In de villa aan de Grote Markt, die industrieel Willem Albert Scholten aan het einde van de 19e eeuw had laten bouwen, zetelde tijdens de oorlogsjaren de Duitse geheime politie, de Sicherheitsdienst (SD). In het Scholtenhuis werden arrestanten op vaak gruwelijke wijze verhoord en gemarteld onder leiding van Robert Lehnhoff, die ‘de beul van het Scholtenhuis’ genoemd werd. Verscheidene Hareners werden via het Scholtenhuis doorgevoerd naar het huis van bewaring en van daaruit naar concentratiekampen. Enkelen zijn vlak na de verhoren gefusilleerd. Wie in het Scholtenhuis terechtkwam, was zijn leven niet zeker.
Waarom hangt de was niet aan de Siegfriedlijn?
Gelukkig liep het voor sommigen beter af. Cees Bouwman (overl. 2009) was in de oorlogsjaren een temperamentvolle, muzikale jongeman, wiens grootste overtreding bestond uit muziek maken en zingen, waar het niet meer mocht. In de laatste oorlogswinter spoedde Cees zich op een avond met zijn vrienden naar huis, want de avondklok stond op acht uur: na die tijd mocht je zonder permissie niet op straat zijn. Cees: “Wij waren met zijn zessen en we zongen het lied ‘Waarom hangt de was niet aan de Siegfriedlijn’. Dat liedje werd gezongen door het NSB-cabaret van Paulus de Ruiter en het was te horen op de radio. Thuis hadden we geen radio meer - niemand mocht er meer een hebben - maar bij de ouders van Menco Tillema hadden ze nog een radio en daar hadden wij dat lied gehoord.” Terwijl Cees al zingend een losgeraakte veter vastmaakte, verschenen er plotseling agenten die drie van de zes jongens oppakten. De anderen konden er nog op tijd vandoor. Cees, Menco en Adolf Eisses werden naar het Scholtenhuis gebracht, waar een politieofficier een verhoor afnam. Cees: “Naast de officier stond de dochter van de in april 1944 in Bedum vermoordde NSB’er Jannes Luitje Keijer, in een bruine jurk. Menco vertelde eerlijk dat zijn ouders nationaalsocialist waren en daarom nog een radio hadden en dat wij dat lied zo mooi vonden. De officier werd al week, maar wat zei die dochter van Keijer? ‘Alles quatsch’. Toen werden wij daar bij een groep van wel honderdvijftig man op de grond gelegd. De angst was groot: wat was ons voorland nu?”
Mishandelingen
De jongens waren er getuige van hoe een Nederlandse SD’er, Gevers uit Helpman, vergezeld door een angstaanjagende hond, een jongen uit Marum binnenbracht. Cees: “Die jongen was ontvlucht tijdens een transport en ze hadden zijn ouders gegijzeld en bedreigd. Daarom had hij zich vrijwillig gemeld. Gevers heeft die jongen voor onze ogen zo verschrikkelijk afgetuigd. En wij lagen daar maar. We waren met honderdvijftig man en we hadden die vent moeten ophangen! Maar dat ging niet, dat durfde je ook niet. Dat is mij wel blijven dwarszitten, dat wij niets voor die arme jongen deden.” Inmiddels had vader Tillema zich bij het Scholtenhuis gemeld en zijn politieke voorkeur kenbaar gemaakt. Menco zou vrijkomen, maar Tillema eiste dat ook de beide andere jongens werden vrijgelaten: alle drie of geeneen. En dat werd toegestaan.
Gedenksteen bij Be Quick
Kist met vis
Om hun dankbaarheid te tonen moesten de drie jongens van vader Tillema, die vishandelaar was, een kist vis naar het Scholtenhuis brengen. Cees Bouwman: “We werden daartoe verplicht, maar het viel ons zwaar daar weer naar toe te moeten. Op de fiets met een kist vis. In het Scholtenhuis zijn wij toen ergens beland waar wij niet hoefden te zijn, met die kist vol vis. En wie zat daar, als een skelet in een witte regenjas, zo diep in de baard? Benny Gernaat, een voetballer van Be Quick. Ik kende hem als voetballer en als vertegenwoordiger van Tiktak en ik schrok zo. O, hij was zo vreselijk toegetakeld en hij keek zo ongelukkig. Later ben ik nog eens gebeld door zijn verloofde en die vroeg: ‘U moet een van de laatste zijn die hem gezien heeft. Is hij ook mishandeld?’ Ach, ik kon het niet over mijn hart krijgen haar de waarheid te vertellen, dus ik zei: nee mevrouw, maar hij zag er wel slecht uit.” Van de verloofde hoorde Cees dat Benny Gernaat, drie dagen voor de bevrijding van Haren en Groningen, was gefusilleerd in Norg. Hetzelfde lot trof de Harener Hendrik Nagel.
Bij de bevrijding van Groningen staken de laatste SD’ers het Scholtenhuis in brand. Het brandde op 14 april 1945 volledig uit. SD-chef Robert Lehnhoff en verscheidene van zijn wrede collega’s werden na de oorlog ter dood veroordeeld.
Wil Legemaat voor de Harense Historische Vereniging Old Go
Dit artikel is gepub;iceerd in Haren de Krant 2010