Haren was vroeger een agrarische gemeente waar weinig of geen industrie te bespeuren viel. Geen wonder dat A.J. van der Aa in zijn Aardrijkskundig Woordenboek van 1839 er enthousiast melding van maakte dat er in Haren een zeepfabriek stond die harde witte zeep maakte en die ‘uitstekende waar’ leverde. Wat is de geschiedenis ervan en waar stond die fabriek, die ‘met grote kosten was opgerigt, niet alleen wegens de menigvuldige gebouwen, welke er toe behoorden, maar ook wegens een vrij lang kanaal, hetwelk van de fabriek naar het Hoornsche Diep opzettelijk was gegraven?’
Een koopman uit Doetinchem: Bernardus Lambertus Coninck Boddendijk, had in Doetinchem met zijn zwager Ketjen een firma opgericht, die een branderij opzette, waar met graan en aardappels -beide ook in de streek rond Haren te vinden- en brandstof -turf-, welk ook in Haren voorradig was, aardappelmoutwijn en -brandewijn werd gemaakt. In Doetinchem ondervond men tegenslagen en Coninck Boddendijk dacht daarom dat een verhuizing naar Haren hem betere opbrengsten kon geven. In 1834/35 was het zo ver. Hij had van de landbouwer Willem Abbring in Hemmen grond gekocht. Hij bouwde daarop zijn branderijen, nam medewerkers aan en liet ook medewerkers uit Doetinchem overkomen. Het werd een heuse industriële nederzetting, daar in Hemmen. Boddendijk liet er een villa bouwen: Buitenzorg. Hij woonde er met zijn vrouw en een nichtje, dochter van een overleden zuster van zijn echtgenote.
Ook hier liep de productie echter niet zo goed als de ‘baas’ wilde. Bovendien was er in Foxham, door gebroeders van Lennep een fabriek van aardappelmoutwijn gesticht, en ook Willem Albert Scholten was met zijn aardappelmeelfabriek in Foxhol op de markt gekomen. De aardappeloogst was niet constant groot, dat maakte de spoeling dun! In 1839 was het nodig er verbetering aan te brengen. Boddendijk vond nieuwe partners (met geld) in Egbert David van Lennep (de vader van de gebroeders) en Theodorus Lodewijk Jorissen- een particulier uit Amsterdam. Een nieuwe firma werd opgericht, een octrooi voor het maken van zeep gekocht, een zeepzieder uit Doetinchem gehaald en de zaak kon een herstart maken. Dat was het moment waarop van der Aa langs kwam voor het ‘artikel’ in zijn woordenboek.
Helaas hielp het allemaal niet, ook de affaire in zeep werkte niet, vader van Lennep trok zich terug, wilde niet concurreren met zijn zoons, en het hele complex werd oktober 1841 openbaar geveild. Daarmee was een einde gekomen aan deze poging tot industrie in Haren.
Waar stond de fabriek en is er nog wat van over?
Als je op de Rijksstraatweg met de rug naar de Botanicuslaan gaat staan, zie je aan de overzijde een lege plek tussen de villa Vogelhorst en de boerderij Laankamp. Aan de linkerkant, naar het Hoornse Diep / Noord Willemskanaal toe, stond het fabriekscomplex bestaande uit diverse gebouwen. Op het kadastrale kaartje dat bij de verkoop in 1839/1841 hoort, staan de verschillende gebouwen aangegeven: no. 1281 geeft de zeepfabriek aan, en zo zijn er meer gebouwen te noemen. Ook het gegraven kanaal is aangegeven. Dat alles is afgebroken, er staat niets meer van overeind. De eigenaar van de boerderij Laankamp, dhr. Van Hemmen heeft met het kaartje in de hand hier en daar in de grond gespit, en vond resten van stenen, etc. Er is dus waarschijnlijk tot in de grond afgebroken. Op de foto van Google Earth vind je ook niets meer terug, uitgezonderd het kanaal, waarvan een gedeelte is gedempt. Vergane glorie ! Wel te zien zijn de contouren van de grachten van het eerste ‘Huize Hemmen’, maar dat is een ander verhaal.
Is er dan helemaal niets meer dat aan de zeepfabriek herinnert? Geen stukje zeep, geen fles of kruik aardappelmoutwijn of brandewijn is er, voor zover bekend, over.
Wie kocht dan alles? Jawel, met behulp van de ‘stromannen’ kocht Lodewijk Theodorus Jorissen, een van de firmanten, die in 1839 getrouwd was met Maria Sara Gasinjet alle gebouwen etc.
Wat hield Haren er aan over?
- Bewoners van Huize Buitenzorg: dezelfde heer L. Th. Jorissen, de latere burgemeester van Haren (1852-1893) met zijn gezin.
- De familie Coninck Boddendijk-Ketjen keerde naar Doetinchem terug.
- Het gezin Vels keerde ook terug naar Doetinchem, met uitzondering van de enige zoon: Derk Jan Vels, (1821-1895) die in Geessien Nijdam (1822-1902), een huwelijkspartner had gevonden en in Haren stamvader van een grote familie Vels werd.
- De familie Stolberg vond ander emplooi in de provincie en woonde later in Slochteren.
- De families Aalbers en Masselink keerden terug, respectievelijk naar Silvolde en IJzervoorde. De familie Peters vond werk elders in de provincie.
- Alleen voor Rudolf Aalbers, geboren op 12 maart 1839 bleef er een bijzonder verhaal over. Hij was als enige, van het hele gezin Aalbers, geboren in Hemmen, onder Haren. Hij overleed als timmerman in Gendringen (Gld.) in 1915.
Roelof van Wijk