Wij woonden aan de Waterhuizerweg, schuin tegenover de Tuindorpschool. Achter ons huis was de spoorlijn en de Harener Wildernis.
Vader was seinhuiswachter op Post T: de overweg Onnen, bij de uitgang van het rangeerterrein. De post werd bemand door een treindienstleider, een seindienstwachter en een rangeerder. Ik kwam er vaak, ging tussen de middag eten in het seinhuis. Vader at daar altijd, ook als hij tot twee uur moest werken en dan moest ik meteen uit school op de fiets naar hem toe met een tas warm eten. Het was een modern seinhuis met automatische apparatuur, want Post T was een proefgebied. Ik was een jongetje van tien jaar en heel erg trots op mijn vader.
10 mei 1940
Op 10 mei 1940 werd ik heel vroeg wakker van gedreun, om een uur of vier, het was al licht. In het Oosten van Groningen werden de bruggen opgeblazen, dat kon je in Haren vernemen. De ramen rammelden in de kozijnen. Vader had nachtdienst en hij kwam even na zessen thuis. Hij zei: “Het is mis. De Duitsers zijn binnengevallen”. Hij had het gehoord van de seinposten uit Winschoten en Nieuweschans, waar al gevochten werd, ze hadden allemaal verbinding met elkaar. De spoorwegen hadden goede verbindingen. Beter dan het leger zelf. Het was erg slecht gesteld met de uitrusting van ons leger. De militairen hadden gebruik moeten maken van de verbindingen van de spoorwegen, vind ik. Vader zei dat hij weer terug ging naar de seinpost. Moeder begreep dat niet. “Je bent nu toch vrij”, zei zij. “Nee”, zei vader ernstig, “nu is er niemand meer vrij”. En hij vertrok, want hij had een opdracht. Maar dat wist ik toen nog niet. Je begrijpt het als kind niet. Bang was ik niet. Ik liep om acht uur op straat, het was vrijdag voor Pinksteren en ik dacht: moeten we nu naar school? Maar er is geen school geweest die dag. Er gebeurden heel andere dingen.
Nieuwe schoenen
Voor hij wegging zei vader tegen mijn moeder: “Je gaat direct met de jongens –ik had een broer die acht jaar ouder was- naar de schoenwinkel en je koopt ze elk twee paar schoenen, nu kan het nog.” Dus wij naar de Kerkstraat, daar zat zo’n klein schoenenwinkeltje en daar was het toch druk. Die man had nog nooit zoveel klanten gehad, hij zei: “Als het zo blijft, heb ik om vijf uur geen schoenen meer.” We kochten ze op de groei, je was al blij dat je ze krijgen kon. Vader wist dat uit WOI: er komt niks meer binnen, je raakt afgesloten en de Duitsers halen alles weg. Vader was een nuchtere man en hij had het goed gezien, bleek later.
Vernietiging
Vader kwam ’s avonds pas weer terug. In de seinhuizen lagen enveloppen die moesten worden geopend bij de Duitse inval. Daarin zaten opdrachten. Post T kreeg de opdracht alles te vernietigen. Vader en zijn collega’s hebben alles waar zij zo trots op waren in de brand gestoken, ze reden de locomotieven achterover in de draaischijf. Een grote vernietiging. De loodsen werden in brand gestoken en het seinhuis ook, dat leverde gigantisch veel rook. Dat duurde de hele dag. Het moet voor vader iets verschrikkelijks geweest zijn.
Wat mij het meeste aangreep was wat er bij het oude station Haren gebeurde. Daar reden de machinist en de stoker naar toe met een locomotief met vijf wagens antraciet en cokes ervoor. De locomotief werd opgestookt tot hij volle druk had en toen hij eenmaal reed, sprongen de mannen er af en daar ging de locomotief: op volle snelheid bij ons langs en toen volgde de klap. Dat was wat voor vader en voor mij ook. Ik stond bij het spoor en toen kwamen de machinist en de stoker er aan en de machinist huilde. Met een tasje liepen ze achter de locomotief aan en hij huilde. Dat was zo erg, dat heeft mij verschrikkelijk aangegrepen.
Wil Legemaat voor de Harense Historische Vereniging Old Go
Dit artikel is gepubliceerd in Haren de Krant 2010