Op 23 januari 1844 staat in de Groninger Courant het volgende bericht. “In het gehucht Onnen, onder het dorp Haren, ontstond den 16 dezer, des avonds omstreeks half elf, op het onverwachtst brand in de schuur van den landbouwer Geert Smit, die bedroevende gevolgen heeft opgeleverd. De eigenaar, aan den haard zittende te praten met eenen arbeider van hem, ontdekte op eens eene heldere vlam tusschen de reten van de deur der woonkamer, welke, zoo als bij meest alle boerenwoningen aldaar en in Drenthe plaats heeft, dezelve met de schuur verbindt. Dadelijk springen beide verschrikt op, openen de deur en zien, tot hunne ontsteltenis, het binnenste gedeelte der schuur reeds in volle vlam. De vrouw ontvlugtte met hare twee kinderen het gevaar, door uit het venster te springen. Het gekerm van het vee riep allereerst de hulp van beiden in. De arbeider snelt naar de koeijen en heeft het geluk twee derzelve te behouden. De boer ijlt naar den paardenstal, redt een paard en vliegt daarop de al feller en feller brandende woning op nieuws binnen, om, ware het mogelijk , nog meer te redden; doch keerde, helaas! niet weder terug. Nadat de woedende vlammen nagenoeg alles hadden verteerd, en men met klimmenden angst naar den vermisten eigenaar begon te zoeken, vond men hem eindelijk kort bij eene deur op eene afzigtelijke wijze verminkt, bijna half door de vlammen verteerd. De ongelukkige is het offer geworden van zijnen ijver en verstikt door den rook en den gloed van het vuur, vóór hij den uitgang weder konde bereiken. Men zegt, dat de brand is ontstaan door met het licht in de schuur te gaan om een kalf te voederen.”
De boerderij van Geert Smit stond aan de Koelandsdrift achter de percelen Dorpsweg 52/54. Op de luchtfoto heb ik de locatie aangegeven met een 1. Geert koopt deze boerderij in 1834 uit de nalatenschap van zijn oom (broer van zijn moeder) Hindrik Everts. In april 1842 verzoekt Geert om de boerderij af te mogen breken en op een ander perceel een nieuwe boerderij te mogen bouwen. Maar volgens de kadastrale gegevens was het daar in januari 1844 nog niet van gekomen.
Geert huwt in 1831 te Haren met Jantien Egberts, afkomstig uit Eelde. Zij krijgen in 1832 een dochter, genaamd Henderkje. Jantien overlijdt in februari 1842. Vervolgens hertrouwt Geert op 4 februari 1843 met zijn 30 jaar jongere huishoudster Sijchina Margaretha Kuiper, afkomstig uit Paterswolde. Uit dit huwelijk wordt op 1 september 1843 zoon Hindrik Smit geboren. Het waren dus Sijchina, Henderkje en Hindrik, die via een venster het brandende huis konden verlaten.
Na de brand vindt Sijchina onderdak bij haar vader in Paterswolde. Zij verkeert dan in armoedige omstandigheden, omdat zij “thans met haar kindje van 28 weken bijna van alles is beroofd, dewijl de overgeblevene onroerende goederen voor verreweg het grootste gedeelte toekomen aan het andere, door haren echtgenoot nagelaten en in eersten huwelijk verwekte kind”. Zij schrijft daarom een brief aan Gedeputeerde Staten van Groningen met het verzoek een collecte te mogen houden langs de huizen in de provincie Groningen, “teneinde op die wijze eenige gelden te verzamelen, opdat zij alzoo in staat zoude kunnen geraken zich voor haar en haar zoveel hulp behoevende kindje eene kostwinnig te verschaffen”. Gedeputeerde Staten vragen over dit verzoek advies aan het gemeentebestuur van Haren. Het gemeentebestuur geeft aan, dat niet kan worden ontkend, dat Sijchina getroffen is door een vreselijk ongeluk. Maar het gemeentebestuur is niet van oordeel, dat Sijchina groot financieel heeft geleden. “Geert Hindrik Smit met wien de requestrante gehuwd is geweest was een van die landbouwers, welke men in het dagelijks leven van meer gegoeden onderscheid door de bijnaam keuterboer, die gewoonlijk in het bezit zijn, zooals Geert Hindrik Smit ook werkelijk was, van twee of drie koeijen, een kalf, een schaap en een paard. Onder die keuterboeren was G.H. Smit een der gegoedsten, omdat hij zijn huis, schuur en land onbezwaard had. Bij deze woonde de requestrante als dienstmeid tot dat hij haar, die thans 21 jaar oud is, op den 4 februari 1843 op zijn 51 jarige ouderdom, huwde. Het ligt wel in den aard der zaak, dat de dienstmeid van een keuterboer, behoort tot de armoedigste klasse, zooals wij dan ook weten, dat zulks met requestrante voor haar huwelijk het geval was, en wij zouden geenszins aarzelen om het gedaan verzoek gunstig aan te bevelen, indien requestrante door de plaats gehad hebbende brand wederom even armoedig was geworden als zij vroeger geweest is, om haar langs dien weg eenige vergoeding voor het verlorene te doen bezorgen. Dit is echter geenszins het geval. De goederen van Geert Hindrik Smit, daaronder begrepen eene som van f.1.200,-, waarvoor zij met de directie van de brandwaarborgmaatschappij is overeengekomen om het huis enz. niet weder op te bouwen, zijn gewaardeerd op f.2.000,-, waarvan de requestrante uit kracht van de gemeenschap waarin zij met hem is gehuwd, de helft toekomt, terwijl zij ¼ in vruchtgebruik behoud, behoorende de laatste ¼ aan het kind uit het eerste huwelijk van Geert Hindrik Smit. Het komt ons alzoo voor, dat de requestrante met dat vermogen in verhouding tot haar stand en op haar leeftijd, ruimschoots in de gelegenheid is, om zich voor haar en haar kind eene kostwinning te verschaffen, en dat zij in zulke omstandigheden, hoe groot ook haar ondervonden ongeluk zijn mag, geen aanspraak op de openbare weldadigheid maken kan”.
Zo komt er geen toestemming voor Sijchina om een collecte te houden. Zij hertrouwt op 1 februari 1846 in Groningen met de schippersknecht Elle Knap. Op 11 oktober 1846 overlijdt ze. Waarschijnlijk in het kraambed. Hoe het met zoontje Hindrik Smit is vergaan, heb ik nog niet in beeld kunnen krijgen. Dochter Henderkje van Geert Smit wordt na de brand waarschijnlijk onder gebracht bij haar tante Aaffien Smit, die in een klein huisje vlakbij aan de Koelandsdrift (nu Koelandsdrift 6; zie 3 op de luchtfoto) woont. In 1854 trouwt ze met Jan Oosterveld. Samen met haar man doet ze vervolgens wat haar vader al van plan was: ze bouwt een nieuwe boerderij iets dichter naar de Dorpsweg toe (zie 2 op de foto). Deze boerderij krijgt later het adres Dorpsweg 52 en komt in 1960 in handen van Jacob Hekman. Begin deze eeuw verplaatst de familie Hekman het bedrijf naar het Zuidveld en wordt de boerderij Dorpsweg 52 afgebroken ten behoeve van woningbouw.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr 29.