Behalve voor de Joodse mensen veranderde het dagelijks leven van de meeste Hareners in de eerste oorlogsjaren niet ingrijpend. Door distributie en andere beperkende maatregelen was de vanzelfsprekendheid aangetast, maar voor het overige gingen de meeste mensen gewoon naar hun werk, naar school, sport of vereniging. Duitsers waren in Haren zelf nauwelijks actief. Wel waren de leidinggevenden uit het Scholtenhuis gehuisvest in enkele villa’s aan de Rijksstraatweg.
In het voorjaar van 1943 keerde het tij. Aanvankelijk in positieve zin: het zag ernaar uit dat de oorlog gauw afgelopen kon zijn. De Russen hadden de Duitse opmars niet alleen tot staan gebracht, zij heroverden hun steden en namen vele Duitsers krijgsgevangen. Onder druk van de omstandigheden verhardde de houding van de Duitse bezetter. Er werd fanatieker jacht gemaakt op ondergedoken Joden en op onderduikers, en er werd genadeloos afgerekend met verzetsmensen. Deze periode werd ingeluid door de april-meistaking.
De april-meistaking
Op 29 april 1943 kwam de bekendmaking dat alle oud-militairen die in mei 1940 krijgsgevangen waren genomen, zich moesten melden om opnieuw in krijgsgevangenschap te worden genomen en vervolgens afgevoerd te worden naar arbeidsplaatsen in Duitsland. De achtergrond hiervan was het vergroten van het arbeidspotentieel in Duitsland, maar ook, en misschien wel vooral, de angst dat de Nederlandse jongens zich zouden aanmelden bij de geallieerden om tegen de Duitsers te gaan vechten.
Het ging landelijk om 300.000 jonge mannen, uit alle lagen van de bevolking. Als reactie op deze maatregel brak in Nederland spontaan een golf van wilde stakingen uit: de april-meistakingen. Vooral in de fabrieken van Twente, in de mijnstreek van Limburg en op het platteland van Noord- en Oost-Nederland werd veel gestaakt. Boeren weigerden hun melk aan de melkfabrieken te leveren, vandaar de naam ‘melkstaking’.
De reactie van de bezetter was hard en meedogenloos: het Polizeistandgericht werd ingevoerd. Stakers konden zonder enige vorm van proces worden gefusilleerd. Zeker tachtig mensen werden gedood, van wie zestig in de drie noordelijke provincies. Mede door de ongekend zware represailles werd na 3 mei 1943 nergens meer gestaakt. Om aan hernieuwde krijgsgevangenschap te ontkomen, moesten honderdduizenden jonge mannen onderduiken. Dit leidde tot de bloei van de Landelijke Hulp aan Onderduikers (LO) en daarmee tot georganiseerd verzet.
Appèlbergen
Vierendertig slachtoffers van de april-meistaking werden in het geheim begraven op het militair oefenterrein Appèlbergen in Glimmen. De vader van Jaap Bakker uit Haren, Gerrit Jan Bakker, was in die periode aangesteld om het militair oefenterrein in Appèlbergen te bewaken. Op maandag 3 mei 1943, tegen vijf uur in de middag, zag hij een gesloten vrachtauto met Duitse militairen aankomen. Bakker werd geroepen, zijn bewakingsbewijs werd gecontroleerd en hij werd weggestuurd. De plaats waar de auto stond, had hij in zijn geheugen gegrift.
De volgende dag trof Bakker de Harense politiemannen Akkerman en Habing aan, die van hem wilden weten of hij iets gezien had. Bakker vertelde van de Duitse auto en beloofde de agenten hen op de hoogte te houden van wat hij in het natuurgebied zou vinden. Al snel vond hij twee vaten waarin ongebluste kalk had gezeten en vlakbij de plaats waar de Duitse auto gestaan had, vond hij een gegraven vierkant gat waar nog stukjes ongebluste kalk bij lagen.
Een dag later leidde hij Akkerman en Habing naar die plek. Akkerman wilde het graf openen, de lijken opgraven en er foto’s van maken, maar Habing en Bakker weigerden hun medewerking uit angst voor moeilijkheden met de Duitsers. Na de oorlog, eind november 1945, is het graf op aanwijzingen van Akkerman gevonden. Er werden negentien lichamen aangetroffen.
Zoektocht
De familieleden van de vijftien niet gevonden slachtoffers hebben alles in het werk gesteld om duidelijkheid over het lot van hun verwanten te krijgen. Nadat uit Duitse getuigenverklaringen was gebleken dat ook deze vijftien mannen in Appèlbergen waren begraven, is op verschillende manieren geprobeerd de lichamen op te sporen. In 1993 speurde een groep studenten en medewerkers van de TU Delft dertien hectare met grondradar af, na verkenningsvluchten door een F-16 met infraroodapparatuur. Zonder resultaat.
Monument
Op 3 mei 2004 is in Appèlbergen een monument onthuld ter nagedachtenis aan de vierendertig slachtoffers van de april-meistaking. Elk jaar op 3 mei wordt er een herdenkingsbijeenkomst gehouden. Op twee gedenkplaten staan de namen van respectievelijk de negentien gevonden en de vijftien vermiste personen.
Wil Legemaat voor de Harense Historische Vereniging Old Go
Dit artikel is gepubliceerd in Haren dé Krant in 2010