Lieneke Holle groeide op aan de Westerse Drift. Toen de oorlog uitbrak, was zij zeven jaar.
De Duitse inval
In de ochtend van 10 mei 1940 werd ons hele gezin van zeven personen om een uur of vijf opgeschrikt. We moesten ogenblikkelijk het huis uit, want de brug aan de Meerweg zou worden opgeblazen. Aan de Rijksstraatweg vonden we onderdak, boven het pand waar tot voor kort wasserij Gerners zat. Er was daar maar een tweepersoonsbed beschikbaar. Voor zeven personen! Dat bed was er niet op berekend: we zijn erdoor gezakt. Overdag kwamen de Duitsers over de Rijksstraatweg, met gasmaskers op. Zoiets had ik nog nooit gezien, ik werd vreselijk bang en wilde mijn ouders wel bij het raam wegtrekken.
Benny Blocq
De kinderen van de Westerse Drift speelden met die van de Wilhelminalaan. We speelden vaak op het stuk land achter de Wilhelminalaan aan de zuidkant, daar staat nu de St. Nicolaasschool. Op nummer 9 woonde Benny Blocq, hij zat in de klas bij mijn zusje. Hij had nog een klein broertje: Freddy. Benny en zijn vader voetbalden bij Be Quick en vader Blocq zorgde voor echte doelpalen met een net erin, voor de buurtkinderen.
Op een dag was deze familie weggevoerd. Omdat ze Joods waren, maar dat wisten wij toen helemaal niet. Wij vonden het verschrikkelijk en onze ouders konden ons er geen duidelijkheid over geven. Het was zo’n sympathieke familie, echt mensen met liefde voor kinderen. Al gauw daarna werd het huis leeggehaald en toen kwam er een NSB-familie wonen. Ook die mensen hadden kinderen, maar die werden door ons volledig geboycot. Achteraf heel erg dat we dat deden, maar wel begrijpelijk.
Familie Hart Nibbrig
Tegenover de familie Blocq woonde de familie Hart Nibbrig, familie van de bekende schilder Ferdinand Hart Nibbrig. Mevrouw Hart Nibbrig kwam oorspronkelijk uit Danzig. Het was een zeer welgestelde familie, met een gouvernante en twee butlers in rode jasjes. De kinderen, Nand en Christel, een paar jaar ouder dan ik, waren heel vaak alleen thuis met de gouvernante en de butlers. Hun ouders waren soms wekenlang van huis. Mijn broertje, zusje en ik speelden er vaak. Na de oorlog hoorden we dat de butlers ondergedoken jongens waren. De ouders deden verzetswerk en waren daarom zo veel van huis.
School
Wij zaten op de lagere school in de Kerkstraat, maar die werd gevorderd. Toen zaten we een tijdje in de L-vormige woonkamer van tandarts Wessels Boer in de Julianalaan. Als je in de poot van de L zat kon je het bord niet zien. Ook hadden we een poosje les in de etalage van Dirk Smid (nu Molenkamp) en in de consistorie van de Hervormde kerk. In de oorlog zag je als kind soms dingen die diepe indruk maakten, maar waar je niet over praatte met je ouders. Zo was er om de hoek een man die er niet meer tegen kon en die zich ophing aan de perenboom in de tuin. Ik zie hem nog hangen tussen de perenbloesem. Bij de GDS-garage die gevorderd was door de Duitsers, lag militair wapentuig. De Tommies beschoten die garage geregeld vanuit de lucht. Na zo’n beschieting gingen de kinderen er kogels zoeken, patroonhulzen. Dat mocht natuurlijk niet. Bij zo’n zoektocht zagen mijn zusje en ik een dooie Duitser half uit een eenmansputje hangen. Zijn halve onderlichaam lag eruit. Daar kon je thuis niet over praten, want je mocht daar niet komen. Aan het eind van de oorlog speelden we op het landje, waar nu de St. Nicolaasschool staat en toen kwam er een vliegtuig laag over. Tot onze grote schrik begonnen ze te schieten op een Duits konvooi van militaire voertuigen dat over de Rijksstraatweg reed; je kon de piloten zien zitten. Wij doken achter de houtwal, dat had moeder aangeraden. Maar we moesten van moeder ook om onze kleren denken en overal lag prikkeldraad. Bij de bevrijding zag je de gekste dingen die dienstboden en vrouwen zonder man met de bevrijders deden. Wij kregen geen begeleiding, moesten alles zelf maar zien te verwerken. Zo was dat in die tijd.
Wil Legemaat voor de Harense Historische Vereniging Old Go
Dit artikel is gepubliceerd in Haren de Krant in 2010