Zevenkinderenwet

Zevenkinderenwet

 

Fiedeldidein, zei moeder Katrijn,
zaterdags moeten we netjes zijn!
Zaterdags moeten we in het bad,
zeven kinderen en een kat!
'k Zal ze boenen, 'k zal ze schrobben!
Twee pond soda in de tobbe,
Broekjes aan en schortjes voor,
't gaat in ene moeite door.

De bovenstaande tekst is een couplet van een gedicht in het boek ‘De spin Sebastiaan’ in 1966 geschreven door Annie M.G. Schmidt. Ook de afbeelding komt uit dat boek. Heeft dat verder iets met mijn verhaal te maken? Nauwelijks, maar ik zocht een illustratie bij een verhaal over de Zevenkinderenwet en dan moet je niet te kieskeurig zijn. In ieder geval wordt in het gedicht melding gemaakt van zeven kinderen.

Wat was de Zevenkinderenwet?
In de basis is de wet heel erg eenvoudig. De wet kent namelijk maar één artikel. Dat artikel luidt in de Nederlandse vertaling van een oorspronkelijk Franse tekst: “Elke huisvader van zeven levende kinderen mag één van de jongens aanwijzen, die, wanneer hij zijn 10e jaar zal voleind hebben, op staatskosten zal worden opgevoed op een staatsschool van hoger- of middelbaar onderwijs of op een kunst- of ambachtsschool”. De wet is vastgesteld door het Franse parlement op 19 januari 1805 volgens onze jaartelling. Maar in die tijd hanteert men in Frankrijk een jaartelling die begint bij de Franse revolutie en in die jaartelling is de datum 29 Nivose van het 13e jaar. Naar die datum staat de wet ook wel bekend als Wet 29 Nivose 13. Wat de aanleiding voor de wet was is niet duidelijk. Het is wat wij nu een initaitiefwet noemen, voorgesteld en vastgesteld door het parlement zelf. Geheel naar de waan van de dag.

Geldt de wet in Nederland?
Nadat keizer Napoleon Bonaparte in 1810 zijn broer Lodewijk Napoleon als Koning van Nederland heeft weggestuurd, wordt Nederland onderdeel van Frankrijk en wordt alle Franse wetgeving ook in ons land van kracht. Als na de Franse overheersing in 1813 het Koninkrijk Nederland ontstaat, wordt de Franse wetgeving niet afgeschaft. Bepaald wordt, dat deze blijft gelden, tenzij anders aangegeven. Geldt dat van kracht blijven ook voor de Zevenkinderenwet? De regering vindt van niet en wijst aanvragen om toepassing van de wet af. Dit gaat goed, totdat ene Cornelis Hoogland uit Den Haag dat niet pikt en naar de rechter stapt. En hij krijgt in mei 1846 gelijk van de Hoge Raad! De wet is niet ingetrokken en daardoor in Nederland gewoon van kracht.

Toepassing van de Zevenkinderenwet
Na de uitspraak van de Hoge Raad wordt Nederland wakker. Van alle kanten worden aanvragen ingediend om toepassing van de wet. De bonus bij een toewijzing van een claim is ook niet gering. Omdat het onderwijs als in de oorspronkelijke wet bedoeld in Nederland niet bestaat, bepaalt de Hoge Raad de vergoeding voor de zoon van Hoogland op acht jaar f.250,-. Geen geringe jaarlijkse uitkering. Het is ongeveer net zoveel als het hele jaarsalaris van de veldwachter in Haren. Na wat nieuwe procedures wordt de uitkering uiteindelijk terug gebracht op vier jaar f.250,-. Vanwege de hoge kosten voor de staatskas wil de regering de wet met terugwerkende kracht afschaffen, maar daar steekt het parlement een stokje voor. Vervolgens komt de regering met een nieuw wetsvoorstel, dat de intrekking behelst op de dag van afkondiging. Dat is voor het parlement acceptabel. Daardoor komt de wet met ingang van 2 april 1847 te vervallen. Maar dat betekent dus wel, dat een groot aantal aanvragen in behandeling moet worden genomen. Zo’n aanvraag voor toekenning van een bijdrage moet worden gedaan binnen drie maanden na de geboorte van het zevende kind en alle zes voorgaande kinderen moeten dan nog in leven zijn. Bij de aanvraag moet een zoon worden aangewezen, waarvoor vanaf het tiende jaar vier jaar lang f.250,- zal worden ontvangen. Als dit kind voor het tiende jaar overlijdt, wordt niets uitgekeerd. Voor het blad GroninGen van de Nederlandse Genealogische Vereniging, afdeling Groningen, heb ik in het laatste nummer (december 2020) een wat uitvoeriger artikel geschreven over de toepassing van de wet in de provincie Groningen. De bijlagen bij dat artikel zijn te raadplegen via http://ngv-groningen.nl/wp-content/uploads/bijlagen/Eppo%20van%20Koldam%20-%20Zevenkinderenwet.pdf. Ik zal me hier verder beperken tot de toepassing in de gemeente Haren.

Toepassing in Haren
Vanuit Haren worden twee aanvragen om een uitkering ingediend. Beide aanvragen worden toegekend. Geert Bolhuis is een van de aanvragers. Hij komt voor de toepassing van de wet met zijn hakken over de sloot. Uit zijn eerste huwelijk met Jantien Assies worden vier kinderen geboren, waarvan een dochter jong overlijdt. Uit zijn tweede huwelijk met Grietien Hemmes heeft hij tot eind 1846 twee kinderen. Dat maakt samen vijf levende kinderen. Maar dan bevalt zijn vrouw op 11 december 1846 van een tweeling. Twee meisjes, die nog blijven leven ook. Wat voor tweelingen in die tijd best bijzonder is. Bolhuis vraagt de uitkering aan voor zoon Geert Hemmes Bolhuis, geboren 18 maart 1845, uit zijn tweede huwelijk. Bij het voorstel tot intrekking van de Zevenkinderenwet heeft de regering onder andere aangevoerd, dat de wet ondoelmatig en onredelijk is, omdat de wet de gunsten niet beperkt tot het tegemoetkomen in de opleidingskosten van een kind van onvermogende ouders. Het criterium ondoelmatig lijkt zeker van toepassing op Geert Bolhuis. Hij behoort tot de rijkste inwoners van de gemeente Haren. Hij heeft in 1834 een nieuwe boerderij laten bouwen aan de Rijksstraatweg 10 te Haren. In 1849 wordt Geert Bolhuis assessor van de gemeente. Een benaming die daarna al snel wordt gewijzigd in wethouder. Hij zal deze functie uitoefenen tot mei 1883.

De tweede aanvrager, Willem Alberts Smid, vestigt zich in 1829 in Haren. Hij begint een smederij op het perceel dat later het adres Rijksstraatweg 142 krijgt (hoek Molenweg). Met zijn vrouw Aaltien Roelfs Smid krijgt Willem negen kinderen. Twee overlijden echter al op jonge leeftijd. Hun negende boreling Jan Smit op 13 januari 1847 is daarom in de telling de zevende. In 1847 zijn in leven de zoons Roelf (1830), Albert (1834), Willem (1843), Hendrik (1845) en de genoemde Jan (1847). Zoon Hendrik, geboren op 30 september 1845, wordt aangewezen voor de toepassing van de wet. Anders dan bij Geert Bolhuis is de uitkering aan het gezin Smid wel doelmatig. Zeker omdat vader Willem al in 1848 overlijdt, waardoor de uitkering ten goede komt aan zijn weduwe.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 24.

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl