (dus de ‘Onnense’ kant) van de hooidijk naar het ‘trekdiep van Groningen naar Winschoten’ loopt. Maar tot hun schrik (of waren zij expres burgerlijk ongehoorzaam?) ontdekken de broers Pieters, dat voor het plaatsen van zo’n molen een vergunning nodig is van Gedeputeerde Staten.
Snel schrijft Jan Pieters een brief aan Gedeputeerde Staten “Dat hij is ontwaar geworden, tot de oprigting van dat molentje de toestemming van u te behoeven, alwaarom hij de vrijheid neemt zich tot u te wenden eerbiedig verzoekende, dat het u moge behagen den requestrant de oprigting van het bedoelde watermolentje goedgunstig toe te staan”. Het plaatselijk bestuur van Haren en aanliggende eigenaren moeten adviseren over het verzoek van Jan Pieters. Dat levert geen problemen op. Maar ook de Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat moet over het verzoek adviseren aan Gedeputeerde Staten en die tapt uit een heel ander vaatje. Allereerst constateert de Hoofingenieur op basis van locaal onderzoek, dat de molen er al staat. Vervolgens trekt de Hoofdingenieur de zaak in een breder perspectief en laat hij zien zijn tijd zo’n 150 jaar vooruit te zijn. In zijn advies lezen wij het onderstaande.
“Wat nu het toestaan van het verzoek aanbelangd, zoo wordt dienaangaande opgemerkt, dat deze aanvrage niet met zoovele anderen gelijk mag worden gesteld, aangezien het hier een gedeelte der zoogenaamde made geldt, welke made bij meer algemeene inpoldering groot bezwaar zoude geven door gebrek aan waterberging te veroorzaken. Op deze made toch wordt het water hetwelk van een groot en hoog gedeelte van Drenthe vloeit als het ware verzameld tegen de gelegenheid van loozing door deze stad, niet alleen van Drenthe, maar van een groot deel dezer provincie, van de Veenkoloniën met inbegrip van het Stadskanaal, door welke opvolgende opsplitsing het water ook bij opvolging vermeerderd, waaruit volgt dat verbetering voor den afvoer steeds zoveel mogelijk dient te worden bevorderd, en eveneens, dat ook voor de waterberging beneden niet te veel zorg kan gedragen worden”.
“Het is derhalve op grond van alle deze redenen, dat ik van gevoelen ben, dat het verzoek, hoe klein het thans ter inpoldering verzochte gedeelte ook wezen moge, om der gevolgen wel niet behoort te worden toegestaan, en waarom ik dan ook aan u in overweging geve hetzelve te wijzen van de hand”.
Tot slot komt dan nog een sneer aan het plaatselijk bestuur over de clandestiene bouw van de molen. “Wat nu het buiten toestemming bouwen van den bedoelden watermolen en verlegging van bestaande waterlossing betreft, zoo vermeen ik aan u in overweging te mogen geven of niet het plaatselijk bestuur ten ernstigen zal worden verzocht om te willen doen waken, dat zulks in het vervolg niet meer plaats vinde, eerstelijk omdat zulks strijdt tegen goede orde en wet en ten anderen ook omdat zulks, zooals nu, nadelige gevolgen kan hebben voor de daarbij geïnteresseerden”.
Ik denk, dat in weerwil van het advies van de Hoofdingenieur de molen gewoon is blijven staan. Ook is nog decennia lang doorgegaan met het onttrekken van madegronden aan de waterberging. Dat ging goed tot 1998. En toen ging het ook goed mis. De dijken langs het Drentse diep moesten doorgestoken worden en het gehele poldergebied ten oosten van Onnen en Noordlaren kwam onder water te staan. Nu is dit gebied ingericht als noodwaterbergingsgebied.
Terug naar de boerderij van Jan Egberts Pieters. Hij heeft deze boerderij bewoond tot 1864. Toen is de boerderij verkocht aan Hillechien Meinders-Swartwolt. Zij kocht de boerderij voor een van haar zoons. De boerderij is lang in de familie Meinders gebleven en er is zelfs nog een nieuwe boerderij naast gebouwd. Bij de inrichting van de nieuwbouwwijk Oosterhaar VI begin jaren 70 van de vorige eeuw is de boerderij afgebroken. Van de nieuw gebouwde boerderij resteert nog het voorhuis. De oude boerderij met enige leden van de familie Meinders is te zien op de foto (met dank aan Henk Bazuin).
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 12