Hotel Appelbergen

Als 1 mei 1870 de spoorlijn van Groningen naar Meppel in gebruik wordt genomen, is ook het station De Punt aan de huidige Parallelweg nabij de Oude Schoolweg in Glimmen gereed. Een ideale locatie voor een koffiehuis annex café. De eerste die dat begrijpt is de in Glimmen geboren Geert Mulder. Hij koopt in 1869 een stuk grond aan de Zuidlaarderweg en bouwt daarop een woning annex koffiehuis. We kennen dit etablissement nu als de brasserie De Kastanjehoeve.

Maar er zijn meer kapers op de kust. Cornelis Albronda woont vanaf 1866 wat verder naar het zuiden aan de Zuidlaarderweg. Hij is timmerman van professie. In ieder geval vanaf 1882 is hij daarnaast ook herbergier. Zijn café zal later bekend staan als het – inmiddels afgebroken -café Blankeweer in de knik van de Zuidlaarderweg bij de ingang naar het landgoed De Poll. Ik schreef over dit pand eerder al een column (zie www.oldgo.nl). In 1892 koopt Cornelis Albronda een klein perceel grond recht tegenover het station. Hierop bouwt hij vervolgens een woning annex koffiehuis.

De exploitatie van het nieuwgebouwde koffiehuis laat Cornelis Albronda over aan Jacob Heise. Deze is van beroep kleermaker en is in 1895 vanuit Amsterdam naar Glimmen gekomen. Of hij toen direct in het nieuwe pand van Cornelis Albronda is komen wonen, betwijfel ik. Ik denk dat dit een paar jaar later gebeurde. De eerste vermelding van het koffiehuis die ik vond is de volgende aankondiging in het Nieuwsblad van het Noorden van 16 november 1898: “Algemeene Vergadering van de leden der IJsclub ‘Glimmen’ te Glimmen, ten huize van den heer Heise, op Zaterdag den 19 November, des avonds om 7 uur”. Als Anna Timmerman, de vrouw van Cornelis Albronda op 21 februari 1900 overlijdt, komt het binnen de familie tot een boedelscheiding en wordt schoonzoon Willem Rumph, bakker te Beilen, de eigenaar van het pand. Gevolgen voor de exploitatie heeft dat niet. Dat is wel het geval als Heise verhuist naar een nieuw pand, net ten oosten van de spoorlijn. Dit is het in 1933 afgebrande café Bellevue. Overigens is Heise dan alweer verhuisd. Vanaf 1919 is hij eigenaar van café Centraal op de hoek van de Rijksstraatweg en de Nieuwe Kampsteeg in Glimmen. Ook over Bellevue scheef ik eerder een column (zie www.oldgo.nl).

Na het vertrek van Heise verkoopt Willem Rumph het koffiehuis bij het station. Een aantal eigenaren en exploitanten volgen elkaar dan op. Bijvoorbeeld Conraad Meijer in 1910. Hij wordt in de aankoopakte vermeld als kastelein, maar ik vermoed dat hij ook een functie bij de spoorwegen heeft gehad. De grote verandering volgt in 1920. Lucas van Hemmen wordt dan de nieuwe eigenaar. Hij is dan net door brand zijn café De Haardermolen (ook wel bekend als café Witteveen) op de hoek van de Rijksstraatweg en de Viaductweg (nu locatie huize Vreeburg) kwijtgeraakt. Deze Lucas van Hemmen was een kleurrijke figuur die zich op latere leeftijd graag liet aanleunen dat hij de bekende ‘ome Loeks’ was en erin slaagde veel Groningers te doen geloven dat dat echt zo was. Zie over hem mijn column ‘Harense Loeks’ op www.oldgo.nl. Van Hemmen kreeg op 16 augustus 1920 bouwvergunning om het oude koffiehuis af te breken en een nieuw hotel te bouwen. Dat is het hotel Appelbergen op de foto.

Op zijn nieuwe locatie pakt Van Hemmen de zaken groots aan. Hij richt zich niet alleen op de ‘normale’ treinreizigers, maar speelt ook in op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Men krijgt meer tijd om andere dingen te doen dan werken, het toerisme is geboren. En wat is leuker om op je vrije dag te doen dan een tochtje per trein of tram naar de Appelbergen. Uiteraard te beginnen met een aangename verpozing bij het hotel Appelbergen inclusief speeltuin, ezeltje rijden, etc. Behalve hotelier blijft Van Hemmen ook een paardenman. Veel paardenliefhebbers weten hem ook op zijn nieuwe locatie in Glimmen te vinden. Van Hemmen droomt van verdere uitbreiding. Hij koopt in oktober 1924 het terrein Mosterdpot aan de Hoge Hereweg met de bedoeling daar een kiosk te plaatsen en het omliggende terrein in te richten als speeltuin. De gemeente weigert echter mee te werken aan zijn plannen. De reden is mij niet duidelijk. Of wilde de gemeente geen concurrentie met de door de gebroeders Harms in hetzelfde jaar op een naast de Mosterdpot gelegen perceel opgerichte kiosk Appelberg (het huidige paviljoen Appelbergen)? Voor Van Hemmen is de lol eraf in Glimmen. Hij biedt op 16 januari 1926 zijn pand te koop aan: “Het Hotel-Pension "Appelbergen" voorzien van hotelvergunning, met grooten speeltuin, serre, garage, tuigenkamer met betonvloer, en bijgebouw, waarin 5 paardenboxen, een en ander op gunstigen stand en in boschrijke omgeving, staande tegenover 't station de Punt, en aan het eindpunt der electrische tramlijn Groningen-de Punt”. Met de verkoop wil het echter niet vlotten.

Pas in 1932 vindt Lucas van Hemmen in Eibertus Maathuis een volgende eigenaar. Ook hij is een paardenman. De exploitatie door Maathuis is echter geen succes. De sluiting van het station zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Hij kan zijn financiële verplichtingen niet nakomen en daarom volgt op 8 februari 1936 een executoriale verkoop. Die verkoop levert een verrassende eigenaar op: Reurt Hazewinkel, eigenaar/uitgever van het Nieuwsblad van het Noorden. De connectie met de paardensport zal zeker aanleiding geweest zijn voor de koop. Hazewinkel verhuurt het hotel namelijk aan Johannes Caspers. Een man met een grote naam als het om de paardendressuur gaat. Caspers organiseert veel activiteiten in het hotel en neemt actief deel aan het sociale leven in Glimmen. Zo bericht het Nieuwsblad van het Noorden op 8 januari 1937: “Gisteravond had ter eere van Prinses Juliana en Prins Bernhard een Oranjefeest plaats in het hotel Appelbergen van den heer Joh. Caspers te Glimmen. Voor dezen avond was geëngageerd een duo en een buikspreker. Het zeer talrijke publiek verkeerde in een echte feeststemming. Alle plaatsen waren uitverkocht, terwijl er na afloop een zeer geslaagd bal was”.

Toch redt ook Caspers het niet. In 1940 neemt Albertus Bosscha het stokje nog kort over, maar deze ziet al snel meer mogelijkheden in Norg dan in Glimmen. De exploitatie als hotel is niet rendabel meer. De volgende advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden van 24 december 1941 maakt duidelijk wat de nieuwe bestemming wordt: “Huize Appelbergen. Wij vestigen uw aandacht op dit tehuis, waarin verzorging kunnen genieten hulpbehoevende alleenstaanden en onmaatschappelijken, demente personen en zij die op dieet moeten leven. Eenvoudige degelijke huisvesting. Lichte verpleging. Zoowel mannen als vrouwen en echtparen worden opgenomen. Inlichtingen bij den verplegend bestuurder: Broeder L. Venema, Oude Schoolweg 3 te Glimmen”. Het huis maakt dan waarschijnlijk al deel uit van de Vereniging Protestantsch Christelijk Tehuis ‘Morgenlicht’. Na overname in 1948 van een tehuis in Sappemeer, zijn in het huis te Glimmen alleen nog vrouwen welkom. Volgens het adresboek zijn dat er in 1954 in totaal 30.

Maar in 1962 valt het doek definitief. Het tehuis in Glimmen wordt opgeheven en het gebouw afgebroken. Van het Hotel Appelbergen is niets meer te zien.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 95.

Botanicuslaan

De bovenstaande situatietekening uit 1932 heeft betrekking op de aanleg van de Botanicuslaan. Ik wil met mijn verhaal echter niet starten in 1932 maar in 1915. Ook voor de situatie in die periode biedt de kaart voldoende houvast. Aan de onderzijde van de kaart loopt de Rijksstraatweg. Helemaal links zien we 't Huis de Wolf (1) en rechts eindigt de getekende bebouwing bij de Molenweg (2). Bij (4) zien we het kruispunt Molenweg/Kromme Elleboog/Kerklaan. Behalve Huize de Wolf staan er nog een paar interessante gebouwen op de kaart. Bij (3) zien we de pastorie van de Hervormde kerk, bij (5) de boerderij die is afgebroken bij de bouw van het Biologisch Centrum in de jaren ’60 en bij (6) een rijtje woningen aan de westzijde van de Rijksstraatweg ter hoogte van de Potgieterlaan.

Die laatste rij woningen vormde tot 1940 de entree van het dorp Haren. Ik heb daar in 2022 de column ‘De entree van Haren’ over geschreven. Het ging om totaal verkrotte woningen, waarvan een aantal in 1920 onbewoonbaar werden verklaard. Tegenover deze rij woningen stond aan de oostzijde van de Rijksstraatweg nog zo’n rijtje woningen. Dit buurtje was ook wel bekend als Kattenhage. Het was een sloppenwijk, een slobberbuurt. Kort na 1915 vinden aan de oostzijde van de Rijksstraatweg een aantal interessante ontwikkelingen plaats. Het Rijk koopt 't Huis de Wolf inclusief de boerderij (5) met bijbehorende gronden en legt hier het eerste deel van de Hortus aan. Tegelijkertijd komt aannemer Scholtmeijer als eigenaar van de krotten aan deze zijde van de straat in beweging. Hij ruilt grond met de Hervormde kerk, waardoor bouwmogelijkheden ontstaan voor de woningen Rijksstraatweg 90 tm 96. Vervolgens verkoopt hij de krotwoningen aan de aannemer Geert Hensema. Hensema verwerft daarna ook het gehele achterliggende terrein, waardoor hij eigenaar wordt van het totale op de kaart rood omkaderde perceel.

Hensema heeft grote plannen. Hij wil niet alleen woningen bouwen aan de Rijksstraatweg, maar ook aan een nieuw aan te leggen weg. Het gemeentebestuur is enthousiast. Vooral omdat er signalen zijn dat ook het Rijk met een deel van de nieuwverworven terreinen van Huize de Wolf wel wil deelnemen aan de plannen. Zoiets vraagt een grondige aanpak. Daarom zoekt het gemeentebestuur contact met het gerenommeerde architectenbureau Granpré Molière, Verhagen en Kok te Rotterdam. In 1920 ontvangt het gemeentebestuur een eerste concept voor een uitbreidingsplan van het dorp Haren. Daarna wordt het echter stil. Een jaar later moet architect Pieter Verhagen vanuit Rotterdam berichten dat het bureau onvoldoende capaciteit heeft om de opdracht af te ronden. Het gemeentebestuur is weer terug bij af. Het enige tastbare resultaat van de contacten met Verhagen cs is een schetstekening met daarop een nieuwe weg die vanaf Huize de Wolf loopt tot de Kerkstraat. Intussen heeft Hensema in 1917 voor zichzelf de woning Rijksstraatweg 88 gebouwd. De strop van de gemeente met het Rotterdamse bureau is voor hem geen reden de verdere uitwerking van zijn plannen in de ijskast te zetten. Hij schakelt de architect Eelkema in en vervolgens ook het bekende architectenbureau Kuiler en Drewes. Dit resulteert in de bouw van de woningen Rijksstraatweg 82, 84 en 86. Ook komen er voorstellen voor nieuwbouw op het achterliggende terrein. Een naam voor deze nieuwe wijk is er al: Wilhelminapark.

Hensema is in de periode 1917-1925 op veel meer fronten actief. Hij is vooral aannemer van wegwerken in de drie noordelijke provincies. Maar als bouwaannemer is hij ook verantwoordelijk voor de bouw van de Tuindorpschool aan de Waterhuizerweg in Haren. Aan de zuidzijde van het dorp bouwt hij voor eigen risico de twee dubbele woningen Rijksstraatweg (235/237 en 241/243) ter weerszijden het Verenigingsgebouw (voorheen Landhuishoudkundigeschool en nu kantoorgebouw Maartensstee). Op het achter deze woningen gelegen terrein bouwt hij de boerderij Westerse Drift 80 (later in gebruik bij bloemisterij Uiterwijk, inmiddels afgebroken).

Maar het Wilhelminapark komt er niet. De gemeente vindt dat de door Hensema geprojecteerde straat niet voldoet aan de bouwverordening en het Rijk doet moeilijk over de aansluiting van het riool op de Rijksstraatweg. Hensema wordt waarschijnlijk ook geconfronteerd met financiële tegenvallers en mogelijk met een afnemende gezondheid. Hij overlijdt op 4 april 1931 en een maand later wordt zijn nalatenschap failliet verklaard. Makelaar en caféhouder Horst koopt dan het nog onbebouwde achterliggende terrein en werkt samen met de gemeente de bouwplannen verder uit. De Molenweg en de Hortuslaan zijn dan inmiddels al gerealiseerd. De droom van het bureau Granpré Molière, Verhagen en Kok uit 1920 is echter niet vergeten. Vandaar dat de nieuwe straat tussen de Kerkstraat en de Molenweg in 1926 alvast de naam Hortuslaan heeft gekregen. Deze straat kan dan in de volgende fase verlengd worden richting de Rijksstraatweg. Maar dan blijkt dat het Rijk niet mee wil werken en dat brengt ons bij de afgebeelde kaart van 12 augustus 1932. Het op de kaart aangegeven traject A blijkt niet mogelijk, omdat dat traject gedeeltelijk loopt over rijksgrond (later zal hier het Biologisch Centrum worden gebouwd). Er moet gekozen worden voor traject B. Van een doorlopende straat kan geen sprake meer zijn. Voor BenW is dit aanleiding om de gemeenteraad in april 1933 voor te stellen de straatnaam Hortuslaan te wijzigen in Kamplaan. De nieuwe weg langs de Hortus kan dan de naam Hortuslaan krijgen. De gemeenteraad beslist echter anders, de Hortuslaan blijft Hortuslaan en de nieuwe weg krijgt de naam Botanicuslaan. Behalve Albertus Horst werken ook andere eigenaren graag mee aan de realisering van de nieuwe straat. Zo bouwt de Hervormde kerk een nieuwe pastorie aan de Emmalaan, waardoor aan de Rijksstraatweg een bouwblok kan worden gerealiseerd van 9 woningen, terwijl aan de nieuwe straat bouwterreinen voor drie dubbele woningen kunnen worden verkocht. In totaal wordt in 1932, 1933 en 1934 aan de Botanicuslaan gestart met de bouw van 41 woningen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 94.

 

Raadhuisplein

Soms is ook het tafereel op een tamelijk recente foto al historie. Op de bovenstaande foto uit 2009 presenteren burgemeester Marc Boumans (links) en wethouder Jeroen Niezen (rechts) plannen voor de invulling van het Raadhuisplein na afbraak van het op de achtergrond nog aanwezige in 1975 geopende raadhuis. Voor de oostwand van het plein waren er drie alternatieven uitgewerkt in piepschuim. Belangstellenden konden die naar eigen keuze op de juiste plaats schuiven. Na Jeroen Niezen kwamen er andere wethouders die allemaal aankondigden de klus van de invulling van het Raadhuisplein wel even te zullen klaren. Maar u kent het resultaat: nihil.

En nu worden er weer nieuwe plannen aangekondigd. Daarbij doet zich de situatie voor dat de bomen op en aan het Haderaplein inmiddels 15 jaar ouder geworden zijn en nu bij de besluitvorming een rol van betekenis lijken te gaan spelen. Het is altijd een interessante tegenstelling geweest: de meeste gebouwen mag je niet zonder vergunning bouwen, maar wel zonder vergunning afbreken, terwijl je de meeste bomen zonder vergunning mag planten, maar niet zonder vergunning mag kappen. We wachten de ontwikkelingen vol spanning af. Laat ik me maar richten op de historie van het plein.

Als we kaarten van 200 jaar geleden bekijken, zie we dat ook toen aan de Rijksstraatweg ter hoogte van het huidige Raadhuisplein sprake was van een onderbroken gevellijn. Vanaf de Rijksstraatweg tot aan het tracé van de huidige Hortuslaan lag een weiland. Het weiland was begin 1830 grotendeels eigendom van de landbouwer Jan Swartwold (1762-1830). Vanaf 1781 tot 1813 was deze Jan Swartwold ook schoolmeester geweest in Haren. Een klein strookje van het weiland langs de Rijksstraatweg was niet van Swartwold, maar van de coöperatie ‘De 24 boeren van Haren’. Deze coöperatie was een overblijfsel van de voor 1800 al opgeheven marke in Haren en bezat in Haren vooral wegen en stukjes woeste grond. Mogelijk was het strookje langs de straatweg een overblijfsel van de oorspronkelijk volledige eigendom van de marke van deze straat.

Het strookje langs de Rijksstraatweg is interessant, omdat op dat strookje in 1842 een eerste ontwikkeling plaats vindt. De coöperatie is dan bereid een deel van het perceel aan de gemeente af te staan ten behoeve van de aanleg van een brandkom met bijbehorende omheining. Mijn vermoeden is dat de bij het graven van de kom vrijgekomen grond toen op het achterliggende weiland is gestort, waardoor daar de later zo kenmerkende bult is ontstaan. In 1845 wordt bij de brandkom een huisje geplaatst voor het stallen van de brandspuit.

In 1892 wordt Roelf Abels (1847-1929) eigenaar van het gehele weiland. Hij is dan nog eigenaar, bewoner en exploitant van de schuin tegenover het perceel (huidige hoek Rijksstraatweg/Vondellaan) gelegen herberg De Jagtwagen. In 1895 bouwt de gemeente een nieuw huisje voor het opbergen van de brandspuit achter het in 1884 gebouwde gemeentehuis op de hoek van de Rijksstraatweg en de Meerweg. Dit maakt voor Roelf Abels de weg vrij om aan de Rijksstraatweg een villa te bouwen boven op de al gememoreerde bult en daarom in het dorp al snel bekend als het ‘witte huis op de bult’. De vrijgezelle Roelf Abels gaat hier rentenieren met zijn twee eveneens ongetrouwde zusters. Hun vader Roelf Abels (1800-1878) is twee keer getrouwd geweest en heeft uit die twee huwelijken negen kinderen gekregen. Daarvan trouwt er slechts één, Jantien Abels (1831-1872).

Het perceel achter het huis blijft intussen gewoon in gebruik als weiland. Een mooie illustratie daarvan is te zien op pagina 39 van het recent verschenen stickerboek Historisch Haren in beeld. U vindt daar en op de volgende pagina’s meer foto’s die bij dit verhaal passen. Overigens wordt het weiland nu en dan ook voor andere doeleinden gebruikt. Zo zijn er bij de opening van de elektrische tramlijn in april 1921 grote feestelijkheden in het dorp. Op het terrein van de familie Abels achter het witte huis op de bult wordt dan een grote kermis gehouden. “Door een nauwen toegangsweg - 'het laantje van dokter Takens' geheeten in de volksmond - moest de menigte zich wringen om het kermisterrein te betreden”, lezen we in de krant. Dokter Takens woont dan op het adres Rijksstraatweg 156 te Haren. Dit pand is in de jaren ’70 afgebroken ten behoeve van de bouw van de zuidgevel van het Raadhuisplein.

In maart 1939 overlijdt Maria Lucretia Abels als laatste lid van de familie in het witte huis op de bult. De gemeente Haren koopt dan het huis en het achterliggende perceel van de dochter van de boven genoemde Jantien Abels. Dit met de bedoeling hier aan de Rijksstraatweg een nieuw gemeentehuis te bouwen. Ook koopt de gemeente de al genoemde woning Rijksstraatweg 156. Maar dan wordt het oorlog en komt van de nieuwbouwplannen van een raadhuis weinig terecht. Na de oorlog wordt het witte huis op de bult eerst verhuurd als woning, vervolgens komt het postkantoor erin en daarna de gemeentepolitie. Naast het huis, aan ‘het laantje van dokter Takens’, wordt een houten keet geplaatst ten behoeve van de bibliotheek en helemaal achter op het terrein aan de in de jaren ’30 aangelegde Hortuslaan komt nog tweede houten keet voor de jeugdsociëteit, al snel ‘De Barak’ genoemd.

Pas in de tweede helft van de jaren ’50 lijkt er wat beweging te komen in wat we sindsdien het dossier Raadhuisplein mogen noemen. Op 7 februari 1956 stelt de gemeenteraad een krediet beschikbaar voor de uitwerking van een stedenbouwkundig plan voor het gebied inclusief de bouw van een nieuw gemeentehuis. Burgemeester Van Ketwich Verschuur heeft voor de gemeenteraad nog wel een waarschuwing. “Men staat hier als het ware aan het begin van een avontuur, dat meevallers en tegenvallers kan opleveren en het zal zaak zijn met kracht te trachten die tocht zo snel mogelijk te laten verlopen”. Profetische woorden, maar de snelheid is in de jaren daarna ver te zoeken. In 1968 komt een nieuw postkantoor gereed en dan uiteindelijk per 1 juli 1975 wordt een nieuw raadhuis opgeleverd. Het witte huis op de bult wordt afgebroken en de politie verhuist naar een semipermanent gebouw aan de Vondellaan (huidige locatie Vondelflat).

De voorbereiding van de bouw van het nieuwe raadhuis heeft ongeveer 35 jaar geduurd en dat blijkt ook de levensduur van het gebouw. Het gemeentebestuur kiest in 2009 namelijk niet voor een zeer ingrijpende en dure verbouw om aan brandveiligheidsvoorschriften en arbo-eisen te voldoen, maar voor afbraak en nieuwbouw. Die nieuwbouw kan plaats vinden op de locatie van het in 1968 gereedgekomen maar inmiddels buiten gebruik gestelde postkantoor. En zo start in 2009 een nieuwe discussie over de invulling van het Raadhuisplein. Ook voor dit proces geldt de waarschuwing van burgemeester Van Ketwich Verschuur. Gebruiken we de vorige procedure als referentie dan zijn we nu ongeveer halverwege de uitwerkingsfase en kunnen we pas na 2040 nieuwbouw verwachten (maar dan zijn de bomen wel weer ruim vijftien jaar ouder).

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 93.

Lege plekken in Haren

Tijdens de WO-II is veel vastgoed van Joodse inwoners onteigend en doorverkocht. De makers van het KRO-NCRV programma Pointer hebben in 2020 landelijk onderzoek gedaan naar deze praktijken (https://pointer.kro-ncrv.nl/verkaufsbucher-administratief-boekwerk-als-startpunt-voor-aangrijpende-oorlogsverhalen). Dit was mogelijk omdat de vastgoedboeken (Verkaufsbücher) die door de Duitsers werden bijgehouden opnieuw waren gedigitaliseerd. Twee vragen stonden vervolgens in het onderzoek centraal: 1. zijn de woningen en stukken grond na de bevrijding weer bij de rechtmatige eigenaren terecht gekomen? 2. hebben gemeenten wel onderzoek gedaan naar hun eigen rol hierin? Op de website van Pointer is dit onderzoek terug te vinden en is ook de landelijke kaart te zien met onteigende Joodse eigendommen. Op deze kaart staan ook een aantal percelen in Haren waaronder het pand Hortuslaan 6-12 op de bovenstaande foto.

De vraag naar de rol van de gemeenten is in veel gemeenten inmiddels aanleiding geweest voor een onderzoek. Zo verscheen in november 2021 het onderzoeksrapport ‘Lege plekken, ontvreemding van Joods vastgoed en rechtsherstel in de gemeente Groningen 1940-1955’. In dit rapport is ook gekeken naar de rol van de gemeente Haren. Het onderzoeksrapport is te vinden op internet en te downloaden. Dat geldt ook voor het rapport ‘Vermoord en bestolen’ over een vergelijkbaar onderzoek naar de rol van de gemeenten Oldambt, Veendam, Midden-Groningen, Westerkwartier en Het Hogeland. Naar ik heb begrepen vindt inmiddels ook onderzoek plaats in de resterende gemeenten in de provincie Groningen.

Uiteraard concentreer ik mij in de rest van dit verhaal op de situatie in Haren. Mijn verwachting was, dat de onteigening van Joodse eigendommen in Haren een behoorlijke impact zou hebben gehad, omdat veel van de gedeporteerde en vervolgens vermoorde Joden woonden in straten als de Wilhelminalaan, Emmalaan, Westerse Drift, Poorthofsweg, Dilgtweg en Rijksstraatweg. Dit bleek echter geenszins het geval. Ik had me verkeken op de vooroorlogse woningmarkt in Haren. Veel huizen in de genoemde straten waren in handen van kleine beleggers uit Groningen. Het bezit van een of meer woningen was voor hen een spaarpotje voor de oude dag. In de oorlog werden veertien woningen in Haren bewoond door een Joods gezin. In slechts vijf gevallen was sprake van een eigen woning, dat waren de woningen: Dilgtweg 12 (eigenaar Clara van Essen-van der Rijn), Dilgtweg 16 (eigenaar Rosa van Dam-Serphos), Rijksstraatweg 257 (eigenaar Simon Heiman Cohen), Rijksstraatweg 20 (eigenaar Salomon Kottek) en Rijksstraatweg 190 (eigenaar Salomon David Nathans). De woning Rijksstraatweg 20 werd al in het begin van de oorlog gevorderd ten behoeve van de huisvesting van Duitse officieren. De familie Kottek verhuisde toen naar de huurwoning Emmalaan 22. Vanuit die woning is de familie later gedeporteerd.

Eind 1941 werden de Joodse eigendommen verplicht onder beheer gesteld van de stichting Niederländische Gründstücksverwaltung (NGV). In de loop van 1942 werd deze onder beheerstelling aangetekend in de openbare kadastrale registratie. De NGV had de bevoegdheid om de onder haar beheer gestelde goederen te verkopen. Dat was zelfs de uitdrukkelijke bedoeling van de Duitsers, want op die manier kon verdiend worden aan de gestolen Joodse eigendommen. De animo bij ‘gewone’ burgers om zaken te doen met de NGV was zeker in onze regio niet groot. Vanuit Londen werd ook gewaarschuwd voor deze transacties. De kopers waren daarom hoofdzakelijk mensen uit het ‘foute’ circuit. Van de vijf bovengenoemde woningen werden er drie verkocht aan zo’n ‘oorlogskoper’. De woning Dilgtweg 16 kwam wel onder beheer van de NGV, maar werd niet verkocht. Ook de woning annex winkel van Salomon David Nathans op de hoek van de Rijksstraatweg en de Kerkstraat werd niet verkocht. De reden hiervoor was waarschijnlijk dat dit pand na de deportatie van de familie Nathans werd gebruikt door aan de NSB verbonden organisaties, zoals de organisatie ‘Moeder en Kind’. Een aantal woningen in Haren waren eigendom van in de stad Groningen wonende Joden. Dat gold ook voor het pand Hortuslaan 6-12.

Na de oorlog volgde wat genoemd werd ‘rechtsherstel’. Dat hield in dat de oorlogskoper de woning weer moest afstaan. Dat was meestal geen eenvoudige zaak. Er konden zich diverse problemen voordoen. Als de oorlogskoper kosten had gemaakt voor onderhoud of verbetering van de woning moesten die worden vergoed. Sommige gemeenten geneerden zich niet om met claims te komen voor nog niet betaalde belastingen en – en dat was in veel situaties het lastigste – wie was of wie waren degene(n) aan wie de eigendom teruggegeven moest worden. Van veel Joodse eigenaren moest worden aangenomen, dat zij in Duitsland waren vermoord, maar de procedure van rechtsherstel kon pas verder als er een overlijdensakte was en die kon in verreweg de meeste gevallen door gebrek aan gegevens niet worden opgemaakt. Voor Joodse familieleden die de oorlog wel hadden overleefd een zeer frustrerende aangelegenheid, want zolang het rechtsherstel niet kon plaats vinden duurde het beheer voort. Nu door de Nederlandse equivalent van de NGV, het Nederlands Beheersinstituut (NBI). Extra wrang daarbij was dat dit NBI ook de in beslag genomen eigendommen van foute Nederlanders in beheer had en voor deze groep en de Joden dezelfde regels hanteerde. Pas in 1951 werd bij wet geregeld dat vermiste Joden als overleden konden worden geregistreerd. Als overlijdensdatum kon dan worden aangehouden de derde dag na het – meestal wel bekende – vertrek uit Westerbork of Vught. En dat was dan ook weer goed nieuws voor de Nederlandse belastingdienst, want met die data kon worden bepaald welke Jood van welke Jood had geërfd en dat was dan weer een basis voor het berekenen van het successierecht.

Zo schreef ik in mijn column ‘De eigendommen van de familie Nathans’, dat ik het wat vreemd vond dat in het kadaster slechts familieleden van Rosa Nathans-Rosenbaum als erfgenamen werden vermeld. Heel naïef had ik gedacht, dat na de oorlog alles zo eerlijk mogelijk werd verdeeld over de nog levende familieleden, maar zo werkte het niet. De overlijdensdatum van Salomon David Nathans was 30 september 1942, die van zoon Simon 21 augustus 1942, van zoon Ephraïm 2 september 1942 en van moeder Rosa Nathans-Rosenbaum 11 december 1942. De nalatenschappen werden keurig conform de volgorde van overlijden afgewikkeld. Dus eerst die van Simon met als erfgenamen zijn ouders en broer, vervolgens die van Eprhaïm en tenslotte die van vader Salomon met als enig erfgename zijn vrouw Rosa. En dat was in deze volgorde nog redelijk eenvoudig. Als Salomon voor zijn beide zonen was overleden was het ingewikkelder geworden en de afdracht aan successierecht navenant een veelvoud.

In een bijlage bij deze column geef ik overzicht van de woningen die werden bewoond door een Joodse familie/persoon dan wel een joodse eigenaar hadden. Ik kom tot 26 woningen die onder beheer van de NGV zijn gesteld, daarvan zijn er 16 verkocht en heeft in 13 gevallen registratie van die verkoop in het kadaster plaats gevonden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat het bij de verkochte woningen vaak ging om een gecombineerde verkoop (Holsteinslaan 18 en 20, Hortuslaan 6, 8, 10 en 12, Kerkstraat 22 en 24. Uiteindelijk is bij al de verkochte woningen op basis van het ‘rechtsherstel’ de verkoop ongedaan gemaakt, maar daar gingen jaren overheen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 92.

Bijlage
Overzicht van de woningen in de gemeente Haren met Joodse eigenaren en/of Joodse bewoners (bijlage bij artikel ‘Lege plekken in Haren’).

Subcategorieën

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl