Het personeel van de Nederlandse Spoorwegen bleef, net als het politiepersoneel en de ambtenaren, gewoon in dienst nadat Nederland bezet was door de Duitsers. Aan de oproep om mee te doen aan de april-meistaking in 1943 gaven NS-medewerkers geen gehoor. Het standpunt was dat een staking door de hele organisatie gedragen moest worden en dat een oproep tot staking afkomstig zou moeten zijn van de Nederlandse regering in Londen. Op 17 september kwam er zo’n oproep via radio Londen. Op het codebericht ‘De kinderen van Versteeg moeten onder de wol’ reageerden 30.000 spoorwegmedewerkers: het werk lag volledig stil. Verscheidene spoorwegfamilies in Haren waren bij deze staking betrokken.
Familie Tingelaar
De vader van Pie Tingelaar was wagenmeester bij de werkplaats in Onnen. De familie Tingelaar woonde in een huis van de Spoorwegen aan de Tuindorpweg.
Moeder was van oorsprong een Duitse en zei had het erg moeilijk met de situatie in haar vaderland. De oorlog in Nederland zou zij niet meer meemaken: in 1939 overleed ze aan een hartaanval.
Pie herinnert zich de dag van de staking nog goed. Het verbaasde niet dat vader meedeed aan de staking: hij was een echte antinazi en had het erg moeilijk gehad met de medewerking aan het vervoer van Joden. Vader zei tegen moeder Marie, zijn nieuwe partner: “Ik doe er niet meer aan mee.” Hij vertrok, met een geel koffertje onder zijn snelbinders, om te gaan onderduiken. “Jullie mogen mij niet nakijken,” zei hij tegen de kinderen, “de kant die ik ga, is toch ook niet de weg die ik ga”. Tot de bevrijding zouden ze hem niet terugzien. De impact van de totale spoorwegstaking was enorm. Al gauw kwam het advies dat alle gezinsleden moesten onderduiken. Moeder Marie vond een adres in Hoogezand, Pie in Groningen en haar jongere broer werd bij een boer ondergebracht.
Pie was 23 jaar, zij werkte op kantoor bij Hooghoudt en kon onderduiken in het huis van de familie Laméris aan het Nieuwe Kerkhof, vlakbij de Ossenmarkt in Groningen. Mevrouw Laméris was vertegenwoordigster bij Hooghoudt. Pie zat een half jaar op een zolderkamertje achter een boekenkast verborgen. Ze tikte de uren om met lezen en puzzelen. ’s Avonds om tien uur werd ze even ‘gelucht’. Hooghoudt betaalde haar salaris gewoon door en van het plaatselijk verzet kreeg Pie bonkaarten. In maart kwam er bericht van het verzet dat de Duitsers het huis van de familie Tingelaar aan het leeghalen waren. Pie en moeder Marie zijn toen teruggegaan. Na de oorlog kwam vader terug, met een ernstig spraakgebrek, dat nooit meer overging. Hij zette zich met het hele gezin aan tafel, vertelde in het kort iets over het onderduiken. Hij had zich al die maanden verborgen gehouden onder de garage van Bolt en Gorter in Groningen. Nadat iedereen kort iets over zijn of haar onderduikellende had verteld, zei vader: “Vanaf nu wordt hier nooit meer over gepraat.” En daar hielden alle gezinsleden zich aan.
Familie Burema
De vader van de 14-jarige Bertus Burema was seinhuiswachter op Post T. Hij kwam op die 17e september al snel weer thuis en pakte het koffertje, dat hij al een tijdje had klaarstaan. Hij kon niet vertellen waar hij heenging. Later hoorde Bertus dat er ergens een man met een fiets stond en zodra die op de fiets stapte, moest vader hem volgen. Vader Burema dook aanvankelijk onder in een huis aan de Westerse Drift. Het gezin kreeg de raad ook weg te gaan. Na een nacht bij de buren vertrokken de Burema’s naar de Barestraat in Groningen, waar een zuster van vader woonde. Onder dat hooggelegen huis was een flinke kruipruimte; je kon er bijna rechtop staan. Al snel kwam vader ook naar het huis in de Barestraat, waar hij in de ruimte onder het huis verborgen werd. Na een tijdje kwam er bericht van het verzet dat het gezin weer naar huis kon; vader bleef in de kruipruimte achter.
Na enige tijd moest het gezin Burema de woning aan de Waterhuizerweg verlaten. Er werden spoorwegmensen in gehuisvest. Via de ondergrondse kregen zij een woning aan de Tuindorpweg. Daar verscheen vader op een middag, op de fiets, met klompen aan. In de kamer werd een luik gemaakt. Overdag was vader wel in huis, met de vitrage dicht. Zodra er gevaar dreigde, verdween hij spoorslags onder de grond. Zo haalden de Burema’s de bevrijding. Na de oorlog ontving vader Burema een penning ter herinnering aan de spoorwegstaking.
Wil Legemaat voor de Harense Historische Vereniging Old Go
Dit artikel is gepubliceerd in Haren de Krant in 2010