Tramverbinding Groningen – De Punt vv

Per 1 januari 1915 vindt een grenswijziging plaats tussen de gemeenten Groningen en Haren. De wet, waarbij deze grenswijziging wordt geregeld, bevat ook enige bepalingen over een door de gemeente Haren te ontvangen compensatie. In dat verband is vooral artikel 5 van de wet van belang. Dit artikel luidt: “Door de gemeente Groningen zal, indien en zoodra zij de daarvoor vereischte Rijksconcessie en vergunning tot gebruik maken van den Rijksweg zal hebben verkregen, eene electrische tramverbinding worden gelegd tusschen Groningen vanaf het tegenwoordige eindpunt van de gemeentetram tot aan het einde der keibestrating in het dorp Haren en daarna door haar worden geëxploiteerd. Daarnaast zal, voor zoover van de gemeente Groningen afhangt, aan de Tramwegmaatschappij Zuidlaren - Groningen de gelegenheid verblijven de gemeente Groningen al of niet op eenigszins andere wijze dan thans plaats heeft, langs den openbaren weg tot het bestaande eindpunt te bereiken”. Vooral de tweede zin van het artikel vormt een tamelijk onbegrijpelijke ratjetoe van woorden. En dat zal de jaren die volgen blijken!

Om het enigszins begrijpelijk te maken eerst maar even een korte historie. In 1890 start de Tramwegmaatschappij Zuidlaren – Groningen (TMZG) met de aanleg van een paardentram vanaf Zuidlaren naar Groningen. Op 10 augustus 1892 wordt deze nieuwe verbinding feestelijk in gebruik genomen. In Groningen eindigt de lijn bij het Boschuis tegenover het Sterrebos. Dit is sinds april 1884 weliswaar niet meer de grens tussen de gemeenten Groningen en Haren, die ligt inmiddels bij de Nattebrug, maar het is nog wel het einde van de Rijks(straat)weg, en de TMZG heeft een concessie om van die Rijksweg gebruik te maken en het vervoerbedrijf van de gemeente Groningen, de Gemeentetram Groningen (GTG) heeft die concessie niet. Bij de grenswijziging in 1915 wordt de Rijksweg vanaf het genoemde Boschhuis tot de Esserweg aan de gemeente Groningen overgedragen (en vernoemd tot Verlengde Hereweg). De GTG kan dus zonder problemen de tramlijn verlengen tot de Esserweg, maar de deal met Haren vereist een verdere verlenging. In aanvulling op wat in de wet is geregeld komen de gemeenten Haren en Groningen in 1920 zelfs nog overeen, dat de elektrische tram niet zal eindigen in Haren, maar bij het (inmiddels verdwenen) station aan de Oude Schoolweg in Glimmen. Haren moet daarvoor wel een forse jaarlijkse vergoeding aan de GTG betalen.

Intussen denkt het bestuur van de TMZG op rozen te zitten. Men meent zelfs, dat niet het GTG, maar de TMZG de aanleg moet verzorgen van de nieuwe elektrische tramverbinding en dat – in de wet staat “het bestaande eindpunt” - tot ver binnen de grenzen van de gemeente Groningen. Ook droomt de TMZG van een verdere uitbreiding van het lijnennet richting Veendam. De gemeente Haren is aandeelhouder van de TMZG en verzet zich op allerlei manieren tegen de plannen van deze maatschappij. Haren heeft er geen enkel vertrouwen in, dat de TMZG tot een goede exploitatie in staat is en stelt onomwonden, dat de TMZG “ten doode is opgeschreeven”. Maar zolang de TMZG niet toegeeft, verleent het Rijk geen concessie aan het GTG en heeft Haren geen tram. De gemeente Groningen ziet dat allemaal rustig aan en stelt tevreden vast, dat voorlopig de hand nog op de (compensatie)knip kan worden gehouden. Van Groningse kant wordt de TMZG dan ook geen enkele handreiking geboden.

Na een aantal jaren van veel overleg worden de verhoudingen er op zijn zacht gezegd niet frisser op. Harens burgemeester Mr. H. Boerema brengt zelfs naar voren, dat de betrokken ambtenaar op het ministerie van Waterstaat onder een hoedje speelt met een bestuurder van de TMZG, die een familielid van hem is. In het gemeentearchief van Haren bevindt zich het concept van een brief van Boerema aan de Minister van Waterstaat. Waarschijnlijk is de brief niet verzonden en dat is gelet op het taalgebruik begrijpelijk. Boerema moet duidelijk stoom afblazen over de president commissaris van de TMZG “een man die verandert als een blad aan de boom, die chicaneert en een tot stand gekomen overeenkomst weet te behandelen als scheurpapier”.

Uiteindelijk wordt de TMZG inderdaad geliquideerd. Al gaat ook dat weer op een bijzondere manier. Zo vindt op 24 november 1919 een vergadering plaats in hotel Willems te Groningen. Omdat er geen quorum is, kunnen geen beslissingen worden genomen. Uit antwoorden op vragen van de wel aanwezige Boerema blijkt, dat gebouwen die getaxeerd waren op ruim f.73.000,- verkocht zijn voor slechts f.38.000,-. Boerema is daar furieus over en raakt over deze zaak stevig in de clinch met zijn collega’s van Zuidlaren en Anloo, maar hij krijgt te weinig steun om een vuist te maken.

Ook voor Haren heeft de manier van liquidatie nog gevolgen. De TMZG had ten behoeve van de bouw van een transformatorstation de huidige percelen Rijksstraatweg 209 tm 213 gekocht van landbouwer Hemmo Hemmes. Boerema wil dat de TMZG deze percelen overdoet aan de GTG, maar het bestuur van de TMZG heeft de percelen al onderhands doorverkocht aan de kooplieden Everhard Botjes en Albertus Sebo van der Veen in Groningen. In een besloten raadsvergadering op 2 september 1919 geeft Boerema aan, dat deze beide heren al bij hem zijn geweest en hebben aangegeven op het perceel drie woningen te willen bouwen. Hij heeft hun echter meegedeeld dat dit niet zou worden toegestaan. Hij wil nog trachten het perceel in handen te krijgen door in ruil daarvoor een ander terrein aan te bieden. “Het wil hem echter voorkomen deze zaak niet geheel zuiver is”. Zijn zin krijgt Boerema overigens niet. Voor de GTG moet een ander terrein worden gezocht en de heren Botjes en Van der Veen bouwen gewoon de door hen gewenste woningen.

Dat andere terrein voor de GTG wordt iets zuidelijker aan de Rijksstraatweg gevonden. De gemeente Groningen koopt daar het perceel genaamd De Talenkamp en bouwt daar vervolgens een omvormingsstation en dienstwoning (zie de afbeelding). Nu staan op dit perceel aan de Rijksstraatweg het Total benzinepompstation en aan de Westerse Drift drie dubbele woningen (nrs. 42 tm 52) en daar tussenin het zorgcentrum Westerholm met de nieuw gebouwde vleugel aan de Beatrixlaan. Deze nieuwbouw wordt op 24 september a.s. officieel in gebruik genomen. Ik mag die gebeurtenis opluisteren met een ‘historische wandeling’ rond het zorgcentrum. Een aantal keren lopen we in ca 3 kwartier het rondje Irenelaan, Westerse Drift, Wilhelminalaan en Beatrixlaan. Een tocht vol historische verrassingen. Zie over de mogelijkheden tot deelname www.oldgo.nl.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 65.

Nieuwe buren

Soms ontkom je er niet aan om eenzelfde foto nogmaals te gebruiken. De bovenstaande foto gebruikte ik al twee keer eerder, namelijk in mijn columns 'Ruzie' en ‘De Kroon aan de Rijksstraatweg’, indertijd gepubliceerd in het Harener Weekblad en nog terug te lezen op www.oldgo.nl (gebruik de handige zoekfunctie in het menu). Mooie foto’s van de dorpskom van Haren van rond 1900 zijn nu eenmaal op de vingers van een hand te tellen. Hoewel de foto van latere datum is, wil ik hem deze keer gebruiken voor een verhaal dat zo’n 20 jaar eerder speelt.

De bewoners van de panden op de foto in 1880 zijn v.l.n.r.: caféhouder Marten van der Veen, schoenmaker Jan Kijl, bakker Hindrik van Dam (het pand De Kroon, bestaande uit het pandje met de baanderdeur en het hoge pand er naast), smid Hindrik Smit, arts Constant Pieter Willem Hubenet en emeritus predikant Jacobus Speckman. Geheel rechts op de foto zien we het in 1886 gebouwde gemeentehuis op de hoek van de Meerweg. In 1880 stonden hier nog twee woningen bewoond door respectievelijk veldwachter Uge Bos en de arbeider Hindrik Viening. In de dode hoek van het vooruitspringende pand De Kroon missen we dan nog een pand bewoond door de verver Johannes van Oosten en de arbeider Albert van Dijken met zijn moeder Geertien van der Veen. Nu is de Etos in dit pand gevestigd.

Waar het deze keer in het bijzonder om gaat is het kleine pandje, dat rechts van De Kroon gedeeltelijk zichtbaar is. Marten Tulp vestigt hier in 1827 een smederij. Dit bedrijf wordt na zijn overlijden in 1850 voortgezet door zijn tweede vrouw Bouchien Kramer, die in 1852 hertrouwt met Gerrit Zweers. Als Gerrit Zweers ca 1875 ziekelijk wordt, komt Siert van der Woude met zijn vrouw bij Bouchien en Gerrit inwonen. Hun oudste kinderen worden hier geboren. Gerrit Zweers overlijdt in 1878. Siert van der Woude kiest er in 1879 voor een eigen zaak te beginnen aan de Kerkstraat (zie mijn column ‘Kerkstraat 1908’). Bouchien Kramer verkoopt het pand daarop aan Hindrik Smit. Ik noemde hem boven al als bewoner van het pand in 1880. Lang houdt Smit het hier echter niet vol. Hij vertrekt in het voorjaar van 1881 naar Hoogezand en verkoopt het pand aan de Rijksstraatweg aan Hindrik van den Berg.

Dat betekent voor de naastgelegen bewoners, dat ze nieuwe (over)buren krijgen. En dat hebben ze geweten. Hindrik van den Berg is in Haren geboren op 8 januari 1827 in het pand geheel links op de foto. Hij trouwt in 1853 met de te Onnen geboren Hillechien van der Es. Hindrik is lange tijd arbeider en woont op een groot aantal verschillende adressen in Haren en Onnen. Voor zijn komst naar het pand aan de Rijksstraatweg is hij enige tijd havenmeester van het haventje aan de Westerse Drift en woont hij met zijn gezin in de bij het haventje staande dienstwoning. Dat gezin bestaat in 1880 behalve uit zijn vrouw uit acht kinderen, waarvan de zonen Jakob, Pieter en Klaas een ‘bijzondere’ vermelding verdienen. Over Pieter schrijft burgemeester Jorissen op 18 juni 1878 aan de officier van justitie te Groningen: “ik kan berigten, dat P. van den Berg staat bekend als een onbedachtzaam jongmensch, die gaarne veelvuldig sterke drank gebruikt en daartoe geene gelegenheid overslaat. Hij is zeer lastig in gezelschap, wanneer hij wat ruim drank gebruikt heeft en dan onverschillig ruw en niets ontziend om ruzie te maken. In gewone omstandigheden is hij overigens een goed arbeider en geen slecht of boosaardig mensch te noemen”. Die laatste toevoeging is typerend voor Jorissen. Hij zal zelden iemand tot de grond toe afbranden. Overigens zijn Jakob en Klaas niet veel anders dan hun broer Pieter.

Aan de Rijksstraatweg gaat het al snel helemaal mis met de familie Van den Berg. De omwonenden worden er gek van. Een aantal van hen, waaronder Hindrik van Dam en Albert van Dijken durven daar openlijk over te klagen. Zij schrijven in september 1881 aan het gemeentebestuur: “dat er zeer zelden een dag voorbij gaat, dat in dat huisgezin tusschen ouders en kinderen en kinderen onderling geen oneenigheid en vechtpartijen plaats hebben. Niet alleen bij dag, maar veelal bij nacht, als wanneer de zoons dronken te huis komen, moet de vader veelal het huis ontvlugten, om zich aan de mishandelingen van zijne zoons te onttrekken. Waardoor alsdan soms groote ruzie en rumoer ontstaat, waardoor wij vaak ter middernacht in onzer nachtrust worden gestoord. Hetwelk niet altijd door de politie kan worden opgemerkt en verhinderd worden. Dinsdag den 6 september jl. ging het er weer erg op los, daar toen hun neef, zekeren Berend van der Es van Onnen zich bij hen had aangesloten, en toen tezamen weer zulk een rumoer bij de straat maakten, dat enkelen van het bed zijn gekomen en alzoo de geheele buurt te zamen liep. De veldwachter Bos, hierbij tegenwoordig, heeft herhaalde keren beproefd hen tot rust te brengen, doch in plaats hiervan, moest hij in zijne positie erge beleedigingen van hen verduren”. Veldwachter Bos heeft de brief ook nog ter tekening aangeboden aan de buren Speckman en Hubenet. Deze verklaarden geheel met de brief in te stemmen, “doch bezwaar maakten hetzelve te onderteekenen, om reden zij bevreesd waren voor de gevolgen hiervan, daar zij (de Van den Bergs) dit later zouden wreken, zoodat laatst genoemde heer mij verklaarde reeds den agent van de brandwaarborgmaatschappij er over gesproken te hebben om verhooging van zijne verzekerde goederen, alleen uit vrees voor de handelingen van zijne buurlui, de Van den Bergs”.

Hindrik van den Berg overlijdt in 1883. Wellicht heeft dat wat rust gebracht in het gezin. Geleidelijk vliegen ook wat kinderen uit. Zo niet de zonen Jakob en Pieter. Zij blijven bij hun moeder wonen. De kost verdienen kunnen ze echter niet of nauwelijks. In de notulen van de vergadering van Burgemeester en Wethouders van 28 januari 1901 lezen we: “Omtrent het verleenen van onderstand aan vrouw Van den Berg en haar beide zoons wordt besloten in overleg te treden met de diaconie of die zoo nodig bij vertrek van vrouw Van den Berg de beide zoons in het werkhuis wil opnemen”. Overigens komt het niet tot een opname in het werkhuis. Jakob overlijdt in 1903 en zijn moeder in 1907. Het pand wordt dan verkocht aan Siert van der Woude, die breekt het oude pand af en bouwt daarvoor in de plaats een woonhuis. In 1915 keert Siert van de Woude weer terug naar de Kerkstraat en wordt Reinder Homan de nieuwe eigenaar. Hij verbouwt de woning tot winkel en plaatst daar in 1925 een verdieping bovenop. Zo ontstaat het pand, zoals we dat nu nog kennen.

Klaas van den Berg komt nog voor in de collegenotulen van 19 februari 1906: “Afwijzend wordt beschikt op het verzoek van Klaas van den Berg om melk en eieren vanwege de gemeente te mogen ontvangen voor zijn kind, en wel op grond van de slechte levenswijze van de ouders van het kind”, en Pieter in de notulen van de besloten raadsvergadering van 24 maart 1909. Raadslid Wisselink stelt dan voor, dat “Pieter van den Berg, die thans geheel door de gemeente wordt ondersteund, hiervoor wordt belast met schoonhouden van verschillende straten”. De voorzitter antwoordt hem, dat deze mededeeling in ernstige overweging zal worden genomen. Pieter overlijdt in 1923 in Haren, de rest van de familie woont dan inmiddels in Groningen.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 64.

De Joodse familie Van Blankenstein

In mijn column ‘Joodse onderduikers’ (te lezen via www.oldgo.nl/publicaties/column-harener-historie) heb ik aangegeven, dat ik van zes Joodse inwoners van Haren nog niet wist hoe zij de oorlog hadden overleefd. Bij nader inzien is het juiste getal zeven, want ik was Erna de Jonge, huishoudster bij mevrouw Alida Kielman-Pik op het adres Middelhorsterweg 6 (toen nog genummerd Stationsweg 44) vergeten. Van deze zeven personen behoorden er vijf tot de familie Van Blankenstein.

Elias Philipstein nam omstreeks 1900 een lak- en verffabriek over van Roelf Kranenburg. Ik schreef over de vestiging van de lakstokerij in Glimmen van dit bedrijf in de column ‘Verf en limonade uit Glimmen’ (terug te lezen via dezelfde link). De Jood Elias Philipstein was afkomstig uit Emden. Voor de overname was hij al een groot aantal jaren vertegenwoordiger van Kranenburg in Duitsland geweest. De hoofdvestiging van het bedrijf was aan de Steentilstraat 27 te Groningen. Elias werd na zijn overlijden in 1917 opgevolgd door zijn schoonzoon Bernard Herman van Blankenstein. Nadat in 1935 een medevennoot was overleden kwam het bedrijf volledig in Joodse handen. Gelet op alles wat nog komen zou een relevant gegeven.

In 1930 verhuisde de familie Van Blankenstein van de woning boven het bedrijf aan de Steentilstraat naar de woning Botanicuslaan 1 in Haren en in 1939 volgde een verhuizing naar (huidig adres) Westerse Drift 94. Aan de huizen af te meten zou je zeggen: een familie in goeden doen. Het is echter de schijn, die ons hier behoorlijk bedriegt. Om te beginnen waren de huizen geen eigendom, maar werden ze gehuurd. Voorts was het bedrijf in de crisisjaren eigenlijk volledig ter ziele gegaan. Slechts door hulp van zijn zwager Salomon Sanders in Den Haag, die al het onroerend goed van het bedrijf kocht, kon Van Blankenstein het hoofd nog een klein beetje boven water houden.

In Groningen behoorde de familie Van Blankenstein tot de kring van zionistisch georiënteerde, maar beslist niet streng religieuze, Joodse fabrikanten. Buiten die kring had de familie slechts beperkte contacten. Wel was Bernard van Blankenstein in de dertiger jaren lid van een gymnastiekclubje genaamd ‘anti-buik’. Het is illustratief enige leden van dit clubje te vermelden: tandarts Hut (die later zou helpen bij een onderduikadres), S.W. Molenaar (na de oorlog korpschef van de gemeentepolitie), psychiater Dr. A.A. Weinberg (Jood en overtuigd zionist) en Pieter Roelfsema (steenfabrikant, als lid van het verzet in 1944 omgekomen in het Scholtenshuis en begraven op de Eshof in Haren).

De familie Van Blankenstein was bang voor de Duitsers. Liefst waren ze al voor de oorlog vertrokken naar Amerika, maar daar was geen geld voor. Direct na de Duitse inval in mei 1940 reisde de familie met een geleende auto van kennis Kahrel (van de theefabriek) naar Lemmer om vandaar per boot over te steken naar Amsterdam. Achter de waterlinie dachten ze veilig te zijn. Maar dat bleek al snel een misvatting. De familie keerde terug naar Haren. Gerrit Dalenoord, later in de oorlog de leider van het verzet in Haren, was eigenaar van de dubbele woning Westerse Drift 94/96. Zelf woonde hij op nummer 96. Op zolder maakte hij een deur tussen de beide huizen om de Van Blankensteins een vluchtroute te bieden. Van de drie kinderen Van Blankenstein woonde dochter Hannie aan het begin van de oorlog al niet meer in Haren. Zij was verpleegster, eerst in Groningen en later in Amsterdam en Haarlem. Zoon Tobias en dochter Theodora woonden nog wel thuis. Zij trouwden beide in juli 1942 in Haren. Net op de valreep. Tobias op 1 juli 1942 met Estella Serphos en Theodora op 28 juli 1942 met Albert Gosschalk. Tobias trouwde kerkelijk in de jeugdsjoel in de Kleine Folkingestraat in Groningen. Het laatste huwelijk dat opperrabbijn Dasberg zou voltrekken.

Aanvankelijk dacht ik, dat Estella Serphos nog korte tijd bij Tobias aan de Westerse Drift had gewoond. Waarschijnlijk is dat echter niet het geval en zijn Tobias en Estella direct na hun huwelijk vertrokken naar een onderduikadres. Estella werd daarbij geholpen door Wiemer Emmelkamp, die verbonden was aan de verzetsgroep ‘De Groot’. Later verbleven Tobias en Estella samen op adressen in Amsterdam en Utrecht. Een bewijs van dit gezamenlijk verblijf is de geboorte van dochter Henriëtte op 2 juni 1945 in de kraamkliniek ‘Huize Ooievaar’ te Utrecht (werd Dolle Dinsdag wat al te uitbundig gevierd?). Bij hun onderduik kregen Tobias en Estella hulp van zuster Hannie, die er (hoe weet ik nog niet) in slaagde om bovengronds te blijven. Onderduiken was een dure aangelegenheid. Daarom was ook de hulp van een zeer bemiddelde broer van Estella’s moeder, Louis Jacques Bosman, vanuit de USA van groot belang. Theodora van Blankenstein en haar man Alberts Gosschalk doken onder in Epe. Zij wisten lang uit handen van de Duitsers te blijven. Toch ging het aan het einde van de oorlog nog mis. Zij kwamen in kamp Westerbork terecht, maar wisten dit kamp bij de bevrijding levend te verlaten. Zoals gemeld werd vader Bernard van Blankenstein bij het onderduiken geholpen door tandarts Hut. Hij kwam terecht op een boerderij in Bornerbroek. Moeder Frieda Philipstein kwam in eerste instantie wel in kamp Westerbork terecht, maar zij wist van daaruit opgenomen te worden in het ziekenhuis in Groningen. Met behulp van de verpleegster Jantje Leistra kon ze vervolgens als ‘patiënt’ onderduiken in de kliniek Dennenoord te Zuidlaren.

Na de oorlog kwam de gehele familie weer samen in Haren. Niet meer aan de Westerse Drift, maar aan de Jachtlaan 16 (toen Onnerweg 6A). Deze woning was eigendom van de NSB’er Jan Pieter Blaauw. Nu was het echter zijn beurt om tijdelijk elders te verblijven. Er zal blijdschap zijn geweest om de geboorte van Henriëtte, maar ook veel verdriet om familieleden (vooral van de kant van Estella Serphos) die niet terugkwamen uit Duitsland. Voorts was de gehele fabriek door de bezetter leeggeplunderd en tenslotte ook nog verkocht. Vader Bernard van Blankenstein moest weer helemaal opnieuw beginnen. Dat werd hem te veel. Op 24 december 1945 stierf hij op straat aan een hartinfarct. Zoon Tobias was van plan geweest naar Palestina te vertrekken, maar moest nu in Groningen blijven. Veel medewerking ondervond hij niet bij de wederopbouw van het bedrijf. Gelukkig was er ook nu weer hulp vanuit de USA van oom Louis Bosman en vanuit Den Haag van Salomon Sanders. Frustrerend was het voor Tobias en Estella, dat zij niet de beschikking kregen over het ouderlijk huis van Estella aan de Kamplaan in Groningen. De rol van de toenmalige gemeente Groningen daarbij staat nu anno 2022 weer ter discussie en heeft al geleid tot enige publicaties in het Dagblad van het Noorden.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 63.

De slapende dienstbode

Bovenstaande foto is gemaakt door het persfotobureau D. van der Veen voor het Harener Weekblad. Vier meisjes plukken onbekommerd bloemen op de dijk langs de Meerweg in Haren. Net zo onbekommerd liep hier 150 jaar eerder de 17-jarige dienstbode Mechelina Kluivingh. Zij kwam in de zeer vroege ochtend van 8 augustus 1858 terug van een bruiloft in Paterswolde en was op weg naar het huis van haar baas Sietze Nijdam aan de Hoornsedijk. Dat ze zich zo onbekommerd voelde, zal wellicht mede het gevolg zijn geweest van het gebruik van enige alcoholica. Ze kon de verleiding niet weerstaan zich even op de dijk te ruste te leggen. Begrijpelijk, maar niet slim, want toen ze weer wakker werd, was ze een zilveren oorijzer met gouden stiften kwijt.

Wie zou dat gedaan kunnen hebben? Onder leiding van burgemeester Lodewijk Theodorus Jorissen wordt direct een onderzoek gestart. Het blijkt dat dezelfde vroege ochtend vier stadsvogelvangers de dijk gepasseerd zijn op weg naar Paterswolde. Twee van hen zijn echter onderweg al naar de stad terug gekeerd. Zouden zij de handigheid van het wegnemen van het oorijzer bedreven hebben? De burgemeester meldt zijn verdenking in ieder geval aan de officier van justitie in Groningen, want zo schrijft hij “het ware mogelijk, dat eene spoedige opspooring der vogelvangers en bij de gewone winkeliers in zilverwerken of bank van lening in dezen eenig resultaat teweeg konde brengen”. Of het oorijzer inderdaad teruggevonden is en de daders gearresteerd, is mij nog niet duidelijk.

Ik heb in oude kranten (via www.delpher.nl) gezocht naar de diefstal van een oorijzer in 1858, maar met betrekking tot Mechelina Kluivingh niets gevonden. Wel werd me duidelijk, dat het over straat gaan met gouden oorijzers in de nachtelijke uren niet zonder risico’s was. Enige dagen na het voorval met Mechelina wordt een dochter van de weduwe Ten Hoor in Haule overvallen en van haar oorijzer beroofd. Daarbij raakt zij zodanig gewond, dat ze nog de volgende dag overlijdt. Mechelina mag dus nog van geluk spreken, dat de dieven haar zo voorzichtig hebben benaderd.

Het is altijd een uitdaging om wat meer te weten te komen over de hoofdrolspelers bij een voorval. Allereerst uiteraard Mechelina zelf. Zij is geboren op 30 maart 1841 te Paterswolde. Daar is ze ook overleden op 2 augustus 1867, 26 jaar oud, ongehuwd. Dat is qua gegevens wat magertjes. Ze was als dienstbode werkzaam bij Sietze Nijdam. Van hem weten we wat meer. Hij woonde aan de Hoornsedijk 22. Hier had hij in 1849 een geheel nieuwe boerderij laten bouwen “om de bouwvalligheid van de tegenwoordige”. Honderd jaar later werd nogmaals een nieuwe boerderij op deze locatie gebouwd. Helaas staat ook deze boerderij, die laatstelijk bewoond werd door de familie Blom, er niet meer. De boerderij is omstreeks 1970 afgebroken ten behoeve van de verbreding van het Noord-Willemskanaal. In de laatste uitgave van ‘Harens Old Goud’, het blad van de Harense historische kring Old Go, heb ik onder andere over deze woning een artikel geschreven onder de titel ‘De verdwenen woningen aan de Hoornsedijk’. Sietze Nijdam overleed in 1875. Hij was toen 70 jaar oud. Na zijn overlijden werd de boerderij door zijn drie zonen verkocht.

Volgens het verslag van de burgemeester kwam Mechelina in de bewuste nacht terug van een bruiloft bij Evert Hendriks in Paterswolde. Het is niet moeilijk na te gaan, dat het daarbij om de bruiloft ging van Roelinus Brink en Albertien Hendriks, de dochter van Evert Hindriks. Met deze vermelding vallen ineens een groot aantal puzzelstukjes op hun plaats. Om te beginnen is ‘bij Evert Hendriks’ maar betrekkelijk, hij is in 1851 al overleden. De bruiloft zal dus hebben plaats gevonden bij zijn weduwe Aaltien Hindriks Stel, herbergierster en logementhoudster te Paterswolde. Voorts is Albertien Hendriks het jongere zusje van Jopkien Hendriks en deze Jopkien is de stiefmoeder van Mechelina. Zij is dus op de bruiloft geweest bij haar stieftante, die qua leeftijd meer een stiefzusje was.

En dan de bruidegom, Roelinus Brink, die brengt ons direct weer terug in het Harense. Naar Onnen om precies te zijn. Roelinus is daar geboren in een woning aan de Tijborgsteeg (na samenvoeging met een andere woning nu Tijborgsteeg 9 te Onnen). Na zijn huwelijk woont Roelinus eerst vijf jaar in Paterswolde, waarschijnlijk bij zijn schoonmoeder. Daarna keert hij weer terug naar Onnen. Hij is timmerman en krijgt in 1872 de opdracht van de gemeente om het oude schooltje aan de Koelandsdrift (nu de woning Koelandsdrift 10 te Onnen) te verbouwen tot dienstwoning voor de rijksveldwachter. Een vetpot zal het in Onnen niet geweest zijn voor Roelinus en Albertien. Wellicht komen er berichten uit Amerika, dat er daar veel meer mogelijkheden liggen. Oom Hindrik Abels Brink is al in 1848 naar de USA geëmigreerd. Er is daar ook een geestelijk klimaat, dat de Christelijk Afgescheidenen wel aanspreekt. Iets na 1880 besluiten veel leden van de familie Brink (en aanverwante families als Schut, Grashuis en Kamphuis) de grote stap te wagen. Roelinus en Albertien vertrekken in 1884 met vijf kinderen. Oudste dochter Aaltje is in 1879 getrouwd met de timmerman, aannemer en later ook caféhouder Engbert Horst en blijft in Haren achter. Dochter Janna reist in 1885 haar ouders achterna.

Lang heeft het verblijf van Roelinus Brink in de USA niet geduurd. Op 29 juni 1891 verschijnt in het Nederlandstalige wekelijkse blad De Grondwet in Holland, Michigan, de volgende annonce: “Op den 16den juni jl. is onverwachts na een ongesteldheid van slechts één week overleden mijn echtgenoot Roelof Brink, in den ouderdom van ruim 56 jaren. Mij nalatende acht kinderen, waarvan vier gehuwd en vier ongehuwd en waarvan een gehuwde dochter zich nog in Nederland bevindt. Mede namens de kinderen, de bedroefde weduwe Alberdina Brink, geb. Hendriks”. Alberdina zal Roelinus 20 jaar overleven. Zij overlijdt in 1911 en zo eindigt dit verhaal dat begon met een slapende dienstbode aan de dijk langs de Meerweg in Haren in het verre Amerika.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 62.

Subcategorieën

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl