In de notulen van de vergadering van de gemeenteraad van Haren van 18 maart 1852 lezen we het volgende. “Burgemeester en Wethouderen bragten ter tafel het bestek en de begrooting voor de begrinding van den weg van Haren, door Onnen tot de straat te Noordlaren. Waarop de voorzitter den raad voorstelde, dat het gehucht Onnen, een der aanzienlijkste en uitgestrektste der gemeente in de ontwikkeling van de landbouw verre achter stond in vergelijking tot andere deelen der gemeente, dat zulks toe te schrijven was aan den staat der wegen aldaar, welke gemiddeld zeven maanden van het jaar voor rijtuigen onbruikbaar waren, en dat het enig middel om die streek op te beuren en gelegenheid tot ontwikkeling der bronnen van welvaart aldaar aanwezig te geven, in het begrinden van den weg bestond en van overwegende behoefte was.”. De raad was het de voorzitter eens en dus werd conform voorstel besloten.
Maar met dat raadsbesluit was de weg nog niet begrind. Lange tijd zat het project vast op de financiering. Op zich niet zo verwonderlijk. Het ging hier om het eerste grote civiele project, dat door de gemeente Haren werd opgepakt. Na de Rijksstraatweg (in 1826 bestraat door het Rijk) en de Zuidlaarderweg (ca 1850 aangelegd door particulieren uit Zuidlaren) zou de weg, die we nu kennen als Jachtlaan, Onnerweg, Felland, Dorpsweg, Zuidveld en Lageweg, de derde verharde weg in de gemeente moeten worden. Het duurde nog bijna 20 jaar voordat de gemeente tot de aanleg van de weg over kon gaan. Pas in 1870 kregen de plannen concreet vorm. Om de aanleg van de weg te financieren zou op de weg tol gegeven moeten worden. De Harense landbouwer Lucas Bolhuis verklaarde zich bereid deze tol te pachten voor zes jaar voor het bedrag van f.800,- per jaar. Bovendien stelde hij niet als eis, dat er voor de tolgaarder een woning moest worden gebouwd. Wel moest de heffing van de tol worden beperkt tot één locatie tussen Haren en Onnen. Dat was een aantrekkelijk voorstel.
Om het aanbod van Lucas Bolhuis te begrijpen, moeten we terug naar mijn vorige column over de ‘Rondetende schoolmeesters’. Ik sloot die column af met het overlijden in 1844 van de nog jonge onderwijzer Roelf Weeman, die kort daarvoor met zijn vrouw Margaretha Rolina Hornhuis de woning Mottenbrink 1 te Onnen betrokken had. Roelf en Margaretha hadden samen een dochter en een zoon gekregen, maar deze waren kort na de geboorte overleden. Bij het overlijden van Roelf was Margaretha voor de derde keer zwanger en zo werd postuum Roelfs zoon Roelf Weeman jr. geboren op 2 december 1844. In 1850 hertrouwde Margaretha met de bovengenoemde landbouwer Lucas Bolhuis en verhuisde zij vanuit Onnen naar de boerderij van Lucas Bolhuis aan de Oosterweg (tegenover de Bolhuissteeg). In 1870 trouwde Roelf Weeman jr met zijn nicht Catharina Hornhuis. Door de pacht van de tol kon Lucas Bolhuis zijn stiefzoon een mooi baantje bezorgen en de woning Mottenbrink 1 (naast het ouderlijk huis van Catharina), die na het overlijden van de grootvader van Roelf Weeman jr was toebedeeld aan zijn moeder, lag dicht genoeg bij de tol om te kunnen fungeren als tolgaarderswoning.
Overigens werd de manier waarop de weg zou worden aangelegd niet door alle inwoners van de gemeente met gejuich ontvangen. Vooral van twee groepen in Haren kwam er oppositie. De eerste groep bewoners met bezwaren bestond uit de ingezetenen wonende ten zuiden van de Kerkstraat. Zij zouden door de aanleg van de weg naar hun oordeel “geheel verstoken blijven van de gunstige passage”, en stelden voor de weg via de Heide en Watersteeg aan te sluiten op de Rijksstraatweg. Bijna 100 jaar later kregen ze door de aanleg van de Hertenlaan hun zin, maar in 1870 werd hun suggestie afgewezen.
Het tweede bezwaar kwam van een grote groep middenstanders en fabrikanten uit het dorp Haren. Op de weg zou slechts één tol komen en wel tussen Haren en Onnen. De inwoners van Onnen zouden dus moeten betalen voor een tocht naar Haren, maar konden gratis naar Noordlaren. De Harenaars vreesden hierdoor een gevoelig omzetverlies. “De ingezetenen van Onnen hebben tot heden de cichoreiwortels, een der hoofdproducten dezer gemeente, naar hier vervoerd, ten einde te worden gedroogd, en tot het malen van granen steeds gebruik gemaakt der molens van Haren, de herstellingen aan voertuigen en gereiden, zoomede het beslag van paarden aan voorschreven ingezetenen behoorende geschiedde steeds als het ware in de kom van het dorp, eveneens was het tot heden het geval met den aankoop van winkelwaren, het maken van verteringen in koffijhuizen, enz. Door het plaatsen van een tolboom nabij het Velland zullen de ingezetenen van Onnen zich in het vervolg tot voorschreven einde begeven naar Noordlaren, ten einde geen tol te betalen en zullen dientengevolge de adressanten zijn verstoken van het voordeel, dat zij van de ingezetenen van Onnen tot heden hebben genoten, en voordeel, dat met het oog op de toenemende sterkte der bevolking daar ter plaatse aanzienlijk is te noemen”. Ook dit bezwaar mag niet baten. De gemeente heeft al afspraken gemaakt met Lucas Bolhuis en de verplichting om de tol op twee punten te heffen zal leiden tot veel hogere exploitatiekosten en dus een lagere pachtopbrengst, waardoor de aanleg van de weg onmogelijk wordt.
In 1876 wordt duidelijk, dat Lucas Bolhuis het contract voor de pacht van de tol niet zal verlengen. De gemeente moet nu dus wel gaan zorgen voor een tolgaarderswoning. Daartoe wordt een perceel grond gekocht. Maar dan doet de heer Carel Coenraad Geertsema (eigenaar van het zomerverblijf Huize Esserberg) het aanbod tot koop van een boerderijtje gelegen aan de weg (huidig adres Onnerweg 49). Dit boerderijtje is in 1861 gebouwd door de Landhuishoudkundige school ten behoeve van de praktijkdocent van de school. Geertsema heeft het bij de liquidatie van de school in Haren in 1872 gekocht. Het aanbod van de heer Geertsema is zo aantrekkelijk, dat de gemeente de aankoop van het perceel grond annuleert en zaken doet met Geertsema. Zo verhuist de tolgaarderswoning in 1877 van Mottenbrink 1 in Onnen naar Onnerweg 49 in Haren.
Op de foto de woning Mottenbrink 1 te Onnen.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 34.