De westgrens van de gemeente Haren

De westgrens van de gemeente Haren wordt voor een deel gevormd door de Drentse Aa. We hebben het dan wel over de oude loop van dit riviertje. Komend vanuit het zuiden is die oude loop ongeveer gelijk aan de huidige, maar bij het bruggetje in de Oosterbroekweg nabij het Huis te Glimmen gaat het mis. De huidige Aa loopt vandaar bijna recht in noordelijke richting naar de Meerwegbrug. Op oude kaarten staat dit gegraven water aangegeven als het Hoornschediep. Het laatste stuk van dit traject kennen we nu als het Noord-Willemskanaal. Er is echter een tijd geweest dat het er hier heel anders uit zag. De rivier liep toen met een grote bocht in westelijke richting. Grote delen van deze oude loop kunnen we nu nog terug zien in de polders ten westen van het Noord-Willemskanaal. Bij Friescheveen komt deze oude loop dan uit in de Schipsloot langs de Meerweg.

Wanneer vanaf het Huis te Glimmen het Hoornschediep gegraven is, is niet duidelijk. Het moet vele honderden jaren geleden zijn. Waarschijnlijk zien we hier de hand van de stad Groningen terug die op meerdere plaatsen rond de stad waterlopen heeft aangepast aan de eigen wensen. Voor de aanleg van het nieuwe diep waren de grenzen tussen de dorpen Eelde, Haren en Glimmen echter al bepaald en die grens was hier de Aa. In de gemeentegrens, die hier samenvalt met de provinciegrens, is die oude loop te herkennen. Een aantal jaren geleden is onder het Noord-Willemskanaal een duiker aangelegd, daardoor worden delen van de Oude Aa ten westen van het kanaal weer van water voorzien en zijn ze in het landschap duidelijker herkenbaar geworden. Overigens is aan de verkavelingsstructuur op oude kaarten goed te zien welke landerijen ten westen van het kanaal vroeger bij de marke Glimmen behoorden en welke bij de marke Haren.

Zoals gezegd eindigt de loop van de Oude Aa momenteel bij de Schipsloot. Dat zal niet het natuurlijke eindpunt geweest zijn. Liep de rivier vroeger rechtdoor het veengebied in dat we nu kennen als het Paterswoldsemeer? Het zou kunnen. Ooit is vanaf de hoge zandgronden bij Paterswolde een dijk aangelegd die met een grote boog richting de stad Groningen liep. Een deel van deze dijk kennen we nu als Hoornsedijk, maar voor de aanleg van de Meerweg meer dan 100 jaar geleden liep de dijk zonder onderbreking door naar Paterswolde. Stellig zal deze dijk aangelegd zijn om overstroming van het lage gebied Neerwolde ten zuiden van de stad Groningen door afvloeiend water van het Drents plateau te voorkomen. De stad Groningen had echter ook belang bij voldoende water in de stadsgrachten en in de vaarwegen richting de stad. Met de aanleg van de dijk en de omleiding van de Aa zijn dus mogelijk twee doelen gediend: bescherming van Neerwolde en verhoging van het waterpeil in het Hoornschediep.

Vanaf 1740 zagen ondernemende personen kansen voor een winstgevende turfwinning in Neerwolde. Vanuit Haren was dat vooral Jan Warmolts, wonende op Huize Warmolts bij de Hof te Hemmen. Vanuit Groningen speelde de familie Trip een rol. De turfwinning vond plaats vanaf de Hoornschedijk in westelijke richting. Op een detailkaart gemaakt door Beckeringh in 1781 zijn de vanaf de Hoornschedijk gegraven wijken in het veengebied goed te zien. Door de ontginning vanuit Haren werd de grens in Neerwolde bepaald. Deze grens kwam westelijk van het ontginningsgebied te liggen langs de aldaar lopende Woldsloot. Dat was tenminste de opvatting van het bestuur van de in 1811 gevormde gemeente Haren. Vanuit Eelde dacht men daar anders over en werd gesteld dat de oorspronkelijk dwars door het veengebied lopende, maar inmiddels grotendeels verdwenen Wegsloot de grens tussen Haren en Eelde was.

Er ontstond een stevig meningsverschil tussen de beide nieuw gevormde gemeenten. De Harense schout (= burgemeester) Hendrik Nicolaas Laclé stuurde zijn assessor (= wethouder) Roelf Koops er op uit om ter plekke informatie te verzamelen. Koops ging naar de meest zuidwestelijke punt van het omstreden gebied (de huidige kruising Meerweg/Groningerstraat). Daar stonden een aantal woningen die eigendom waren van de familie Hoenderken. Hier lag ook het einde van de dijk langs de Schipsloot. Koops rapporteerde aan de schout onder andere als volgt: “Ik hebbe een vrouw gesproken, welke in huis nr 22 woond en mij verklaard, dat haar grootmoeder 98 jaar oud is geworden en geleefd heeft ten tijde van de beleegeringe van Groningen, haar dijkwijls gezegd hadde, dat toen de gehele dijk onder het Gorecht behoord hadde, en dat diezelfde vrouw nog een moey hadde, welke van deze zaak ook wel kennisse hadde, zoo hebbe ik haar verzogd om maandag voordemiddag omstreeks 10 uren naar Haren te komen, om, zo U dat nodig oordeelt een certificaat van haar in te winnen”.

De uitslag van het grensgeschil was gunstig voor Haren. Keizer Napoleon bepaalde uiteindelijk hoogstpersoonlijk, dat de Woldsloot de grens zou zijn. Overigens toonden de mensen uit Eelde zich slechte verliezers. In 1817 moest de schout van Haren de hulp in roepen van de prefect om te zorgen dat Eelde mee betaalde aan de te plaatsen grenspalen. En toen in 1819 de gemeentelijke grenzen kadastraal ingemeten werden, probeerde Eelde nogmaals de grens op te schuiven naar de Wegsloot. Maar ook deze aanval wist Haren te keren.

De Woldsloot is in het landschap op een aantal plaatsen nog te herkennen, soms nog als sloot (bv ten zuiden van de Hoornseplas en ten westen van Piccardthof), soms als een bomenrij en soms als een weg. Als u aan het einde van de Meerweg in Paterswolde rechtsaf slaat en dan direct rechts aanhoudt, ziet u een doodlopende weg genaamd Woldweg. Deze weg liep vroeger langs de Woldsloot helemaal door tot de Meerkoetlaan in Paterswolde. Op de foto ziet u een gedeelte van het oude tracé in de vorm van de bomenrij links en de weg rechts. De twee woningen op de foto staan dus in Haren. Het grote huis aan het meer was het buitenhuis Gulden Akker van de tabaksfabrikant Theodorus Niemeijer. De andere woning het bij dit buitenhuis behorende tuinmanshuis. In het bos midden op de foto staat het Familiehotel. Het indertijd bij dit hotel behorende paviljoen aan het Paterswoldsemeer is goed te zien. Thans gaat dit pand door het leven als Loetje Paterswolde. Die naam is begrijpelijk, maar eigenlijk onjuist. Loetje staat niet in Paterswolde, maar in Haren.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Alle columns zijn te zien op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 75.

Boerderij Hemrik 1868

Op de bovenstaande foto ziet u de boerderij Hemrik, Lutsborgsweg 73, Haren. Op de voorgevel (zie de inzet linksonder) staat de naam van de boerderij en het jaartal 1868. De boerderij is een rijksmonument. In het boek ‘Bouwkunst in Haren, Rijksmonumenten in de gemeente Haren’ (Harener Historische Reeks nr. 12) staan alle rijksmonumenten in de gemeente Haren vermeld. De omschrijving in dit boek luidt: “Westerwoldse boerderij met wolfseind. Voorgevel schuur met houten beschot en grote baanderdeuren”. Voorts wordt als bouwjaar vermeld: “voor 1850”. Die laatste vermelding spoort niet met het jaartal op de gevel. Wie heeft hier gelijk? Naar mijn mening zijn beide vermeldingen onjuist. Dat zal ik hieronder aantonen, maar het is interessant eerst nog wat verder de geschiedenis in te duiken.

Ik heb bij het maken van de foto expres ook de omgeving van de boerderij in beeld gebracht. Op de voorgrond zien we de Lutsborgsweg, rechts richting Haren en links richting Glimmen. De weg recht voor ons met het fietspad er naast is de Weg langs het Hemrik. Rechts naast het fietspad ligt een sloot en daar weer rechts naast wederom een weg. Die laatste weg loopt dood op een hek dat de toegang blokkeert tot wat we nu wel de Zuidplas van Sassenhein noemen. Aan onze rechterhand komt de Boerlaan uit op de Lutsborgsweg. Pakken we de kadastrale kaart van 1830 er bij (www.hisgis.nl) dan ziet alles er geheel anders uit. De sloot is dan bepalend voor de situatie. Dit was de zogenaamde Haaksloot. Ik schreef er eerder al een column over die is terug te vinden op www.oldgo.nl. Deze sloot liep vanaf het Hoornsediep (nu Noord-Willemskanaal) bijna helemaal tot de Rijksstraatweg. Dit was een zogenaamde gegraven schipsloot voor de ontsluiting van Huize Voorveld. Als u ter plaatse gaat kijken kunt u aan de oostzijde van de Lutsborgsweg ook nog een klein stukje van de sloot terug zien. De Boerlaan liep volgens de kadastrale kaart van 1830 niet verder dan de woning Boerlaan 20. Dit was ook geen publieke weg, maar een weg behorend tot het landgoed Voorveld. En de Lutsborgsweg? Volgens de oude kaart liep die dood op de Haaksloot. Het gedeelte van de weg richting Glimmen was er toen dus niet. Althans niet volgens de kaart, want op grond van andere bronnen meen ik dat er wel een soort verbinding is geweest. Mogelijk een doorwaardbare plaats in de sloot. De Weg langs het Hemrik komt in dit historische verhaal niet voor. Alles wat we links op de foto voor ons zien was lange tijd nog een groot moeras.

Het doodlopende weggetje vlak langs de boerderij was in 1830 eigendom van de coöperatie ‘De Boeren van Haren’, een overblijfsel van de al voor 1800 opgeheven marke Haren. Het was in 1830 vooral een dijk. Die dijk moest voorkomen dat water vanuit de marke Glimmen (links) vrijelijk doorstroomde naar de gronden van Haren (rechts). Zulke dijken die vakken markeren langs de Drentse A en de Hunze en die moeten voorkomen dat het water komend uit Drenthe de landerijen overstroomt zien we veel meer in Haren. Vooral aan de kant van de Hunze zijn ze nog goed herkenbaar en markeren ze de scheidingen tussen de markes Noordlaren, Onnen, Haren en Essen. Binnen de marke Haren werd het overtollig water via het Maar afgevoerd naar het noorden richting een dijk die lag op ongeveer het tracé van de Vondellaan in Haren. Daar was een doorlaat richting het verdere verloop van het Maar door de hamrikken van Hemmen, Dilgt, Helpman en de stad Groningen. Vlak bij de stad Groningen kwam het water dan in het Hoornsediep. Zover mogelijk stroomafwaarts lozen was in die tijd zonder mechanische hulpmiddelen het motto.

De kadastrale kaart van 1830 is niet de oudste kaart waar de percelen rechts van de dijk langs de Haaksloot op te vinden zijn. Het perceel van de huidige boerderij en het daarachter gelegen perceel van de Zuidplas waren eeuwenlang eigendom van het nonnenklooster Yesse te Essen. Na de opheffing van het klooster in 1594 werden ze eigendom van de provincie Groningen en behoorden ze tot de boerderij in de Kerkstraat (nu locatie Clockhuijs). Henricus Teijsinga heeft van deze gronden in 1732 een fraaie kaart gemaakt. Door deze bijzondere situatie kunnen we de eigendom van de gronden van de boerderij vanaf ca 1700 goed volgen. Ik zal me echter beperken en sla ruim 150 jaar over.

Die sprong in de tijd brengt me bij Mozes Cohen, een vervener wonende in het Kloosterveen bij Assen. Hij koopt in 1862 het perceel van de Zuidplas. Op 19 februari 1863 vraagt hij toestemming aan het gemeentebestuur van Haren om op dit perceel een woning met vrijstaande turfschuur te mogen bouwen. Kadastrale tekeningen laten zien dat hij dat ook inderdaad doet. In 1870 koopt Mozes Cohen ook het perceel tussen de Zuidplas en de Lutsborgsweg. Dus het perceel waar nu de boerderij op staat. Overigens komt Mozes Cohen niet zelf naar Haren om de vervening ter hand te nemen. Hij stuurt een zetbaas. Dat is de in Steenwijkerwold geboren Jan Bijkerk, die waarschijnlijk ook in het Kloosterveen al voor Mozes Cohen werkzaam was. Zijn dochter Koopje werd daar in 1862 geboren. Zoon Kornelis volgde in 1864 in Harenermolen. Bijkerk zal de vervening van het gebied dat we nu de Zuidplas noemen ter hand hebben genomen. Kaarten van eind 19e eeuw laten zien dat een groot gedeelte van het gebied dan al is veranderd in water. Overigens zal ook er voor 1862 al wel vervening hebben plaats gehad, want bij de koop verwerft Mozes Cohen dan ook drie pramen.

Jan Bijkerk woont met zijn gezin dus niet in de huidige boerderij, maar in een daarachter gelegen woning. Op 30 april 1877 koopt Jan Bijkerk alle percelen in Haren van Mozes Cohen voor f.3.600,-. Het voor die koop benodigde geld leent hij van Jacob David Vissering wonende op het huis Welgelegen te Glimmen. Een kadastrale hulpkaart van september 1881 laat vervolgens een wijziging in de kadastrale situatie zien. De huidige boerderij Hemrik is gebouwd. De bebouwing op het achter terrein staat er ook nog, maar die zal kort daarna worden afgebroken. Jan Bijkerk overlijdt in 1915 op de boerderij Hemrik. Na hem wordt zijn schoonzoon Luitje Hindriks, die is getrouwd met Grietje Bijkerk, de eigenaar. In 1956 verkopen de erfgenamen van Luitje en Grietje de boerderij aan Roelof Berends en zijn vrouw Hendrikje Berends. Wat er vervolgens met de boerderij gebeurd is, behoort niet meer tot de geschiedenis.

En nu terug naar dat jaartal. “Voor 1850” is in ieder geval helemaal fout, maar ook het jaartal 1868 is niet te plaatsen. Het oude huis stond er toen al en het nieuwe – het huidige Hemrik – nog lang niet. Wie heeft dat jaartal bedacht en waar slaat het dan op? Ik zou het niet weten.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 in digitale vorm voortgezet. Alle columns zijn te zien op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 74.

Huize Haacksbergen, orgelfabriek Van Oeckelen

Petrus van Oeckelen komt in 1810 op 18-jarige leeftijd van Breda naar Groningen. Hij wordt dan aangesteld als stadsbeiaardier van de Martinitoren. Zijn vader is in Breda fabrikant van muziekinstrumenten waaronder orgels en de jonge Petrus gaat zich in Groningen ook bekwamen in dat vak. Op 30 juni 1825 treedt hij te Groningen in het huwelijk met Joanna Maria Theresia Auwerda.

In diverse publicaties (bijvoorbeeld op Wikipedia) wordt vermeld dat Petrus van Oeckelen in 1837 het bedrijf overneemt van de orgelmaker Johannes Wilhelmus Timpe in Groningen en zich in datzelfde jaar vestigt te Harenermolen. Alwaar hij op een perceel grond, dat kort daarvoor nog eigendom was van Carel Willem Hendrik Haack, een huis had gebouwd, dat naar de vroegere eigenaar ‘Haacksbergen’ werd genoemd.  

Er is aanleiding om bij dat jaar 1837 enige vraagtekens te plaatsen. In ieder geval was Petrus van Oeckelen al eerder actief in Harenermolen en dat in een geheel andere rol dan die van bouwer van orgels. Op 17 augustus 1829 vraagt de burgemeester van Haren aan Jannes Ottes Hoenderken te Noordlaren advies over het verzoek van Petrus van Oeckelen “dat aan hem mogt worden afgestaan tegen billijke schadeloosstelling omstreeks 10 bunders heideveld van de marktgenoten van Noordlaren, teneinde zijn proeve, bij de Harenermolen genomen, verder te kunnen volbrengen”. Petrus van Oeckelen is dan blijkbaar van mening, dat hij een nieuwe methode heeft ontdekt om de heide te ontginnen. Overigens voelen de markegenoten van Glimmen er niets voor om heidegrond aan Van Oeckelen af te staan en wel “Omdat zoodanige grond als Van Oeckelen verlangt, dienen moet om aan de geringe ingezetenen van Noordlaren op te leveren de nodige huisbrand, namelijk heischalen en omdat in regenachtige zomers, hoedanigen de twee laatsten geweest zijn, en de lage weiden overstroomd worden, het vee van velen der ingezetenen van Noordlaren zijn voedsel moet zoeken op de heidegronden”. Toch lijkt er nog een opening voor Van Oeckelen als Hoenderken aan de burgemeester meldt, dat “een notabele ingezetene van Noordlaren, die belang stelt in de voortzetting der proeven, die de heer Van Oeckelen reeds genomen heeft, vaardig is, om een gedeelte van zijn eigen grond daartoe af te staan”. Is die notabele Carel Willem Haack en is dit de reden voor de komst van Van Oeckelen naar Harenermolen? Het zou een verklaring zijn voor de toch wel vreemde locatie voor de vestiging van een orgelfabriek.

De genoemde proeven zullen stellig ook aanleiding geweest zijn voor een volgend stuk gedateerd juli 1833, dat we in het archief van de gemeente Haren aantreffen.  P. van Oeckelen, componist, wonende te Groningen, verzoekt daarin een schuurtje te mogen bouwen op zijn eigen grond “op eenen korten afstand achter den ouden zoogenaamde Haardermolen en op eene afstand van meer dan tien Nederlandsche ellen van de straatweg”. Het gemeentebestuur overweegt dat dit schuurtje zal dienen “tot een bergplaats zijner benodigde gereedschappen en vrugten voor en van den veldarbeid” en verklaart tegen de bouw geen bezwaar te hebben. Vervolgens zie we dan in de kadastrale registratie van 1834 dat Van Oeckelen geen schuurtje bouwt maar een geheel huis. Hoe dat precies gegaan is, is me nog onduidelijk. Voor de financiering van de koop van de grond en de bouw van de woning leent Petrus van Oeckelen in december 1833 f.700,- van de heer Abraham Hesselink te Sneek.

Na 1834 vinden we Van Oeckelen vooral terug als orgelbouwer. Overigens meldt de burgemeester van Haren in een rapportage over 1843 nog wel “dat de heer Van Oeckelen op de Punt zich ook met land ontginnen bezig houdt, doch dat ik in het archief der gemeente niet heb kunnen opsporen, dat hij daarvan behoorlijk aangifte heeft gedaan”.  Mogelijk heeft het opgeven van de ambitie uit te groeien tot een vernieuwende landontginner wel te maken met een gewenste verhuizing in de winter van 1849. Van Oeckelen biedt dat zijn huis te koop aan, maar waarschijnlijk zijn er geen kopers. Hij blijft dus ‘veroordeeld’ tot een langer verblijf in Harenermolen en tot het vandaar heen en weer rijden naar de stad Groningen. Dat zoiets niet zonder risico’s is blijkt in juni van datzelfde jaar. We lezen daarover in de Groninger Courant van 12 juni 1849: “De heer P. van Oeckelen, zaterdagavond omstreeks 10 uur met zijne familie in eenen wagen met twee paarden bespannen van deze stad huiswaarts keerende, zijnde woonachtig achter Haren, werden diens paarden op de groote brug bij Helpman eensklaps tot staan gebragt door twee personen, welke met hunne stokken deze dieren ieder een slag voor het hoofd toebragten. De heer Van Oeckelen hierop uit het rijtuig springende, is hij door de aanranders dadelijk aangevallen en mishandeld, ten gevolge waarvan hij door eenige toegeschotene personen ter voorloopige verpleging in de naastbijzijnde herberg is moeten worden gebragt. Naar men verneemt, doet de policie in deze zaak het noodige onderzoek”. De politie weet de belangrijkste dader inderdaad te vinden. Het is de student geneeskunde L. v.d. S. Hij krijgt voor zijn daad drie maanden gevangenisstraf en moet aan Van Oeckelen f.80, - schadevergoeding betalen.

Samen met zijn zoons slaagt Petrus van Oeckelen er in zijn bedrijf uit te bouwen tot een toonaangevende orgelfabriek. In 1868 bouwen zij op het meest zuidelijk gedeelte van het perceel nog een nieuwe woning: Heemstede. Petrus overlijdt in 1878 in deze woning. Het overlijden van zoon Antonius van Oeckelen in 1918 betekent het einde van de orgelfabriek. De woningen worden verkocht. Het huis Heemstede wordt in 1956 eigendom van de architect Egbert Reitsma. Hij wijzigt de naam in Oeckelenhof. Het huis Haacksbergen komt in 1941 in handen van Rudolphus Johannes Muller. Deze heeft een paar jaar eerder de naastgelegen villa Le Grillon gebouwd. Het is hem vooral om de grond achter Haacksbergen te doen. Het huis zelf degradeert hij tot een soort loods door de gehele voorzijde (zie de foto) af te breken.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 73.

Huize Land- en Meerzicht aan de Hoornsedijk

Als u de laatste jaren over de Hoornsedijk hebt gefietst of gewandeld zal het u stellig zijn opgevallen: Hoornsedijk 17 staat te koop. Alleen is het nog steeds niet verkocht! Dat ondanks het op het pand vermelde telefoonnummer. Een intrigerende zaak waaraan ook door regionale omroepen als RTV Noord, RTV Drente en OOG-TV al aandacht is geschonken. Vermoedelijk is er sprake van enige onenigheid tussen de erven van de laatste bewoner/eigenaar. Dat was Margienus Henderikus Nijdam. Hij was ongehuwd en overleed in 2014 op 72-jarige leeftijd.

Margienus Nijdam zet ons op het spoor van de historie van dit pandje. Als bouwjaar kunnen we waarschijnlijk 1871 aanhouden. In de kadastrale registratie wordt namelijk voor het eerst in 1872 melding gemaakt van een opstal op het perceel en die registratie loopt meestal een jaar achter op de werkelijkheid. Verder onderzoek is niet goed mogelijk, omdat het archief van de gemeente vanaf omstreeks 1850 wat professioneler is beheerd dan in de jaren er voor. En die professionele benadering vergt dat veel stukken na een korte termijn worden vernietigd. Daarnaast zijn de notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders over de jaren 1864 tm 1888 gewoon zoek en dat is dan weer niet zo professioneel.

Het pand is gebouwd als arbeiderswoning door de erven Jan Warmolts. Als oplettende lezer van mijn columns zult u dan wellicht zeggen: “Jan Warmolts? Die is toch al in 1787 overleden”. Dat klopt, maar zijn nabestaanden hebben een deel van de nalatenschap – en dan met name de eigendommen rond het Paterswoldsemeer - zeer lange tijd niet verdeeld. Veel woningen aan de Hoornsedijk waren daardoor nog gedurende de gehele 19e eeuw eigendom van de erven Warmolts. En bij het beheer van de nalatenschap behoorde ook het onderhoud, afbraak en nieuwbouw van woningen en boerderijen. Pas in 1915 zijn de erven overgegaan tot de verdeling van de nalatenschap. Toen werden op een publieke veiling maar liefst negen woningen aan de Hoornsedijk verkocht (volgens de huidige nummering: Hoornsedijk 7, 9, 17, 18, 19, 20, 21, 31 en 32). Van Hoornsedijk 17 werd bij de verkoop vermeld, dat het in huur werd bewoond door Bernardus Vels. Koper van de woning op de genoemde veiling waren de bakker Roelf Nijdam van de Hoornsedijk en twee broers van zijn moeder uit Groningen. Zij verkochten het pand twee jaar laten aan de landbouwer Roelof Groenewold. Deze heeft hier vervolgens met zijn vrouw bijna tot zijn overlijden in 1938 gewoond.

Zo vanaf 1930 deed een nieuwe vorm van recreatie zijn intrede: kamperen. Dat dan uiteraard wel naar de mogelijkheden van die tijd. Bijna niemand beschikte over een auto en lichtgewicht tenten waren er nog helemaal niet. De enige mogelijkheid was dus dat je een tentachtig bouwsel voor langere tijd plaatste op een vaste plaats. En de oevers van het Paterswoldsemeer boden daarvoor een prachtige gelegenheid. Groenewold speelde daarop in en stond het kamperen toe op het achter zijn huis aan het meer gelegen weiland. De gemeente Haren zag dit met lede ogen aan. Was dit geen wildgroei?  Het raadsbesluit van 4 maart 1938 is daarover duidelijk: “Overwegende de wenselijkheid om het kamperen om en bij het Paterswoldschemeer, dat thans min of meer naar willekeur geschiedt, meer te concentreren en alleen op bepaalde terreinen gelegenheid tot kamperen te bieden. Dat dit het beste kan worden bereikt wanneer de gemeente de beschikking heeft over een kampeerterrein en de exploitatie door haar kan plaats vinden”. De gemeente wilde dus een eigen kampeerterrein exploiteren en om dat mogelijk te maken koopt de gemeente Hoornsedijk 17 inclusief het daarbij behorende weiland aan het meer waar dus al op gekampeerd werd. In de akte van overdracht wordt het pand Hoornsedijk 17 omschreven als “een behuizing genaamd ‘Land- en Meerzicht’, met schuur, erf en groenland”.

Een paar weken later delen BenW al het volgende mee aan de gemeenteraad: “Als huurder voor het aangekochte huis Hoornschedijk 17 hebben zich enige personen aangemeld, van wie wij S. Nijdam Szn. te Hoornschedijk het meest geschikt achten. Dezerzijds is daarbij de voorwaarde gesteld, dat door hem gedurende het zomerseizoen op het door de gemeente in exploitatie te brengen kampeerterrein toezicht en omtrent de toelating van kampeerders en bezoekers controle moet worden uitgeoefend. Het ligt in de bedoeling aan den huurder toe te staan de verkoop van ijs en alcoholvrije dranken”.

Erg succesvol verloopt de exploitatie van het kampeerterrein overigens niet. De gemeente is er nu wel in geslaagd het kamperen te concentreren op één terrein, maar voor kamperen is toch wel wat meer nodig dan een kaal weiland, zoals bijvoorbeeld waterleiding en toiletten. Voorts gaat Sieze Nijdam zijn eigen gang. De schuur bij de woning gebruikt hij voor het stallen van vee. Tegen de zin van de gemeente maakt hij van de woning en bijbehorende schuren geleidelijk een volledige boerderij. Erg netjes is hij ook niet.

Een rapport van 26 juli 1951 van de agent van gemeentepolitie Eppe bij ’t Werk is illustratief voor de gehele situatie. “Naar aanleiding van een woensdag 25 juli 1951 ingekomen klacht aan het politiebureau alhier over de onhygiënische toestand van de regenbak staande achter de woning van de kampwachter S. Nijdam, heb ik een onderzoek ingesteld. Van gemeentewege wordt op geregelde tijden en wanneer dit nodig blijkt een tankwagen met drinkwater naar het kampeerterrein gereden ten behoeve van de kampeerders. Ook wordt zo af en toe de regenbak staande achter de woning van Nijdam met leidingwater gevuld. Mocht de tankwagen vroegtijdig leeg zijn, dan kunnen de kampeerders het water uit deze regenbak halen. Ik zag dat het bij de regenbak erg nat en smerig was, terwijl het rook naar een gierlucht. Mij bleek, dat achter in de muur van de woning een gat was aangebracht waaruit nattigheid vloeide. In deze zelfde hoek is in het huis van Nijdam de w.c. aangebracht. Vermoedelijk is de w.c. emmer lek of de kinderen van Nijdam doen hun behoefte over de emmer, waardoor het uit het gat in de muur naar buiten vloeit en vervolgens boven op de regenbak blijft staan, wat een onaangename lucht geeft. Verder loopt op enkele meters afstand van de regenbak een goot waarin het gier van de mesthoop wordt geloosd. Het geheel ziet er smerig en rommelig uit wat bij warm weer een onaangename lucht verspreidt en niet ten goede komt van de kampbewoners, die water uit deze regenbak halen. Ook in het huis van Nijdam is het verre van netjes. In de afdeling waar de kinderen van Nijdam slapen hangt een vieze lucht. Volgens mij is Nijdam niet de aangewezen persoon om als kampwachter op te treden”.

In de loop der jaren heeft het kampeerterrein zich ontwikkeld tot het terrein met zomerhuisjes ‘De Mannewiek’. De gemeente verkoopt dit terrein in 1985 aan het Meerschap Paterswolde. Twee jaar eerder heeft de gemeente Hoornsedijk 17 dan al verkocht aan de zoon van Sieze Nijdam, de bovengenoemde Margienus Henderikus Nijdam.

De foto is gemaakt door Jan Wakker.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 72.

Subcategorieën

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl